Erfgoedverordening 2011 Gemeente Doesburg

Geldend van 18-03-2011 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening 2011 Gemeente Doesburg

ERFGOEDVERORDENING 2011

gezien het voorstel van het college van 24 februari 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

besluit vast te stellen de volgende Erfgoedverordening 2011 gemeente Doesburg

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    Adviescommissie Cultuurhistorie : de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het erfgoedbeleid;

  • e.

    gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • f.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • g.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • h.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • i.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • k.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • l.

    historische binnenstad: het gebied dat zich binnen de middeleeuwse stadsgracht (inclusief de gracht) bevindt plus een 25 meter brede bufferzone in verband met de aanwezigheid van aan de stad gerelateerde structuren buiten de gracht.

  • n.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • o.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

  • p.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij het archeologiebeleid van de gemeente Doesburg dat als onderlegger dienst doet voor het bestemmingsplan Archeologie;

  • q.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • r.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doesburg

  • s.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • t.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • u.

    Commissie Ruimtelijke Kwaliteit: de Welstandscommissie voor de gemeente Doesburg onder gebracht bij de provinciale welstandsorganisatie het Gelders Genootschap.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik en het karakter van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een zaak of terrein aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie .

  • 3. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 4. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De Adviescommissie Cultuurhistorie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Adviescommissie Cultuurhistorie , maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen omtrent de advisering van wijzigingsplannen aan gemeentelijke monumenten waarvan het advies als bekend verondersteld mag worden. De Adviescommissie Cultuurhistorie en de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit worden bij het opstellen van deze regels betrokken.

  • 6. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en de materiaaltoepassing.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit Omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in viervoud ingediend.

Artikel 12. Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit voor advies.

  • 2. Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit schriftelijk advies uit aan het college.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14. Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

  • c.

    binnen zes maanden na het onherroepelijk worden van de vergunning geen begin met de werkzaamheden is gemaakt.

  • d.

    tussen het begin en het einde van de werkzaamheden deze werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen.

Hoofdstuk 4. Beschermde rijksmonumenten

Artikel 15. Vergunning voor beschermd monument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.

  • 2. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

HOOFDSTUK 5. Gemeentelijke stads-en dorpsgezichten

Artikel 16. De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht

  • 1. Het college kan een stads- of dorpsgezicht aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht en het college kan een zodanige aanwijzing wijzigen of intrekken.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing, wijziging of intrekking een besluit neemt, vraagt zij advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie . In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. Op de voorbereiding van een besluit om aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 4. Het college stelt de gemeenteraad en de Adviescommissie Cultuurhistorie in kennis van het besluit tot aanwijzing, wijziging of intrekking van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

  • 5. Een in overeenstemming met het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988 aangewezen stads- of dorpsgezicht wordt niet aangewezen als gemeentelijk dorpsgezicht.

  • 6. De aanwijzing als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt geacht te zijn ingetrokken indien het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt aangewezen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 17. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de betrokken eigenaren de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk stads- of dorpsgezicht ontvangen tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 16 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het stads- of dorpsgezicht niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 17 en 18 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een redengevende beschrijving van het gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.

Artikel 19. Bestemmingsplan

  • 1. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een gemeentelijk stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).

  • 2. Bij het voorstel tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt door het college bepaalt in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt.

  • 3. Voordat het college de gemeenteraad een voorstel doen voor vaststelling van een bestemmingsplan in de zin van lid 1 vraagt het college advies aan de Adviescommissie Cultuurhistorie .

  • 4. Het college zendt een afschrift van het genomen besluit aan de Adviescommissie Cultuurhistorie .

Artikel 20. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden bouwwerken die gelegen zijn in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • ·

      Bouwwerken te plaatsen, op te richten, geheel of gedeeltelijk af te breken of te verplaatsen dan wel in enig opzicht te wijzigen;

    • ·

      Bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

    • ·

      Onroerende zaken geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen en erfafscheidingen te wijzigen.

  • 3. Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken als gevolg van een aanschrijving van het college.

  • 4. Paragraaf 3.4.2 van Wet ruimtelijke ordening (Wro) is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6. Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 21. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden om binnen het grondgebied van de gemeente Doesburg, hierbij gelet op artikel 1 onder b, sub 2 en of artikel 1, onder h Monumentenwet 1988, de bodem dieper dan 30 centimeter onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      voldaan wordt aan de archeologische beleidsadvieskaart en het gestelde in de rapportage behorende bij de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Doesburg.

    • b.

      voldaan wordt aan het geldend bestemmingsplan Archeologie van de gemeente Doesburg en de daarin opgenomen bepalingen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • c.

      sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • d.

      het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;

    • e.

      een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

      • ·

        het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

      • ·

        de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

      • ·

        in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 22. Opgravingen en begeleiding

  • 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Doesburg onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder m, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoel in artikel 1 onder l van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen,.

  • 2. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 23. Procedure

De bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 21, tweede lid, onder e, en artikel 22, eerste lid, onder b.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 24. Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 21, tweede lid, onder d;

  • e.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 22, tweede lid, tweede volzin, indien deze niet voortvloeit uit het toezicht op de naleving van het programma van eisen en/of plan van aanpak en/of offerte.

Artikel 25. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 21 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 26. Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      Met betrekking tot zakelijke monumenten als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1; de door het college van burgemeester en wethouders van Doesburg aangewezen ambtenaren van het bouw- en woningtoezicht en monumentenzorg;

    • b.

      Met betrekking tot monumentale terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2; de door het college van burgemeester en wethouders van Doesburg aangewezen ambtenaren van het bouw- en woningtoezicht en monumentenzorg en medewerkers van de archeologische dienst van de gemeente Zutphen die deskundige zijn, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 27. Intrekken oude regeling

De ‘Erfgoedverordening Doesburg 2010’, vastgesteld op 25 februari 2010, wordt ingetrokken.

Artikel 28. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 27 ingetrokken Erfgoedverordening aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 27 ingetrokken verordening.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de 9de dag na bekendmaking in de Regiobode.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Erfgoedverordening 2011"

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Doesburg in zijn openbare vergadering van 24 februari 2011.
De griffier, De voorzitter,
J.B. Voorhof drs. C.J.G. Luesink