Regeling vervallen per 27-01-2017

Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Dongen)

Geldend van 15-11-2013 t/m 26-01-2017

Intitulé

Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Dongen)

Hoofdstuk 1. Inleiding.

Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden. Op grond van dit artikel is de burgemeester bevoegd om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in woningen of lokalen en/of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II behorend bij de Opiumwet wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is.

De werkingssfeer van artikel 13b Opiumwet is daarmee verruimd tot ook de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en woningen.

De Opiumwet richt zich primair op de preventie en beheersing van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico's voor de gezondheid en de effecten op de leefomgeving. Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist en strikte handhaving noodzakelijk. Handel in drugs in of bij woningen en/of lokalen vormt immers een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid.

Daarbij is de druk die een illegaal verkooppunt of productieplaats van verdovende middelen op de omgeving legt bijzonder zwaar. Ze vormen een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leiden vaak tot verloedering van het straatbeeld.

In het voorliggende zogenaamde Damoclesbeleid is vastgelegd op welke manier de burgemeester gebruik zal maken van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet. Argumenten om beleidsregels voor de bestuurlijke handhaving van dit artikel te formuleren zijn:

* gemeenten worden steeds vaker geconfronteerd met illegale verkooppunten van verdovende middelen of productieplaatsen daarvan;

* de aanpak van georganiseerde criminaliteit (waaronder drugshandel) is één van de vijf gemeenschappelijk benoemde veiligheidsthema’s binnen het “Regionaal Beleidsplan Zeeland – West- Brabant 2013 – 2014”;

* de beleidsregel sluit aan bij/vloeit voort uit de landelijke en regionale bestuurlijke aanpak van de georganiseerde misdaad;

* in het “Uitvoeringsplan Integrale Veiligheid 2013 – 2014” van de gemeente Dongen is de vaststelling van een Damoclesbeleid voorzien;

* de relatie met het Beleidsplan Integrale Handhaving 2013-2016;

om bij de handhaving aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit te voldoen is het gewenst om de bestuurlijke handhaving van artikel 13b Opiumwet vast te leggen in lokaal beleid;

* de bestuursrechter eist van de burgemeester een gedegen onderbouwing, bij voorkeur door middel van beleidsregels, in geval van toepassing van een last onder bestuursdwang waarin lokalen of woningen op grond van artikel 13b Opiumwet worden gesloten.

Deze beleidsregels hebben tot doel:

* te realiseren dat geconstateerde overtredingen gevolgd worden door een reactie die qua intensiteit zo goed mogelijk aansluit bij de aard en de ernst van de overtreding (proportionaliteit en subsidiariteit);

* te bewerkstelligen dat er door de gekozen bestuursdwangmaatregel een einde komt aan de verboden situatie ter bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat;

* te bewerkstelligen dat herhaling van de overtreding wordt voorkomen;

kenbaar te maken aan de burger welke maatregelen hij van de overheid kan verwachten na een overtreding;

* de handhavingactiviteiten van politie, openbaar ministerie en gemeente op elkaar af te stemmen en complementair te laten zijn.

Hoofdstuk 2. Juridisch kader.

Artikel 13b Opiumwet

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, lijst I) en artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, lijst II) van de Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen. Artikel 13b van de Opiumwet is bij wet van

27 september 2007 gewijzigd (Staatsblad 2007, 355).

Op 1 november 2007 is de wijziging van artikel 13b van de Opiumwet in werking getreden en luidt als volgt:

de burgemeester is bevoegd tot toepassing van bestuursdwang indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoel in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.

Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunst, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.

Reikwijdte artikel 13b van de Opiumwet

Volgens diverse gerechtelijke uitspraken valt ook hennepteelt binnen de reikwijdte van artikel 13b van de Opiumwet. In geval van een hoeveelheid van meer dan 5 hennepstekjes of -planten wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- en bedrijfsmatige hennepteelt. Er is dan geen sprake van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Er is bij hennepknipperijen, drogerijen en buitenteelt vaak sprake van meer dan 30 gram hennep of hasjiesj. In het geval van 30 gram of meer hennep of hasjiesj brengt dit het risico van overdraagbaarheid met zich mee. De burgemeester van Dongen beschouwt de aanwezigheid van meer dan 5 planten en/of meer dan 30 gram softdrugs in ieder geval als een handelshoeveelheid bedoeld voor het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn in de zin van artikel 13b van de Opiumwet. In geval van harddrugs geldt ditzelfde voor hoeveelheden groter dan 0,5 gram. Daar waar in deze beleidsregels gesproken wordt over drugshandel, wordt dus evengoed bedoeld het daartoe aanwezig zijn van verdovende middelen (artikel 3.1).

Hoofdstuk 3. Algemene uitgangspunten handhavingsbeleid artikel 13b van de Opiumwet.

Artikel 3.1: Definitie drugshandel

In deze beleidsregels wordt onder drugshandel verstaan: de verkoop, aflevering of verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in een pand en/of de daarbij behorende erven.

Artikel 3.2: Definitie harddrugs

Alle middelen die vermeld worden op lijst I van de Opiumwet.

Artikel 3.3: Definitie softdrugs

Alle middelen die vermeld worden op lijst II van de Opiumwet.

Artikel 3.4: Onderscheid tussen woningen en lokalen

In deze beleidsregels betreffende de bestuurlijke handhaving van artikel 13b van de Opiumwet wordt een onderverdeling gemaakt in de volgende rubrieken:

woningen: de niet gedoogde drugshandel in woningen en/of bij woningen behorende erven (hoofdstuk 4);

niet gedoogde verkooppunten van drugs: de drugshandel in (al dan niet voor het publiek opengestelde) lokalen en/of bij zodanige lokalen behorende erven (hoofdstuk 5).

Een derde te onderscheiden categorie zou zijn de gedoogde verkooppunten van softdrugs (de zogenaamde coffeeshops). Binnen de gemeente Dongen zijn deze niet aanwezig, daarom worden zij in deze beleidsregels buiten beschouwing gelaten.

Artikel 3:5: Informatieverstrekking door politie

Omdat de Opiumwet geen mogelijkheid biedt om gemeentelijke toezichthouders aan te wijzen, is de burgemeester hoofdzakelijk afhankelijk van informatie uit opsporingsonderzoeken. Deze informatie dient aan de burgemeester te worden verstrekt in het kader van zijn taak met betrekking tot de openbare orde (waaronder ook artikel 13b van de Opiumwet). De politie rapporteert aan de burgemeester, indien is geconstateerd dat in strijd met de Opiumwet in al dan niet voor het publiek toegankelijke panden drugshandel plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.

Artikel 3.6: Last onder bestuursdwang

Als beleidsuitgangspunt wordt gekozen voor het toepassen van een last onder bestuursdwang om een woning of lokaal voor bepaalde tijd te sluiten. Van een last onder dwangsom mag in het geval van overtreding van de Opiumwet weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelencircuit dusdanig groot is dat met een last onder dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald. Een last onder bestuursdwang is een directer middel dat in tegenstelling tot de last onder dwangsom tot feitelijke beëindiging van de overtreding kan leiden. Daarnaast wordt hiermee voorkomen dat belanghebbenden een financiële afweging zouden kunnen maken.

Artikel 3.7: Voornemen en zienswijze

Bij de procedure tot sluiting van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf op grond van artikel 13b van de Opiumwet worden de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb) in acht genomen. Alvorens over te gaan tot het daadwerkelijk sluiten van een woning, lokaal en/of bijbehorend erf zal, behalve in spoedeisende gevallen, aan belanghebbenden de gelegenheid worden geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit.

Artikel 3.8: Begunstigingstermijn

Ingevolge artikel 5:24 van de Awb, tweede lid, wordt in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. De belanghebbende kan dan de woning of het lokaal zelf sluiten (en indien nodig vooraf alle waardevolle goederen en zaken en/of goederen en zaken die aan bederf of teloorgang onderhevig (kunnen) zijn verwijderen). Deze termijn is vastgesteld op maximaal twee weken. Het vijfde lid van artikel 5:24 Awb bepaalt dat geen termijn hoeft te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.

Artikel 3.9: Spoedeisendheid

Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang moet op schrift gesteld worden. Slechts indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing niet tevoren op schrift kan stellen, zal de opschriftstelling zo spoedig mogelijk plaatsvinden nadat de bestuursdwang is toegepast (artikel 5:31, lid 2 Awb). Slechts bij uitzondering kan sprake zijn van een dergelijke spoedeisendheid.

Artikel 3.10: Uitvoeren sluiting door eigenaar zelf

Wanneer een last onder bestuursdwang wordt opgelegd, krijgt de eigenaar van het pand de gelegenheid om dit zelf af te sluiten. De sluiting wordt uitgevoerd door middel van het afdichten van deuren en ramen en het vervangen van sloten. Onder het zelf afsluiten wordt verstaan het in het bijzijn van een medewerker van de gemeente Dongen (laten) vervangen van de sloten van het pand, waarna het door de gemeente verzegeld wordt. De sleutels van deze nieuwe sloten blijven gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Dongen. Op deze manier heeft de gemeente, maar ook de eigenaar van het pand, de maximaal haalbare zekerheid dat er niemand anders in het bezit is van een sleutel waarmee eenvoudig toegang verschaft kan worden tot het gesloten pand.

Artikel 3.11: Uitvoeren sluiting door gemeente Dongen

Wanneer geen gehoor wordt gegeven aan de last onder bestuursdwang, zal de gemeente zelf de ramen en deuren afdichten, de sloten vervangen en het pand verzegelen. Ook dan blijven de sleutels gedurende de sluitingsperiode in bezit van de gemeente Dongen.

Artikel 3.12: Ernstige vervuiling en/of bederfelijke goederen en zaken

Indien er sprake is van ernstige vervuiling en/of aanwezigheid van goederen en zaken die aan bederf of teloorgang onderhevig (kunnen) zijn, wordt gekozen voor ontsmetting en/of ontruiming. De eigenaar/bewoner is verantwoordelijk voor het verwijderen van eventueel aanwezige huisdieren. Als hij dit niet doet, worden deze in beslag genomen en meegenomen naar een tijdelijke opslaglocatie (bijvoorbeeld het dierenasiel). De eigenaar heeft het recht om de huisdieren terug te eisen.

Artikel 3.13: Aanduiding op het pand

Na sluiting van een pand brengt de gemeente Dongen hierop altijd een aanduiding aan, waarop staat dat het pand gesloten is ingevolge artikel 13b van de Opiumwet. Dit om duidelijk kenbaar te maken dat het pand gesloten is en daardoor de bekendheid als pand waar verdovende middelen beschikbaar zijn teniet te doen. Op de dag van de sluiting worden omwonenden door middel van een bewonersbrief geïnformeerd over de sluiting van het pand.

Artikel 3.14: Verwijtbaarheid

Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant/eigenaar geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van het pand noopt.

De exploitant/eigenaar is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde, verhuurde of anderszins beschikbaar gestelde woning, lokaal en/of bijbehorende erven.

Artikel 3.15: Eigenaar betaalt

Ingevolge artikel 5:25 Awb geschiedt de toepassing van een last onder bestuursdwang op kosten van de eigenaar. In de last onder bestuurdwang wordt dit aan de eigenaar medegedeeld. Het kan zijn dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, als bedoeld in artikel 5:29 Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van de zaken worden opgeschort. Het kostenverhaal bevat de kosten verbonden aan de sluiting: vervangen van sloten, verzegeling, ontsmetting, ontruiming, ambtelijke uren voor de sluiting, afsluiten van nutsvoorzieningen en dierenopvang.

Hoofdstuk 4. Beleidsregels ten aanzien van woningen.

Artikel 4.1: Woongenot

De sluiting van woningen grijpt zwaarder in op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen. Daarom wordt er onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. De essentie ligt daarin dat er in bewoonde woningen sprake is van het hebben van woongenot en de daaraan sterk gerelateerde persoonlijke levenssfeer.

Artikel 4.2: Feitelijk voor bewoning gebruikt

De burgemeester verstaat in het kader van de bestuurlijke handhaving van de Opiumwet onder een woning een feitelijk voor bewoning gebruikte ruimte. Daar waar dus feitelijk sprake is van het hebben van woongenot. Of een woning wordt gebruikt als woonruimte en er dan ook sprake is van het hebben van woongenot, blijkt uit de feitelijke constatering ter plaatse. Veelal staat dit verwoord in het proces-verbaal van bevindingen van de politie. Dit kan echter ook geconstateerd worden door een medewerker van de gemeente Dongen en in een controlerapport worden vastgelegd. Eventuele inschrijvingen in de gemeentelijke basisadministratie zijn mede bepalend om vast te stellen of er sprake is van feitelijke bewoning. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet feitelijk gebruikt wordt als woning wordt aangemerkt als lokaal en valt daarmee onder het handhavingsbeleid wat voor lokalen geldt, zoals dat onder hoofdstuk 5 beschreven staat.

Woningen en harddrugs

Artikel 4.3: Eerste constatering harddrugs in een woning

Indien in woningen en/of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst I (harddrugs), met een handelsvoorraad van > 0,5 gram, dan volgt bij een 1e constatering een sluiting van 3 maanden.

Artikel 4.4: Tweede constatering harddrugs in een woning

Bij een 2e overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen drie jaar na de 1e constatering, vindt er een sluiting plaats van 6 maanden.

Artikel 4.5: Derde constatering harddrugs in een woning

Bij een 3e overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen drie jaar na de 2e constatering, vindt er een sluiting van 12 maanden plaats.

Artikel 4.6: Vierde en volgende constatering harddrugs in een woning

Bij een 4e en volgende overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen drie jaar na de vorige constatering, vindt een sluiting van 24 maanden plaats.

Woningen en softdrugs

Artikel 4.7: Eerste constatering softdrugs in een woning

Indien in woningen en/of op bij woningen behorende erven drugshandel plaatsvindt ten aanzien van een middel als bedoeld in lijst II (softdrugs) met een handelsvoorraad van > 30 gram, ontvangen de betrokkenen hiervoor een op schrift gestelde bestuurlijke waarschuwing. Deze waarschuwing geldt voor een termijn van drie jaar, waarbinnen een 2e overtreding van de Opiumwet in het pand en/of het daarbij behorende erf verdere consequenties heeft.

Artikel 4.8: Tweede constatering softdrugs in een woning

Bij een 2e overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen drie jaar na de 1e constatering, vindt een sluiting plaats van 3 maanden.

Artikel 4.9: Derde constatering softdrugs in een woning

Bij een 3e overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen drie jaar na de 2e constatering, vindt een sluiting plaats van 6 maanden.

Artikel 4.10: Vierde en volgende constatering softdrugs in een woning

Bij een 4e en volgende overtreding van de Opiumwet in een woning en/of op bij woningen behorende erven, binnen drie jaar na de vorige constatering, vindt een sluiting van 12 maanden plaats.

Artikel 4.11: Handhavingmatrix woningen

Bovengenoemde richtlijnen met betrekking tot woningen zijn schematisch weergegeven in onderstaande handhavingmatrix:

Constatering

1e constatering

2e constatering binnen 3 jaar na voorgaande constatering

3e constatering binnen 3 jaar na voorgaande constatering

4e en volgende constatering binnen 3 jaar na voorgaande constatering

Aanwezigheid van harddrugs in handelshoeveelheid

(> 0,5 gram) en/of verkoop van harddrugs in een woning

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

24 maanden sluiting

Aanwezigheid van softdrugs in handelshoeveelheid en/of verkoop softdrugs in woning (incl. aanwezigheid van een hennepkwekerij/drogerij/

knipperij)

Schriftelijke bestuurlijke waarschuwing

3 maanden sluiting

6 maanden sluiting

12 maanden sluiting

Hoofdstuk 5. Beleidsregels ten aanzien van lokalen.

Artikel 5.1: Lokalen

Onder de in deze categorie bedoelde panden vallen de voor publiek toegankelijke lokalen en/of bijbehorende erven, zoals winkels en horecabedrijven en de niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, zoals loodsen, magazijnen en andere bedrijfsruimten. Zoals eerder omschreven vallen ook niet feitelijk bewoonde woningen onder deze categorie.

Artikel 5.2: Drugshandel in of bij lokalen

Drugshandel in of bij lokalen vormt eveneens een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Zeker in woongebieden wordt dit als zeer belastend ervaren. Drugshandel vormt een bedreiging voor de sociale veiligheid in de buurt en leidt vaak tot verloedering van het straatbeeld.

Lokalen en harddrugs

Artikel 5.3: Eerste constatering harddrugs in een lokaal

Bij een 1e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde feitelijk bewoonde woningen) en/of daarbij behorende erven waarbij drugshandel ten aanzien van harddrugs wordt geconstateerd, wordt dat pand voor de duur van 12 maanden gesloten.

Artikel 5.4: Tweede constatering harddrugs in een lokaal

Bij een 2e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde feitelijk bewoonde woningen) en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel ten aanzien van harddrugs wordt geconstateerd, binnen drie jaar na de 1e constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van

24 maanden.

Artikel 5.5: Derde constatering harddrugs in een lokaal

Bij een 3e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde feitelijk bewoonde woningen) en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel ten aanzien van harddrugs wordt geconstateerd, binnen drie jaar na de 2e constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van 24 maanden.

Artikel 5.6: Vierde en volgende constatering harddrugs in een lokaal

Bij een 4e en volgende constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde feitelijk bewoonde woningen) en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel ten aanzien harddrugs wordt geconstateerd, binnen drie jaar na de vorige constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van 24 maanden.

Lokalen en softdrugs

Artikel 5.7: Eerste constatering softdrugs in een lokaal

Bij een 1e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde feitelijk bewoonde woningen) en/of daarbij behorende erven waarbij drugshandel ten aanzien van softdrugs wordt geconstateerd, wordt dat pand voor de duur van 6 maanden gesloten.

Artikel 5.8: Tweede constatering softdrugs in een lokaal

Bij een 2e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde feitelijk

bewoonde woningen) en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel ten aanzien van softdrugs wordt

geconstateerd, binnen drie jaar na de 1e constatering, wordt het pand gesloten voor

de duur van 12 maanden.

Artikel 5.9: Derde constatering softdrugs in een lokaal

Bij een 3e constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde feitelijk bewoonde woningen) en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel ten aanzien van softdrugs wordt geconstateerd, binnen drie jaar na de 2e constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van

24 maanden.

Artikel 5.10: Vierde en volgende constatering softdrugs in een lokaal

Bij een 4e en volgende constatering in al dan niet voor publiek toegankelijke lokalen (niet zijnde feitelijk bewoonde woningen) en/of bijbehorende erven waarbij drugshandel ten aanzien van softdrugs wordt geconstateerd, binnen drie jaar na de vorige constatering, wordt het pand gesloten voor de duur van 24 maanden.

Artikel 5.11: Handhavingmatrix lokalen

Bovengenoemde richtlijnen met betrekking tot lokalen zijn schematisch weergegeven in onderstaande handhavingmatrix:

Constatering

1e constatering

2e constatering binnen 3 jaar na voorgaande constatering

3e constatering binnen 3 jaar na voorgaande constatering

4e en volgende constatering binnen 3 jaar na voorgaande constatering

Aanwezigheid van harddrugs in handelshoeveelheid

(> 0,5 gram) en/of verkoop van harddrugs in een lokaal

12 maanden sluiting

24 maanden sluiting

24 maanden sluiting

24 maanden sluiting

Aanwezigheid van softdrugs in handelshoeveelheid en/of verkoop softdrugs in lokaal (incl. aanwezigheid van een hennepkwekerij/drogerij/

knipperij)

6 maanden

sluiting

12 maanden sluiting

24 maanden sluiting

24 maanden sluiting

Hoofdstuk 6. Overige uitgangspunten.

Artikel 6.1: Aanvullende maatregelen

Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De wet Victor regelt het natraject van onder andere een sluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet).

Artikel 6.2: Rechtsopvolging

Dit beleid met betrekking tot de Opiumwet is gerelateerd aan de locatie en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een opgelegde sluiting ook werkt voor rechtsopvolgers. Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in de landelijke voorziening, gebaseerd op de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen.

Artikel 6.3: Verjaring

Indien gedurende drie jaar na de waarschuwing of het op de eerdere constatering genomen besluit geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering op dezelfde locatie zal dan gelden als een eerste constatering.

Artikel 6.4: Afwijkingsbevoegdheid

De richtlijnen zijn beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Awb. Elke zaak vereist een afzonderlijke afweging. Op basis van feiten en omstandigheden kan in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afgeweken worden van het beleid.

Artikel 6.5: Inwerkingtreding

Dit handhavingsbeleid treedt in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking.

Artikel 6.6: Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als "Handhavingsbeleid artikel 13b Opiumwet (Damoclesbeleid gemeente Dongen)".

Dongen, 6 november 2013.

De burgemeester van de gemeente Dongen,

Drs. M.F.A. van Diessen