Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deventer houdende regels omtrent de heffing en invordering parkeerbelastingen (Parkeerbelastingverordening 2020)

Geldend van 23-11-2019 t/m 31-12-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deventer houdende regels omtrent de heffing en invordering parkeerbelastingen (Parkeerbelastingverordening 2020)

De raad van de gemeente Deventer,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 september 2019, nummer 2019-1500.

gelet op artikel 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening 2020

BESLUIT

Vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2020 (Verordening Parkeer-belastingen 2020)

Artikel 1 Definities en begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    • 1.

      is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, of

    • 2.

      is gelegen binnen een zone, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV, met het opschrift “zone”, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • b.

    centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Deventer een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van diensten op het gebied van belanghebbendenparkeren en betaald parkeren met gebruik van een (mobiele) telefoon / internet;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • d.

    dagtarief/dagkaart: een tijdvak van 24 achtereenvolgende uren;

  • e.

    houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven;

  • f.

    invorderingswet: de Invorderingswet 1990;

  • g.

    jaar: het tijdvak van 1 januari 00.00 uur tot 31 december 24.00 uur;

  • h.

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990;

  • i.

    natuurlijk persoon: een mens van vlees en bloed, dit in tegenstelling tot een rechtspersoon;

  • j.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbare verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet als gevolg van een wettelijk voorschrift is verboden;

  • k.

    parkeerapparatuur: parkeerautomaten, parkeermeters, centrale computer en wat gewoonlijk naar maatschappelijke opvattingen overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • l.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

  • m.

    parkeervergunning: een door het college verleende parkeervergunning, krachtens welke het is toegestaan een voertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerautomaat- en/of belanghebbendenplaatsen;

  • n.

    parkeervergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;

  • a.

    rechtspersoon(bedrijf): een juridische constructie die met een bepaald doel in het leven is geroepen, welke is ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel of beschikt over een BTW-nummer van de belastingdienst;

  • o.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens van 26 juli 1990 (Stb. 1990, 459; 1996/557);

  • p.

    tariefzone: een gebied zoals aangegeven in het vigerende Aanwijsbesluit parkeerapparatuurplaatsen en de daarbij behorende bijlagen

  • q.

    wegenverkeerswet: de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475, 1999, 30);

  • r.

    zone: een gebied waar met de verleende parkeervergunning op een parkeerapparatuurplaats en/of belanghebbendenplaats mag worden geparkeerd zoals aangegeven in het vigerende Aanwijsbesluiten en de daarbij behorende bijlagen;

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “parkeerbelastingen” worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    Een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    Een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende parkeervergunning voor het parkeren van een voertuig op de in die parkeervergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      Degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      Zolang geen voldoening van de belasting genoemd artikel 2, onderdeel a, heeft plaats-gevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:

      • I.

        Als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingegevolge deze overeenkomst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;

      • II.

        Als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de parkeervergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

  • 2. In afwijking van artikel 4, onderdeel 1 is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren als wordt geheven door middel van het registreren bij de centrale computer.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de parkeervergunning wordt verleend.

Artikel 5 Tarief, tijdvak en maatstaf van heffing

Het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling

  • 1. De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren, door middel van contante betaling of gebruik van de pinbetaling. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting, indien het inwerking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het aanmelden (via telefoon, sms of internet) bij de centrale computer, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaatsgevonden.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip dat de parkeervergunning wordt verleend.

  • 4. Indien een parkeervergunning in de loop van het jaar wordt ingetrokken, wordt naar evenredigheid restitutie van de belasting verleend berekend naar rato van de verschuldigde belasting voor een heel jaar, op basis van het aantal kalenderdagen tot het einde van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 5. In het geval een parkeervergunning in de loop van een kalenderjaar wordt aangevraagd wordt het parkeergeld berekend naar rato van het verschuldigde parkeergeld voor een heel jaar, op basis van het aantal kalenderdagen tot het einde van het desbetreffende kalenderjaar.

  • 6. Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald.

Artikel 7 Vrijstelling van het betalen van parkeerbelastingen

  • 1. Vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2a van deze verordening zijn:

    • a.

      gehandicapten, voor zover deze beschikken over een:

      • geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart,

      • geldige buitenlandse gehandicaptenparkeerkaart

    • b.

      als zodanig herkenbare politievoertuigen;

    • c.

      als zodanig herkenbare voertuigen van parkeerbeheer en van team Toezicht & handhaving van de gemeente Deventer;

    • d.

      als zodanig herkenbare brandweervoertuigen;

    • e.

      als zodanig herkenbare ambulances;

    • f.

      als zodanig herkenbare dierenambulances.

  • 2. De in het eerste lid genoemde categorieën gebruikers onder b, c, d, e en f zijn bovendien vrijgesteld van het betalen van parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2b van deze verordening:

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van belasting, bedoeld in artikel 2, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar bekend te maken besluit.

Artikel 9 Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 64,50.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11 Overgangsbepalingen

  • 1. De Parkeerbelastingverordening 2019, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang op de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als “Parkeerbelastingverordening 2020”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 november 2019.

De raad voornoemd,

de griffier,

A. Kerver

de voorzitter,

R.C. König

Bijlage 1

Tarieventabel  bij Parkeerbelastingverordening 2020 parkeervergunningen

Bewonersvergunning:

Tarief

Bijzonderheden

Parkeervergunning Zone Binnenstad

€ 282

Parkeervergunning Zone Schilwijken

€ 138

1e Parkeervergunning Zone Buiten Centrum

€ 75

2e Parkeervergunning Zone Buiten Centrum

€ 172

Bedrijvenvergunning:

Parkeervergunning Zone Binnenstad (beperkt)

€ 605

ma t/m vr tussen 7.00 en 19.00 uur

Parkeervergunning Zone Binnenstad (uitgebreid)

€ 779

Parkeervergunning Zone Schilwijken

€ 144

Parkeervergunning Zone Buiten Centrum

€ 137

Parkeervergunning Algemeen (beperkt)

€ 1123

ma t/m vr tussen 7.00 en 19.00 uur

Parkeervergunning Algemeen (uitgebreid)

€ 1441

Bezoekersvergunning:

Bezoekersvergunning Zone Binnenstad Bewoners

€ 76

max. 35 uur/mnd geldig

Bezoekersvergunning Zone Binnenstad Bedrijven

€ 102

max. 35 uur/mnd geldig

Bezoekersvergunning Zone Schilwijken

€ 40

max. 35 uur/mnd geldig

Bezoekersvergunning Zone Buiten Centrum

€ 38

max. 35 uur/mnd geldig

Dagvergunning:

Beperkte dagvergunning

€ 2,73

per uur

Tarieventabel straatparkeren 2020

afbeelding binnen de regeling

Behoort bij raadsbesluit van 13 november 2019.

De griffier,

A. Kerver

Bijlage 2: behorende bij Verordening Parkeerbelastingen 2020

Kosten naheffingsaanslag betaald parkeren (artikel 2 Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen)

2020

Perceptiekosten

- Kapitaallasten handhavingapparatuur

€ -

- Onderhoud parkeon

€ 25.200

€ 25.200

Personeelskosten

- Kosten toezicht, excl.overhead en overwerk

€ 536.327

- Algemene overhead

€ 134.082

- Overwerk

€ 44.694

- Belastingen (opleggen aanslagen, inning)

€ 41.836

subtotaal

€ 756.939

TOTAAL KOSTEN

€ 782.139

Aantal naheffingaanslagen

11.000

Kosten per naheffing

€ 71.10

Vastgesteld tarief

€ 64,50

Behoort bij raadsbesluit van 13 november 2019.

De griffier,

A. Kerver