Beleidsnotitie gebruik knalapparaten in de gemeente Dongen

Geldend van 01-09-2006 t/m heden

Intitulé

Beleidsnotitie Gebruik knalapparaten in de gemeente Dongen

Inleiding.

Knalapparaten worden voornamelijk gebruikt in de fruitteelt en produceren een harde knal om vogels te verjagen. De knal die het knalapparaat voortbrengt is ver in de omtrek waar te nemen. Dit leidt vooral in bepaalde perioden van het jaar regelmatig tot klachten over het gebruik van deze apparaten. Hoewel regelgeving voorhanden is, blijkt in de praktijk dat door het subjectieve karakter van de klachten een bevredigende afhandeling daarvan niet altijd goed en op een structurele manier mogelijk is.

In deze notitie worden beleidsregels voorgesteld, die op een eenduidige manier een grens leggen tussen situaties waarin sprake is van toelaatbaar en ontoelaatbaar geachte hinder.

Begrippen.

In het vervolg van deze notitie komt een aantal begrippen ter sprake. Deze hebben in het kader van deze notitie de volgende betekenis.

  • ·

    dB(A, imp): eenheid voor het geluidniveau, uitgedrukt in decibel. De toevoeging (A, imp) duidt erop dat het resultaat A-gewogen (hoorbaar geluid voor het menselijk oor) is en dat gemeten is in de meterstand impuls. Bij impulsachtig geluid komen in het geluidsbeeld geluidsstoten voor die minder dan 1 seconde duren en een zekere repetitie kennen.

  • ·

    Geluidgevoelig object: objecten als bedoeld in de artikelen 49 en 68 van de Wet geluidhinder. Voorbeelden van geluidgevoelige objecten zijn onder andere de woning, schoolgebouwen en zorginrichtingen. Bij toetsing wordt uitgegaan van de gevelbelasting van het pand. Dit betekent dat een persoon in een tuin niet beschermd wordt in het kader van de Wet geluidhinder.

  • ·

    Achtergrondniveau: het referentieniveau van het omgevingsgeluid.

  • ·

    Het referentieniveau van het omgevingsgeluid: is gedefinieerd als dehoogste waarde van de volgende geluidniveaus:

    • -

      het L95 van het omgevingsgeluid exclusief de bijdrage van de zogenaamde “niet-omgevingsbronnen”. De L95 is de waarde van het geluidsniveau uitgedrukt in dB(A) die, gemeten over een bepaalde periode, gedurende 95% van de tijd wordt overschreden;

    • -

      het optredend langtijdgemiddeld geluidsniveau (LAr,LT) in dB(A), veroorzaakt door zoneringplichtige wegverkeerbronnen minus 10 dB(A).

Deze verkregen getalswaarde geeft een beeld van de geluidskwaliteit (bijvoorbeeld rustige omgeving of een luidruchtige omgeving van een industrieterrein).

  • ·

    Het maximale geluidniveau van een enkelvoudige knal (Lknal): het geluidniveau van een enkele knal, gemeten in A, impuls.

  • ·

    Het geluidniveau voor herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdsperiode (Lr): de ‘Rating sound level’ (Lr) wordt bepaald door het aantal schoten dat per uur wordt geproduceerd en de geluidniveaus van de afzonderlijke knallen gemeten met de A-weging en de impulskarakteristiek, de zogenaamde Lknal. Het geluidniveau wordt berekend met de formule: Lr = Lknal + 10 lg n – 33 dB(A), waarin n het aantal is.

  • ·

    Dagperiode: de periode van 07.00 tot 19.00 uur.

  • ·

    Avondperiode: de periode van 19.00 tot 23.00 uur.

  • ·

    Nachtperiode: deperiode van 23.00 tot 07.00 uur.

Wettelijk kader.

Een knalapparaat valt niet onder de werkingssfeer van de Wet milieubeheer, tenzij het staat opgesteld binnen de grenzen van een inrichting (bijv. op het erf van een tuinbouwbedrijf).

Daarnaast is het knalapparaat als zodanig niet aangewezen als vergunningplichtig in het kader van de Wet milieubeheer en heeft het gebruik een betrekkelijk “tijdelijk” karakter.

Het gebruik van een knalapparaat valt onder de regels van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV.) voor de gemeente Dongen. In de APV is in artikel 4.1.5 het volgende bepaald:

1 Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2 Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

3 Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 2.4.16, de Wet geluidhinder, de Zondagswet, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening Noord-Brabant.

Het begrip “geluidhinder” is in dit artikel niet nader omschreven/gedefinieerd en dient daardoor in deze notitie nog duidelijk te worden gedefinieerd.

Knalapparaten versus hinder.

Knalapparaten produceren een zeer hoog, impulsachtig, geluidniveau. Het bronvermogen van knalapparaten varieert en is afhankelijk van meerdere factoren. Door verschillende instanties zijn door middel van metingen verschillende bronvermogens vastgesteld.

De door de Geluidmeetdienst van het IOR, de Technisch Physische Dienst (N)-TH) en de Provinciale Waterstaat Limburg vastgestelde geluidvermogens liggen tussen de 147 en 156 dB(A, imp), gemeten recht voor de loop, en 139 en 146 dB(A, imp) gemeten loodrecht op de loop.

Op basis van uitgebreid literatuuronderzoek is in 1979 een methode ontwikkeld om de hinder te kunnen bepalen die van schietgeluiden kunnen worden verwacht. De resultaten van dit onderzoek staan weergegeven in het rapport “voorlopige evaluatie van geluidhinder van schietinrichtingen” (BG-HR-10-01) en kan worden toegepast voor zowel lichte als zware vuurwapens en eveneens op supersone knallen. De methodiek uit dit rapport is overgenomen in de Circulaire schietlawaai.

De Circulaire schietlawaai 1979 van het Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne (verder te noemen: de Circulaire) acht voor het beoordelen van hinder, door het specifieke karakter van schietlawaai, twee waarden relevant:

  • a)

    het maximale geluidniveau van een enkelvoudige knal (Lknal);

  • b)

    het gemiddeld geluidniveau voor herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdperiode (Lr) .

Het karakter van het geluid van knalapparaten komt sterk overeen met dat van schietwapens. Vanwege deze overeenkomst wordt de Circulaire ook voor de beoordeling van de geluidbelasting door knalapparaten toegepast.

Het geluidniveau van een enkele knal, waarbij schrikeffecten optreden, is afhankelijk van het achtergrondniveau van het geluid. Bij een achtergrondniveau van 35 dB(A) treden schrikeffecten op bij

67 dB(A, imp), terwijl bij een achtergrondniveau van 50 dB(A) schrikeffecten optreden bij

75 dB(A, imp).

Uit de circulaire valt tevens op te maken dat, ongeacht de hoogte van het achtergrondniveau, altijd schrikeffecten zullen optreden wanneer het niveau hoger is dan 75 dB(A). De circulaire adviseert ervoor zorg te dragen dat deze waarden niet worden overschreden.

Voorts stelt de circulaire dat geen ernstige hinder zal optreden wanneer het geluidniveau voor herhaald hoorbare knallen in een bepaalde tijdperiode het achtergrondniveau (L95-niveau) niet overschrijdt. Uit onderzoek 1) blijkt tevens dat niveaus waarbij het achtergrondniveau wordt overschreden in het algemeen zal leiden tot hinder. Leidt een overschrijding van het achtergrondniveau met 5 dB(A) sporadisch tot klachten, een overschrijding met 10 dB(A) leidt alom tot hinder, zo concludeert het onderzoek.

ISO R 1996, Assessment of noise with respect tot community response, 1971.

Knalapparaten in Dongen versus hinder.

In Dongen varieert het achtergrondniveau in het buitengebied in de dagperiode tussen de2) .In de avondperiode neemt dit niveau met 5 dB(A) af.40 en 45 dB(A)

In het algemeen kan worden gesteld dat in de dagperiode beneden de 70 dB(A, imp) in Dongen geen schrikreacties verwacht hoeven te worden ten gevolge van een enkelvoudige knal. Dit zal ook nog wel opgaan voor de uren direct volgend op de dagperiode, maar in de latere avonduren

(21.00 – 23.00 uur) is het achtergrondniveau over het algemeen beduidend lager en zal een enkelvoudige knal van 70 dB(A, imp) eerder tot schrikreacties leiden.

Een gemiddeld geluidniveau ter plaatse van een geluidgevoelig object veroorzaakt door herhaald hoorbare knallen (Lr) in de dagperiode lager dan 45 dB(A) zal in Dongen in het algemeen niet leiden tot hinder. Wanneer dit niveau 50 d(A) zal bedragen zal dit sporadisch leiden tot klachten, terwijl verwacht mag worden dat een niveau van 55 dB(A) alom tot hinder zal leiden.

Knalapparaten in de gemeente Dongen.

In onze gemeente is een aantal fruittelers gevestigd dat gebruik maakt van knalapparatuur.In het verleden deed zich zeer incidenteel een klacht voor over geluidhinder veroorzaakt door knalapparaten. In 2005 nam het aantal klachten toe tot enkele.

Omdat geluidhinder een subjectief begrip is, was het onduidelijk hoe er met de klachten moest worden omgegaan. Veelal beperkte het optreden van de gemeente (en de politie) zich tot actie in de bemiddelende sfeer. Dit is een onwenselijke situatie. Voor de toekomst moet duidelijk zijn wat de spelregels met betrekking tot het gebruik van knalapparaten zijn.

De in deze beleidsnotitie voorgestelde spelregels dienen, zoals eerder al werd omschreven, enerzijds te voorkomen dat er ontoelaatbare geluidhinder voor omwonenden optreedt door het gebruik van knalapparaten en anderzijds het gebruik daarvan onder voorwaarden mogelijk te maken.

Gevolgen voor het gebruik.

Wanneer het in de laatste alinea van de voorgaande paragraaf verwoorde als uitgangspunt wordt genomen, heeft dat consequenties voor de gebruiksmogelijkheden van een knalapparaat. Om te voorkomen dat het geluidniveau bij een woning ten gevolge van een enkelvoudige knal de 70 dB(A) overschrijdt, dient, wanneer wordt uitgegaan van het laagst bepaalde bronvermogen (139 dB(A, imp), de afstand tussen een woning en een knalapparaat tenminste 250 meter te bedragen. Bij een bronvermogen van 156 dB(A, imp) zou de afstand in dat geval tenminste 750 meter moeten zijn.

Om op genoemde afstanden te kunnen voldoen aan de waarde van 40 dB(A) voor herhaald hoorbare knallen, mogen de apparaten niet vaker dan 2 keer per uur knallen.

Een niveau van 45 dB(A) wordt gerealiseerd wanneer de knalfrequentie maximaal 6 keer per uur bedraagt. 50 dB(A) wordt gerealiseerd wanneer de knalfrequentie niet hoger is dan 20 keer per uur.

Relevante elementen.

Hinder is een subjectief begrip. Er zijn meer factoren dan de hierboven aangehaalde die bepalend zijn voor de mate van hinder. Eén daarvan is de mate van waardering die de gehinderde heeft voor de veroorzaker. Heeft de gehinderde een positief beeld van de oorzaak, dan zal de overlast minder gauw als hinderlijk worden ervaren).Informatie gebaseerd op de Nota Industrielawaai Gemeente Dongen (

In een vlugschrift (nr. 395, 1984) gaat het toenmalige Ministerie van Landbouw in op een 14-tal afweermiddelen, waarvan het bestrijden van vogels door middel van een knalapparaat er één is.

De knalfrequentie bepaalt in belangrijke mate de hoogte van het geluidniveau door herhaald hoorbare knallen. In genoemd vlugschrift wordt een maximale frequentie van 4 tot 6 knallen per uur geadviseerd, alsook het regelmatig verplaatsen van het knalapparaat. Bij hogere frequenties en langduriger gebruik treedt snel gewenning op bij de vogels. Het vermoeden wordt uitgesproken dat het werende effect zelfs omslaat in een aantrekkend effect. Het knallen duidt op een hoog voedselaanbod.

Uitgangspunten.

Het telen van fruit vormt voor diverse ondernemers in Dongen een belangrijke bron van inkomsten. Inherent hieraan is het treffen van maatregelen ter beperking van opbrengstschade. Het gebruik van een knalapparaat ter beperking van vogelschade kan daarbij een hulpmiddel zijn. De fruittelers staan echter ook andere hulpmiddelen ter beschikking, die deze vogelschade kunnen beperken. Voor zover in bepaalde situaties het gebruik van een knalapparaat noodzakelijk is, zou dit tenminste conform de adviezen van het voornoemde Ministerie moeten plaatsvinden.

Wanneer het voorkomen van iedere vorm van hinder door knalapparaten als uitgangspunt wordt genomen, is het gebruik van deze apparaten in Dongen vrijwel uitgesloten. Wonen in (het buitengebied van) Dongen c.q. aan de rand van de bebouwde kom betekent samenleven met een agrarische bedrijfstak als de fruitteelt.

Deze bedrijvigheid heeft zijn lusten en zijn lasten. Dat laatste is niet onoverkomelijk, mits deze zijn begrensd. Een zekere mate van hinder ten gevolge van het gebruik van knalapparaten is in dit verband toelaatbaar, mits de mate en de tijdsperiode waarin de hinder kan worden ondervonden beperkt is.

Zoals hiervoor opgemerkt, is het gebruik van knalapparaten in Dongen vrijwel uitgesloten wanneer het reguliere toetsingskader wordt gehanteerd.

Indien de regulier gebruikelijke geluidnormen worden verlaten moet het uitdrukkelijk gaan om een bedrijfsvoering in uitzonderlijke omstandigheden: het voorkomen c.q. beperken van ernstige vraatschade. Deze uitzonderlijke omstandigheden kunnen zich voordoen wanneer rijpend fruit wordt aangevreten. Dit beperkt zich over het algemeen tot de perioden half mei tot half juli en oktober/november. Hoewel vraat ook buiten de tijdperiode 07.00 tot 21.00 uur zal opreden, is afwijking van de reguliere geluidnormen buiten deze uren niet toelaatbaar.

Het optreden van schrikeffecten ten gevolge van een enkelvoudige knal bij bewoners of gebruikers van geluidgevoelige objecten is in het algemeen ongewenst. Hieruit volgt dat in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan 70 dB(A, imp) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige objecten van derden in het algemeen niet toelaatbaar is.

Overschrijding van een niveau van 75 dB(A, imp) is gelet op het gestelde in de circulaire schietlawaai onaanvaardbaar. Dit is tevens in lijn met de maximale grenswaarde van 75 dB(A) voor piekwaarden (Lmax), die in het kader van de Wet milieubeheer wordt gehanteerd.

De effecten die samenhangen met een overschrijding van het achtergrondniveau met meer dan

10 d(BA) door herhaald hoorbare knallen wordt eveneens ontoelaatbaar geacht. Hieruit volgt dat in de periode tussen 07.00 en 21.00 uur een niveau hoger dan 50 dB(A) ter plaatse van de gevel van geluidgevoelige objecten van derden niet toelaatbaar is. Anderzijds is een niveau van 49 dB(A) ongewenst wanneer dit (mede) wordt veroorzaakt door een knalfrequentie groter dan 6 keer per uur omdat een dergelijke frequentie niet doelmatig wordt geacht.

Cumulatie van de geluidbelasting door meerdere tegelijkertijd functionerende knalapparaten is ongewenst. Wanneer een tweede knalapparaat nabij een reeds opgesteld apparaat wordt geplaatst, dan neemt de geluidbelasting toe. Het is om die reden dat een minimale afstand gewenst is tussen twee knalapparaten.

Handhaafbaarheid.

Op grond van bovengenoemde uitgangspunten zijn onderstaande beleidsregels te formuleren.

Deze zijn geformuleerd vanuit de gedachte dat niet in iedere situatie geluidmetingen verricht moeten worden om te beoordelen of voldaan wordt aan de hiervoor omschreven uitgangspunten.

Wanneer wordt voldaan aan deze uitgangspunten en de onderstaande beleidsregels is er sprake van een situatie waarbij niet die mate van hinder wordt veroorzaakt als bedoeld in artikel 4.1.5 van de APV en waarbij het gebruik van een knalapparaat is verboden.

De beleidsregels zijn ontleend aan een rekenmodel. Omdat er in werkelijkheid verschillen bestaan tussen knalapparaten is noodzakelijkerwijs een standaard knalapparaat gedefinieerd. Dit standaard knalapparaat is gebaseerd op de resultaten van geluidmetingen aan gaskanonnen door de eerder in deze notitie genoemde instanties. Op basis van deze gegevens is het bronvermogen van een standaard knalapparaat bepaald op 143 dB(A, imp), loodrecht op de loop. Het spectrum van het standaard knalapparaat is het gemiddelde van de door de hiervoor genoemde instanties gemeten spectra.

Beleidsregels.

  • 1.

    Een knalapparaat is niet in werking vóór 07.00 uur en ná 21.00 uur.

  • 2.

    De kortste afstand tussen een knalapparaat en een geluidgevoelig object van derden bedraagt tenminste 300 meter. Een bedrijfswoning in het buitengebied wordt niet gezien als een geluidgevoelig object van derden.

  • 3.

    De kortste afstand tussen een knalapparaat en de openbare weg bedraagt tenminste 50 meter.

  • 4.

    De loop van een knalapparaat staat van geluidgevoelige objecten af gericht.

  • 5.

    De knalfrequentie bedraagt maximaal 6 knallen per uur.

  • 6.

    Binnen 50 meter van een knalapparaat mag geen ander knalapparaat staan opgesteld.

  • 7.

    Een knalapparaat wordt elke drie dagen tenminste 25 meter verplaatst.

  • 8.

    Een knalapparaat mag slechts gedurende een maximaal aaneengesloten periode van 4 weken op het zelfde perceel staan opgesteld c.q. in bedrijf zijn.

  • 9.

    Het tijdstip van ingebruikneming van een knalapparaat en de locatie waar dit wordt opgesteld dienen tenminste 24 uur tevoren te worden gemeld bij de gemeente (Concernstaf, tel. (0162-) 383218 of 383219).

De minimale afstand tussen een knalapparaat en geluidgevoelige objecten van derden van 300 meter is noodzakelijk aangezien hiermee wordt voorkomen dat er wettelijk ontoelaatbare geluidhinder ontstaat. Door het beperken van de knalfrequentie en het verplaatsen van het apparaat wordt voorkomen dat de vogels aan het geluidniveau van het knalapparaat wennen en op deze manier “immuniteit” voor de harde knal ontwikkelen. Hierdoor zou een situatie kunnen ontstaan dat de vogels niet meer uit de boomgaarden te verjagen zijn, waardoor het gebruik van knalapparatuur geen effect meer zou hebben.

Tenslotte.

Deze beleidsnotitie vormt een toetsingskader om, ingeval van klachten over gebruik van knalapparatuur, te beoordelen of sprake is van toelaatbare of ontoelaatbare geluidsbelasting.

In gevallen waarin niet wordt voldaan aan deze beleidsnotitie is het gebruik van knalapparaten verboden. Het college van burgemeester en wethouders kan op verzoek een ontheffing verlenen van dit verbod. Bij een dergelijk verzoek dient door de aanvrager een akoestisch rapport te worden overgelegd, waaruit de geluidbelasting van de dichtst bijgelegen geluidgevoelige objecten blijkt.