Parkeerverordening 2009

Geldend van 01-02-2010 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening 2009

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 april 2009, nr. 29;

gehoord de commissie Verkeer & Dienstverlening d.d. 2 juni 2009;

gelet op het bepaalde in de artikelen 149 en 225 van de Gemeentewet en in artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT

vast te stellen de navolgende

Parkeerverordening 2009

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeermeters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan

  • f.

    centrale computer: computer van het bedrijf c.q. de bedrijven waarmee de gemeente Deurne een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon en/of internet;

  • g.

    Deurnepas: identificatiemiddel waarmee via internet kan worden ingelogd op een centrale computer voor het aan- of melden van een parkeerbeweging.

  • h.

    Parkeerapparatuur- plaats: een parkeerplaats behorend bij parkeerapparatuur;

  • i.

    belanghebbendenparkeerplaats: een parkeerplaats die is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • j.

    parkeervergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op een daartoe aangewezen parkeerapparatuur- plaats en/of belanghebbendenparkeerplaats

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend.

  • l.

    gehandicaptenparkeerplaats: een parkeerplaats voorzien van het bord E6 RVV 1990, al dan niet voorzien van een onderbord

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2 Regulering parkeren

Regulering van het gebruik van parkeerplaatsen geschiedt op basis van of krachtens deze verordening door middel van:

  • a.

    Het in werking stellen van parkeerapparatuur;

  • b.

    Parkeervergunningen zoals bedoeld in art. 2, onderdeel b, van de vigerende verordening parkeerbelastingen;

Artikel 3 Parkeervergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkende aanvraag een parkeervergunning verlenen voor het parkeren op parkeerapparatuur plaatsen en of belanghebbendenparkeerplaatsen.

  • 2. Een parkeervergunning kan worden verleend aan de eigenaar of houder van een motorvoertuig of gemotoriseerd voertuig op drie of meer wielen dat is voorzien van een kenteken.

  • 3. Aan het parkeervergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop het vergunning van kracht is.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen aan een parkeervergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Artikel 4 Nadere regels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden van dit artikel, regels geven voor het aanvragen en verlenen van een parkeer- of belanghebbendenvergunning.

Artikel 5 Geldigheid en uiterlijk van de vergunning

  • 1. Een parkeervergunning wordt voor ten hoogste 1 jaar verleend.

  • 2. Een parkeervergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor deze geldt;

    • b.

      het gebied of de parkeerlocatie waarvoor deze geldt;

    • c.

      de naam van de vergunning- of vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor deze is verleend.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 6 Verbodsbepalingen parkeerapparatuur- plaatsen

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuur- plaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 7 Verbodsbepalingen belanghebbendenparkeerplaatsen

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 8 Strafmaat

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 9 Opsporing

Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in het artikel 141 Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.

Artikel 10 Titel

Deze verordening kan worden aangehaald als: 'Parkeerverordening 2009'.

Artikel 11 Inwerkingtreding en overgangsbepalingen

  • 1.

    Met ingang van 1 februari 2010 vervalt de ‘ Parkeerverordening 2008’ zoals deze is vastgesteld in de openbare vergadering van 13 mei 2008, met dien verstande dat deze van toepassing blijft voor de tijdvakken waarin deze geldig was.

  • 2.

    Deze verordening treedt na bekendmaking in werking op 1 februari 2010.

  • 3.

    Vergunningen welke zijn verleend krachtens de Parkeerverordening 2008 worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 7 juli 2009

De griffier, R.J.C.M. Rutten

De voorzitter, J.G.M. Daandels

Toelichting parkeerverordening 2009