Regeling vervallen per 01-01-2014

Verordening tot beperking drankverstrekking 2002

Geldend van 18-04-2002 t/m 31-12-2013

Intitulé

Verordening tot beperking drankverstrekking 2002

De raad der gemeente Dongeradeel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 januari 2002, no. 9/'02;

gelet op artikel 23 van de Drank- en Horecawet en 149 en 147 van de Gemeentewet;

gehoord de inspecteur van het staatstoezicht op de volksgezondheid;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

VERORDENING TOT BEPERKING

DRANKVERSTREKKING 2002

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1.1

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a)

      de wet: de Drank- en Horecawet;

    • b)

      horecabedrijf: een horecabedrijf als bedoeld in artikel 1 lid 1 van de wet;

    • c)

      inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 lid 1 van de wet alsmede ook winkels en bedrijfsgebouwen;

    • d)

      lokaliteit; hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 lid 1 van de wet;

    • e)

      verlofbedrijf: een bedrijf waar bedrijfsmatig alcoholvrije drank wordt verstrekt;

    • f)

      verlofhouder: degene op wiens naam het verlof is gesteld om het verlofbedrijf te mogen uitoefenen;

    • g)

      alcoholhoudende drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 lid 1 van de wet;

    • h)

      sterke drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 lid 1 van de wet; zwak-alcoholhoudende drank: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 lid 1 van de wet;

  • 2. Artikel 1 van de Drank- en Horecawet is van overeenkomstige toepassing op de niet op die wet steunende bepalingen van deze verordening.

Hoofdstuk 2 Beperking verstrekking alcoholhoudende drank

Artikel 2.1

  • 1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in inrichtingen:

    • a)

      welke deel uitmaken van een gebouw waar -of waarvan een onderdeel- uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren worden verkocht;

    • b)

      die gelegen is op een kampeer- of caravanterrein; die gelegen is op het terrein van een bungalowpark.

  • 2. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in inrichtingen welke deel uitmaken van een gebouw dat -of waarvan een onderdeel- uitsluitend of in hoofdzaak:

    • a)

      onderwijs wordt gegeven;

    • b)

      in gebruik is bij jeugdorganisaties of -instellingen;

      in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen;

      in gebruik is bij instellingen op het terrein van de gezondheidszorg.

Artikel 2.2

Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting als bedoeld in artikel 2.1

Artikel 2.3

  • 1. De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van de verboden, gesteld in de artikelen 2.1 en 2.2.

  • 2. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

Hoofdstuk 3 Het verstrekken van alcoholvrije drank

Artikel 3.1

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder alcoholvrije drank mede verstaan de drank, die bij een temperatuur van 20 graden Celsius voor minder dan één half volumeprocent uit alcohol bestaat.

Artikel 3.2

  • 1. Het is verboden zonder verlof van de burgemeester in een besloten ruimte bedrijfsmatig alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken.

  • 2. Dit verbod geldt niet:

    • a)

      indien wordt gehandeld krachtens een vergunning ingevolge de Wet tot het uitoefenen van een horecabedrijf;

    • b)

      indien deze verstrekking geschiedt als dienstverlening van bijkomstige aard aan personen die in de besloten ruimte vertoeven anders dan voor het gebruiken van consumpties;

    • c)

      voor vervoermiddelen die bestemd zijn voor het vervoer van personen tijdens hun gebruik als zodanig;

    • d)

      voor legerplaatsen en lokaliteiten, aan het militair gezag onderworpen, gedurende de tijd dat deze uitsluitend voor militaire doeleinden worden gebruikt.

Artikel 3.3

Het verlof geldt uitsluitend voor één of meer in het verlof vermelde lokaliteiten.

Artikel 3.4

  • 1. Voor het verkrijgen van een verlof moet(en)de leidinggevende(n) voldoen aan de eisen, die bij en krachtens artikel 8 tweede en derde lid van de wet worden gesteld.

  • 2. Voor het verkrijgen van een verlof moet(en) de lokaliteiten voldoen aan de eisen gesteld in de artikel 2 t/m 7 van het Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.

Artikel 3.5

  • 1. De burgemeester kan op aanvraag ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 3.4 tweede lid.

  • 2. Een ontheffing kan onder beperkingen worden verleend; aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden; een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd.

Artikel 3.6

  • 1. De burgemeester weigert het verlof indien niet wordt voldaan aan de in artikel 3.4. gestelde eisen, tenzij ontheffing is verleend op grond van artikel 3.5 eerste lid.

  • 2. Hij trekt het verlof in, indien:

    • a)

      niet langer wordt voldaan aan de in artikel 3.4 gestelde eisen en geen ontheffing is verleend op grond van artikel 3.5 eerste lid;

    • b)

      gedurende een jaar anders dan wegens overmacht geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van het verlof;

    • c)

      zich in de betrokken inrichting feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van het verlof gevaar zou opleveren voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid.

  • 3. Hij kan het verlof intrekken, indien niet langer wordt voldaan aan de krachtens artikel 3.5, tweede lid, gestelde beperkingen of voorwaarden.

Artikel 3.7

Overtreding van het verbod gesteld in artikel 3.2. of van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 3.5, tweede lid, wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Hoofdstuk 4 Tijdelijk verbod verstrekking alcoholhoudende drank

Artikel 4.1

  • 1. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen tijdsruimte in een inrichting;

    • a)

      bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank voor het gebruik ter plaatse te verstrekken;

    • b)

      bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken.

  • 2. Het is verboden om in een door de burgemeester aangewezen tijdsruimte, bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken.

Artikel 4.2

De burgemeester gaat over tot het aanwijzen van een tijdsruimte bedoeld in artikel 4.1. eerste of tweede lid, als de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid dit vordert, respectievelijk dringend vordert.

Artikel 4.3

De burgemeester kan bepalen dat het in artikel 4.1 eerste en tweede lid, gestelde verbod slechts geldt voor bepaalde delen van de gemeente.

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 5.1

De ontheffingen en verloven, die zijn verleend krachtens de bij besluit van 31 januari 1985 vastgestelde “verordening op het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse” blijven van kracht.

Artikel 5.2

De burgemeester is bevoegd nadere regels te stellen in het belang van een goede uitvoering van de in deze verordening geregelde onderwerpen, gehoord de betreffende raadscommissie.

Artikel 5.3

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening tot beperking drankverstrekking 2002.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag nadat zij is bekend gemaakt.

  • 3. Op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “verordening op het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholvrije drank voor gebruik ter plaatse”, vastgesteld op 31 januari 1985.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Dongeradeel van 31 januari 2002.
secretaris voorzitter

Artikelsgewijze toelichting Verordening tot beperking drankverstrekking 2002

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijving

Artikel 1.1

De wet geeft in artikel 1 een aantal begripsbepalingen, die vanwege de redactie van de aanhef van dit artikel ook gelden voor de op die wet gebaseerde gemeentelijke verordening. Om de leesbaarheid van de verordening te vergroten wordt een omschrijving van de in de verordening gebruikte begrippen gegeven.

Het tweede lid beoogt de begripsbepalingen van de wet ook te laten gelden voor de autonome bepalingen in de verordening (Hoofdstuk 3).

Hoofdstuk 2 Beperking verstrekking sterke- en alcoholhoudende drank

Artikel 2.1

Artikel 23 van de Drank- en Horecawet biedt de mogelijkheid om zowel ter matiging van het alcoholgebruik in het algemeen als het voorkomen van misbruik in specifieke risicosituaties voor bepaalde kwetsbare groepen, bij plaatselijke verordening het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende drank te verbieden en/of beperking tot verstrekking van alcoholhoudende drank op te leggen aan bepaalde inrichtingen, bepaalde delen van de gemeende of gedurende bepaalde tijdstippen.

De achtergrond van het verbod in artikel 2.1.1. lid a is te voorkomen dat met name jeugdige bezoekers ongewild in aanraking komen met sterke drank in een niet-reguliere horeca-inrichting.

In artikel 2.1 lid 1 wordt een opsomming gemaakt van de inrichtingen waar het anders dan om niet verstrekken van sterke drank voor gebruik ter plaatse niet wenselijk is. Dit betreft in het algemeen inrichtingen welke niet in de eerste plaats bestemd zijn voor het schenken van alcohol en waarvan het - meest jeugdige - publiek met een ander oogmerk aanwezig is. In het eerste lid is een verbod opgenomen voor het verstrekken van sterke drank in snackbars en gemeenschapsruimtes/kantines op kampeer- en caravanterreinen alsmede bungalowparken.

Onder geringe eetwaren als bedoeld in lid a worden verstaan snacks, zoals bijvoorbeeld patat, kroketten, shoarma e.d.

In het tweede lid is een verbod opgenomen voor het verstrekken van alcoholhoudende dranken in scholen, sportkantines, club- en buurthuizen en dorpshuizen e.d.; kortom in alle openbare gelegenheden waarin veel jongeren van 16 jaar of jonger komen. Artikel 2.1 lid 2 sub b is ook van toepassing op een inrichting waarin een jeugdorganisatie onderdeel uitmaakt van een grotere organisatie bijv. een jeugdsoos gesitueerd bij een sociaal cultureel centrum, dorpshuis of kerk of, een inrichting waar regelmatig activiteiten voor jongeren worden gehouden.

Daarnaast geldt dit verbod ook voor instellingen werkzaam op het terrein van de gezondheidszorg.

In al deze inrichtingen is het publiek in de eerste plaats aanwezig i.v.m. een bepaalde activiteit en is het verstrekken van dranken een bijkomstigheid.

Artikel 2.2

In artikel 2.2. is een verbod opgenomen om in de in artikel 2.1. genoemde inrichtingen sterke drank te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse; het zogenaamde slijten.

Artikel 2.3

In hoofdstuk 2 wordt de burger geconfronteerd met een verbod, welke op grond van dit artikel kan worden opgeheven door middel van een ontheffing van de burgemeester. Een behandelingsprocedure en rechtsgang wordt hier niet in genoemd; hierop is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

In bepaalde situaties is het wenselijk om aan het verlenen van een ontheffing een of meer voorschriften of beperkingen te verbinden, bijv. de tijden waarop alcoholische dranken mogen worden verstrekt, mate van toezicht tijdens de openingstijden, en het slechts toestaan van het verstrekken van zwakalcoholische dranken.

Eventueel kan een beperkte openstelling aan de verlening van de ontheffing alcoholhoudende dranken worden verbonden. Dit om te voorkomen dat een inrichting door de lange openingstijden het karakter van een café krijgt. Ten aanzien van niet-commerciële instellingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele of educatieve aard, wordt op grond van artikel 4 van de wet uit oogpunt van ongewenste mededinging ten opzichte van de gevestigde horeca-ondernemers, reeds een beperking van de tijden opgelegd gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt.

Ten aanzien van de ontheffingverlening voor het verstrekken van sterke dranken in snackbars, croissanterieën, campingkantines (laagdrempelige inrichtingen voor jeugdige bezoekers) wordt een afhoudend beleid gevoerd.

Een aanvraag om ontheffing voor het kunnen verstrekken van (zwak)alcoholhoudende dranken in genoemde inrichtingen wordt in principe wel verleend, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden die zich niet verdragen met de drankverstrekking.

Hoofdstuk 3 Het verstrekken van alcoholvrije drank

Artikel 23 van de Drank- en Horecawet heeft de gemeenteraad de bevoegdheid (medebewind) toegekend om aanvullende voorschriften en/of beperkingen te stellen aan het verstrekken van alcoholhoudende dranken. Hoofdstuk 3 van deze verordening valt niet onder de strekking van dit artikel. Zij is gebaseerd op de in artikel 149 van de Gemeentewet aan de raad gegeven (autonome) bevoegdheid tot het vaststellen van regels inzake de huishouding van de gemeente.

Artikel 3.1

Zie artikel 1 lid 1 van de Drank- en Horecawet; "Voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde wordt verstaan onder alcoholhoudende drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor meer dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat"

In dit artikel wordt aansluiting gezocht bij de herziene Drank- en Horecawet waarin de temperatuur waarbij het alcoholpercentage wordt gemeten, verhoogd is van vijftien naar twintig graden. Hiermee wordt aangesloten bij de sinds jaar en dag gehanteerde methode voor het meten van alcohol. De tweede wijziging tenslotte betreft de verlaging van het alcoholpercentage in het begrip alcoholhoudende drank van 1,5 naar 0,5. De grens is gelegd bij 0,5 procent omdat dit ook de laagste grens is waarbij over een alcoholhoudende drank (bier) accijns verschuldigd is. Met deze grens valt alcoholvrije bier, dat een alcoholpercentage heeft van ten hoogste 0,1 volumeprocent, geheel buiten de werkingssfeer van de wet. Voor een deel van het alcoholarme bier, dat een alcoholpercentage van minder dan 0,5 volumeprocent hebben is dat eveneens het geval.

Artikel 3.2

De Drank- en Horecawet bevat uitsluitend regelgeving met betrekking tot het bedrijfsmatig verstrekken van alcoholhoudende dranken. Het verstrekken van alcoholvrije dranken is een activiteit die niet onder de werking van deze wet valt. Het instellen van een verlof stelsel heeft het voordeel dat de gemeente een middel heeft om een compleet overzicht te verkrijgen van alle inrichtingen in de gemeente waar (alcoholvrije) drank wordt verstrekt. Bovendien biedt het verlof stelsel de gemeente de mogelijkheid om door middel van het stellen van gedragseisen te voorkomen dat ongewenste personen optreden als exploitant van inrichtingen. Met name geldt dit voor personen ten aanzien van wie voorheen een Drank- en Horecavergunning is geweigerd of ingetrokken wegens slecht levensgedrag.

In het tweede lid van artikel 3.2. is een aantal situaties opgesomd in welke gevallen het verbod niet geldt. Een horeca-ondernemer behoeft naast zijn Drank- en Horecavergunning niet een verlof alcoholvrije drank aan te vragen. Zoals reeds genoemd, is dit verlof met name gericht op het toezicht kunnen houden op horecagelegenheden in de gemeente. Dit toezicht vindt in deze situaties reeds plaats aan de hand van de Drank- en Horecavergunning.

Onder de uitzonderingen valt ook het verstrekken van koffie etc. aan bezoekers van kapperszaken en kledingzaken, tenzij dit niet bedrijfsmatig geschiedt.

In het verlengde van artikel 1 derde lid van de wet geldt het verbod eveneens niet voor middelen van vervoer van personen tijdens hun gebruik als zodanig en voor legerplaatsen. Ten aanzien van de middelen van vervoer kan gedacht worden aan toeringcarbedrijven, rondvaartschepen, veerboten en treinen. De uitzondering geldt slechts tijdens hun gebruik als vervoermiddel, dat wil zeggen als zij deelnemen aan het verkeer, dus als zij varen of rijden. Als het vervoermiddel stilstaat dan mag hierin geen drank worden verstrekt.

Neemt een schip een vaste ligplaats in met de doelstelling om als horecabedrijf te dienen dan is men wel gehouden aan een ontheffing. Er is dan immers geen sprake meer van het gebruik van middel van vervoer als zodanig.

Artikel 3.4

In dit artikel is uitgegaan van de gedachte dat slechts eisen worden gesteld aan het gedrag van de verlofhouder en niet aan diens vakbekwaamheid. Voor deze gedragseisen is aansluiting gezocht bij de desbetreffende bepalingen van de wet voor vergunninghouders.

De in artikel 8 lid 2 van de wet bedoelde persoonlijke eisen betreft het niet onder curatele mogen staan, het niet van slecht levensgedrag mogen zijn en de leeftijdseis van 21 jaar.

In 1999 is krachtens artikel 8 lid 3 een nieuw Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet in werking gesteld, waarin de normen waaraan leidinggevenden van o.a. horecabedrijven moeten voldoen behoorlijk aangescherpt en uitgebreid. De aanscherping bestaat met name hierin dat veroordelingen tot kortere vrijheidsstraffen en tot lagere geldboetes al aanleiding zijn tot het weigeren of intrekken van een vergunning. Het doel van het nieuwe besluit is drempels op te werpen voor personen die door hun aanzienlijk strafrechtelijk verleden niet geschikt zijn om leiding te geven aan o.a. een horecabedrijf. Leidinggevenden dienen immers in staat te zijn hun klanten op naleving van waarden en normen aan te spreken en te zorgen voor een verantwoorde drankverstrekking. Dat is van groot belang voor de openbare volksgezondheid en de veiligheid.

Bij de vaststelling van de inrichtingseisen van het bedrijf is aansluiting gezocht bij de desbetreffende bepalingen van het bij de wet behorende Besluit eisen inrichtingen Drank- en Horecawet.

Artikel 3.5

Dit artikel biedt de mogelijkheid om af te kunnen wijken van de gestelde inrichtingseisen.

Artikel 3.6

In dit artikel wordt een aantal situaties genoemd, waarin het verlof kan/moet worden geweigerd of ingetrokken.

Artikel 3.7

Op grond van artikel 154 van de Gemeentewet kan de raad op overtreding van zijn verordeningen straf stellen maar geen andere of zwaardere dan hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie, als dan niet met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

De indeling in geldboetecategorieën is nader geregeld in artikel 23, vierde lid, Wetboek van Strafrecht. Het maximum van de eerste categorie is f 500,--, van de tweede categorie, die met name bedoeld is voor de zwaardere overtreding, is dat f 5000,--.

Hoofdstuk 4 Tijdelijk verbod verstrekking alcoholhoudende drank

De artikelen in hoofdstuk 4 kunnen worden geactiveerd in geval van een bijzondere gebeurtenis, die door de aard of publiektrekkende werking vanuit een oogpunt van openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of de volksgezondheid om een nadere ordening vraagt.

Hierbij kan men bijvoorbeeld denken aan (grootschalige) evenementen zoals bijvoorbeeld voetbalwedstrijden, optochten en kermissen, waarbij ongeregeldheden worden verwacht.

Deze artikelen geven de Burgemeester de bevoegdheid voor een bepaalde door hem aan te wijzen periode de mogelijkheden voor het verstrekken van alcoholhoudende drank vanuit inrichting en onder andere winkels te beperken. Alleen de verstrekking van alcoholhoudende drank - al dan niet bedrijfsmatig - geheel zonder commerciële bijbedoeling, valt buiten de reikwijdte van dit onderdeel.

Artikel 4.1

Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om voor een bepaalde tijd de verstrekking van alcoholhoudende dranken in of vanuit inrichtingen te beperken. Voor slijterijen kan op grond van sub b van de verstrekking van sterk-alcoholhoudende dranken worden beperkt. Artikel 4.1 tweede lid geeft de burgemeester de algemene bevoegdheid het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken te beperken. Dit geldt voor alle inrichtingen in de zin van de Drank- en Horecawet en ook voor alle overige inrichtingen zoals bijvoorbeeld winkels of bedrijfsgebouwen.

Artikel 4.2.

De gronden voor de activering van het verbod van artikel 3 eerste en tweede lid zijn genoemd in artikel 4.2. Het verbod van lid 2 grijpt meer in het maatschappelijk verkeer in dan dat verbod van het eerste lid. De burgemeester zal bij een aanwijzing rekening dienen te houden met eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. Dit is tot uitdrukking gebracht in de toevoeging "dringend".

De bevoegdheid van artikel 4.2 sluit aan bij de burgemeesters bevoegdheden van artikel 174 Gemeentewet inzake het toezicht op openbare samenkomsten en vermakelijkheden en de uitvoering van verordeningen inzake dit toezicht. De omstandigheden waaronder van de bevoegdheid gebruik zal worden gemaakt vragen een snelle procedure en een orgaan dat hiervoor geschikt is.

Artikel 4.3

Artikel 4.3 geeft de burgemeester de mogelijkheid te bepalen dat de verboden van artikel 4.1 slechts gelden voor bepaalde gedeelten van de gemeente. Overtreding van het verbod van artikel 4.1 kan tevens een intrekkingsgrond opleveren voor de op basis van de Drank- en Horecawet en de Algemene Plaatselijke Verordening verleende exploitatievergunningen.

Hoofdstuk 5 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 5.1

De overgangsbepaling dient te worden opgenomen om aan te geven of bestaande ontheffingen en verloven hun rechtskracht blijven behouden na de inwerkingtreding van deze verordening.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de

raad der gemeente Dongeradeel van 31 januari 2002

secretaris voorzitter