Regeling vervallen per 30-04-2021

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting aanleg deelgebied Deurne Zuid van fase 2 riolering buitengebied gemeente Deurne

Geldend van 17-05-2007 t/m 29-04-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting aanleg deelgebied Deurne Zuid van fase 2 riolering buitengebied gemeente Deurne

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 27 april 2007, nr. 32;

gehoord de commissie Bestuur en Veiligheid d.d. 12 april 2007;

gelet op het bepaalde in artikel 222 van de Gemeentewet en het “Aangevuld Bekostigingsbesluit ‘Aanleg deelgebied Deurne Zuid van fase 2 riolering buitengebied gemeente Deurne’ 2005”, vastgesteld bij raadsbesluit van 1 maart 2005, nr. 16d;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende Verordening op de heffing en invordering van baatbelasting aanleg deelgebied Deurne Zuid van fase 2 riolering buitengebied gemeente Deurne.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een ongebouwd eigendom, indien hierop een bouwbestemming rust opgrond van het vigerende bestemmingsplan;

  • 3.

    een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijke geheel te worden gebruikt;

  • 4.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 of 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “Baatbelasting aanleg deelgebied Deurne Zuid van fase 2 riolering buitengebied gemeente Deurne” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven van de onroerende zaken gelegen in de gemeente Deurne binnen de grijze arcering op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2006 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen, die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten met uitzondering van de perceel- aansluitleidingen: a. de aanleg van een openbare riolering (drukriolerings- en vrijvervalleidingen); b. aanleg van duikers en mantelbuizen; c. aanleg van kabels en leidingen; d. aanleg pompputten en inspectieputten. e. ontgraving en aanvulling van sleuven. f. aanleggen /aanpassen / herstellen van bermen en bestrating in verband met de uitvoering van de onder a t/m e genoemde werken.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene, die van een onroerende zaak, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting ter zake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1. De maatstaf van heffing is een vast bedrag per onroerende zaak.

  • 2. Indien in de periode gelegen tussen het tijdstip van gebaat zijn, genoemd in artikel 2, eerste lid, en de datum van ingang van heffing, genoemd in artikel 11, tweede lid, de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een in artikel 2, eerste lid, bedoelde onroerende zaak overgaat op een andere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, in afwijking van het eerste lid, het belastingbedrag voor op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken vastgesteld op de uitkomst van de formule: (A/B) x C waarin: A = de volle oppervlakte van het maximaal bebouwbare gedeelte van de op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaak; B = de volle oppervlakte van het maximaal bebouwbare gedeelte van de op het tijdstip van gebaat zijn bestaande onroerende zaak; C = het belastingbedrag zoals dit ingevolge het eerste lid zou zijn voor de op het tijdstip van gebaat zijn bestaande onroerende zaak indien geen gedeeltelijke overdracht had plaatsgevonden.

Artikel 5 Tarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak € 1.800,--.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende tien jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde bedrag, berekend op basis van een periode van tien jaren en een rentevoet van 4 % per jaar.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan door de belastingplichtige elk jaar worden afgekocht. Hiertoe dient een schriftelijk verzoek te worden ingediend bij de in lid 1 vermelde ambtenaar, voorafgaande aan het eerste belastingjaar van de periode waarop de afkoop betrekking heeft. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 4 % per jaar.

  • 5. a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak, als bedoeld in het eerste lid, eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de nog niet aangevangen belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    b. In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt de belastingschuld van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak voor de nog niet aangevangen belastingjaren over de na de overdracht bestaande onroerende zaken verdeeld op basis van de volgende formule: (A/B) x C waarin: A = de maatstaf van heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 voor de na de overdracht bestaande onroerende zaak; B = de maatstaf van heffing, vastgesteld overeenkomstig artikel 4 voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak; C = de resterende belastingschuld voor de op het moment van de overdracht nog niet aangevangen belastingjaren, zoals deze gold voor de voor de overdracht bestaande onroerende zaak.

Artikel 7 Wijze van belastingheffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen. De eerste vervalt op de laatste dag van de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande artikelleden gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 juli 2007.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening baatbelasting aanleg deelgebied Deurne Zuid van fase 2 riolering buitengebied gemeente Deurne”.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 8 mei 2007.