Regeling vervallen per 01-01-2015

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ

Geldend van 22-06-2013 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ

Het algemeen bestuur van de Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân;

gelet op de artikelen 7 en 8 en 10 lid 2 van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers;

besluit vast te stellen de

Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      WWB: Wet werk en bijstand;

    • b.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      doelgroep: de personen zoals bedoeld in artikel 7, lid 1 onderdeel a. van de WWB alsmede de personen zoals bedoeld in artikel 34, lid 1 onderdeel a van de IOAW en IOAZ;

    • e.

      nugger: niet uitkeringsgerechtigde, als bedoeld in artikel 6 onderdeel a van de WWB;

    • f.

      het traject: de met de belanghebbende gemaakte en vastgelegde afspraken over het te bereiken doel en de planmatige inzet van één of meer voorzieningen;

    • g.

      participatieplaatsen: onbeloonde, op de arbeidsinschakeling gerichte werkzaamheden;

    • h.

      voorziening: een voorziening zoals bedoeld in artikel 7, lid 1 onderdeel a. van de WWB en artikel 34, lid 1 onderdeel a van de IOAW en IOAZ;

Artikel 2. Opdracht aan het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt ondersteuning aan de doelgroep.

  • 2. Het dagelijks bestuur zorgt voor een passend aanbod van re-integratie-instrumenten.

  • 3. Het dagelijks bestuur zal bij het bepalen van het aanbod van voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

Artikel 3 Taak dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan personen, behorende tot de doelgroep. Bij de afweging welke voorziening het meest geschikt om het beoogde doel te behalen is voor welke persoon uit de doelgroep, worden de mogelijkheden en belemmeringen van de persoon en het belang van de Dienst tegen elkaar afgewogen. Het dagelijks bestuur denkt en handelt hierbij vanuit het perspectief van de klant en het principe "werk boven inkomen".

  • 2. Het dagelijks bestuur bevordert de beschikbaarheid van flankerende voorzieningen die belemmeringen voor de toetreding tot de arbeidsmarkt kunnen opheffen.

Hoofdstuk 2 Rechten

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

De persoon uit de doelgroep kan aanspraak maken op ondersteuning van het dagelijks bestuur, indien de persoon onvoldoende mogelijkheden heeft om op eigen kracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen dan wel kan participeren in de samenleving. Het dagelijks bestuur bepaalt hoe deze aanspraak wordt ingevuld.

Hoofdstuk 3 Algemene bepalingen ten aanzien van de voorzieningen

Artikel 5 Eigen bijdrage

  • 1. Een eigen bijdrage wordt in rekening gebracht voor de nugger of ingeval de nugger deel uitmaakt van een gezamenlijke huishouding, als bedoeld in art. 3 van de WWB, met een gezamenlijk inkomen hoger dan 150% van toepassing zijnde wettelijk minimum loon.

  • 2. De eigen bijdrage die in rekening wordt gebracht die gelijk is aan de gemaakte kosten van de door het Bestuur aangeboden voorziening.

Artikel 6 Budgetplafonds

  • 1. Het dagelijks bestuur kan besluiten tot het instellen van één of meer budgetplafonds voor de verschillende voorzieningen en/of doelgroepen.

  • 2. Een door het dagelijks bestuur in het eerste lid genoemde budgetplatform vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een voorziening.

Artikel 7 Beëindiging

  • 1. Het dagelijks bestuur kan de voorziening beëindigen in het geval:

    • a.

      een persoon die deelneemt aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 9, lid 1 van de WWB, artikel 37, lid 1 van de IOAW of IOAZ niet nakomt.

    • b.

      een persoon die deelneemt aan een voorziening niet meer tot de doelgroep behoort;

    • c.

      het dagelijks bestuur een andere voorziening aanbiedt;

    • d.

      de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt;

    • e.

      naar het oordeel van het dagelijks bestuur de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • 2. Wanneer een voorziening beëindigd is en niet het beoogde doel heeft gehad, kan het dagelijks bestuur besluiten geen nieuwe voorziening aan de belanghebbende aan te bieden.

Artikel 8 Scholing of opleiding

  • 1. Het dagelijks bestuur kan personen scholing of opleiding aanbieden gericht op het behoud of vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt.

  • 2. Voor zover de persoon die in het kader van een participatieplaats werkzaamheden verricht en niet beschikt over een startkwalificatie wordt zes maanden na aanvang van de werkzaamheden door het dagelijks bestuur beoordeelt in hoeverre scholing of opleiding kan bijdragen aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.

  • 3. Onverminderd het tweede lid komen ook personen als bedoeld in artikel 7, derde lid van de WWB voor scholing en opleiding in aanmerking indien zij verder aan alle voorwaarden voldoen.

Hoofdstuk 4 Algemene bepalingen ten aanzien van premies

Artikel 9 Premies participatieplaatsen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur kan aan de persoon die in het kader van een participatieplaats werkzaamheden verricht conform artikel 10a, zesde lid van de WWB een premie verstrekken.

  • 2.

    De premie wordt naar rato van de gewerkte periode verstrekt en bedraagt maximaal€ 100,00 per periode van zes maanden.

Hoofdstuk 5 Overige bepalingen

Artikel 10 Intrekking

De Afdeling Re-integratie van de Verordening WWB/IOAW/IOAZ, zoals laatstelijk gewijzigd per 15 juli 2010, wordt met ingang van 1 januari 2013 ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Re-integratie WWB, IOAW en IOAZ Dienst SoZaWe Nw. Fryslân.

Aldus besloten in de openbare bestuursvergadering van 29 mei 2013.

Het bestuur voornoemd

de voorzitter,

B.Tol,

de secretaris,

G.C. E. Olijerhoek

Toelichting op de Verordening re-integratie WWB, IOAW of IOAZ

Algemeen

Deze verordening regelt de ondersteuning die de Dienst kan bieden bij de arbeidsinschakeling van personen die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden is geregeld in artikel 7 van de Wet werk en bijstand (WWB) en artikel 34, eerste lid van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).

Het voorschrift om een verordening vast te stellen, waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven, volgt uit artikel 8 WWB en artikel 35 IOAW en IOAZ. Gekozen is voor een procedurele verordening. Dit heeft als voordeel dat flexibel kan worden ingespeeld op ontwikkelingen. In afzonderlijke beleidsregels zullen de algemene bepalingen nader worden uitgewerkt.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2 Opdracht aan het dagelijks bestuur

Het is aan het dagelijks bestuur om te zorgen voor voldoende en passend aanbod van re-integratie-instrumenten, maar het dagelijks bestuur heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren. Dat maakt dat het dagelijks bestuur bepaalt voor welke inwoners die tot de doelgroep van deze verordening behoren, zij bepaalde voorzieningen gaan inzetten.

Artikel 3 Taak dagelijks bestuur

De wet bepaalt dat het dagelijks bestuur verantwoordelijk is voor de ondersteuning van haar doelgroep bij de arbeidsinschakeling.

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

Een voorziening wordt alleen aangeboden als zonder die voorziening het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien moet de voorziening de kortste weg naar duurzame uitstroom zijn. Behoort deelname aan het arbeidsproces niet direct tot de mogelijkheden dan kan een voorziening worden ingezet gericht op participatie.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het aanbieden van een of meerdere voorzieningen ligt bij het dagelijks bestuur, dat ook verantwoordelijk is voor de effectieve en doelgerichte inzet van middelen.

Artikel 5 Eigen bijdrage

Nuggers behoren eveneens tot de doelgroep die een voorziening moet worden aangeboden. Zij kunnen niet worden uitgesloten op basis van hun inkomen. Om die reden wordt de nugger een eigen bijdrage in rekening gebracht ingeval de nugger, of voor zover hij deel uitmaakt van een gezamenlijke huishouding, een gezamenlijk inkomen heeft welke hoger is dan 150% van het van toepassing zijnde wettelijk minimum loon.

Artikel 6 Budgetplafonds

In het kader van de uitvoering van de opdracht, vastgelegd in artikel 2, kan het dagelijks bestuur budgetplafonds instellen. Met het instellen van degelijke plafonds wordt voorkomen dat bepaalde groepen onevenredig veel aanspraak maken op voorzieningen en daaraan aan gekoppelde middelen.

Artikel 8 Scholing of opleiding

De door het dagelijks bestuur aan te bieden scholing of opleiding moet gericht zijn op het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Er hoeft geen scholing of opleiding te worden aangeboden indien deze naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet bijdraagt aan de kansen op de arbeidsmarkt. De scholing of opleiding wordt bij voorkeur aangeboden in combinatie met de door de persoon in het kader van een voorziening te verrichten activiteiten. Een alleenstaande ouder die op grond van artikel 9a WWB is ontheven van de arbeidsplicht, kan een opleiding of scholing worden aangeboden gericht op het behoud van de kansen op de arbeidsmarkt.

Wanneer de persoon niet beschikt over een startkwalificatie, staat dit vaak de duurzame arbeidsinschakeling in de weg. In het tweede lid is bepaald dat scholing en opleiding onderdeel kan uitmaken van een participatie plaats.

Als scholing onderdeel uitmaakt van een participatieplaats moet deze scholing gericht zijn op het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt. Er wordt geen scholing of opleiding aangeboden indien deze naar het oordeel van het dagelijks bestuur niet bijdraagt aan de kansen op de arbeidsmarkt.

Onder scholing en opleiding vallen al die vormen van onderricht die naar het oordeel van de dagelijks bestuur de kansen op de arbeidsmarkt vergroten.

Artikel 9 Premies participatieplaatsen

Participatieplaatsen onderscheiden zich van andere re-integratie-instrumenten door de grote afstand van de persoon tot de arbeidsmarkt, het tijdsbeslag van de activiteiten en de duur van het traject. Dit onderscheidt is voor de regering aanleiding om nadere invulling te geven aan het bestaande kader voor de premie die behoort tot de voorzieningen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de WWB.

In artikel 10a, zesde lid van de WWB is bepaald dat degene die werkzaamheden verricht op een participatieplaats voor het eerst na zes maanden en vervolgens iedere zes maanden na aanvang van die werkzaamheden recht heeft op een premie indien de persoon naar het oordeel van het dagelijks bestuur heeft meegewerkt aan het vergroten van de kansen op de arbeidsmarkt.

De hoogte van de premie is afhankelijk van het de gewerkte periode en is bepaald op maximaal € 100,00 per periode van zes maanden.

In afzonderlijke beleidsregels worden de bepalingen rond de premies nader gevuld.