Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting herinrichting looproute 't Panwurk-busstation-binnenstad

Geldend van 29-12-2001 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting herinrichting looproute 't Panwurk-busstation-binnenstad

De raad der gemeente Dongeradeel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 december 2001, no. 133/'01;

gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het bekostigingsbesluit herinrichting looproute ’t Panwurk – busstation - binnenstad , vastgesteld bij raadsbesluit van 21 juli 1999

b e s l u i t :

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING HERINRICHTING LOOPROUTE 'T PANWURK-BUSSTATION-BINNENSTAD

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een ongebouwd eigendom;

  • 3.

    een gedeelte van een onder 1 of 2 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • 4.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 en 2 bedoelde eigendommen of onder 3 bedoelde gedeelten daarvan, die naar omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam “baatbelasting herinrichting looproute ’t Panwurk – busstation - binnenstad” wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken, gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 2001 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur;

  • 2. de in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten:

    • a.

      het opnieuw inrichten van de straat Aalsumerpoort, gedeeltelijk de straten Stationsweg en Hantumerweg en de toegang naar de parkeergarage ’t Panwurk;

    • b.

      het aanbrengen van sierbestratingmaterialen;

    • c.

      het plaatsen van bankjes, fietsbeugels, afscheidingspaaltjes, boomkransen en (sfeer)lantaarns;

    • d.

      verbreding van de loopzones en het ten behoeve van de visueel gehandicapten aanbrengen van speciale oversteekmarkeringen;

    • e.

      het handhaven en op niveau brengen van de parkeervakken aan de oostzijde van de Aalsumerpoort:

    • f.

      het gedeeltelijk aan de westzijde van de Aalsumerpoort aanbrengen van uitstalstroken voor de gevels van de onroerende zaken van de ondernemers.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. de belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

  • 2. voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing danwel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is;

  • 3. indien de lasten die zijn verbonden aan de voorzieningen genoemd in artikel 2, tweede lid, ter zake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst zijn of worden voldaan, wordt de belasting terzake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van de heffing

  • 1. de maatstaf van heffing is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, zoals deze is vastgesteld voor de heffing van de onroerende zaakbelastingen, bedoeld in artikel 3 van de verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 13 november 2000;

  • 2. a. de waarde als bedoeld in het eerste lid is die op 1 januari 1993;

    • b.

      de waarde van het deel van de onroerende zaak dat dient als woning wordt buiten aanmerking gelaten;

  • 3. indien een onroerende zaak in de heffing wordt betrokken, waarvan de waarde in het economische verkeer niet is vastgesteld voor de heffing van de onroerende zaakbelastingen, dient deze alsnog te worden bepaald op het tijdstip als bedoeld in het tweede lid. De waarde in het economische verkeer wordt dan bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat, waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in feitelijk gebruik zou kunnen nemen;

  • 4. indien de waarde in de periode, gelegen tussen het tijdstip als bedoeld in het tweede lid en het tijdstip van gebaat zijn, als bedoeld in artikel 2, wijziging ondergaat als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, bestemmingsverandering of afbraak, is de waarde, in afwijking van het tweede lid, de waarde die in aanmerking zou worden genomen indien die bouw, verbouwing, verbetering, bestemmingsverandering of afbraak zijn beslag had gekregen op het in het tweede lid bedoelde tijdstip.

Artikel 5 Belastingtarieven

De belasting bedraagt, bij een waarde in het economische verkeer van:

0,00

-

68.068,00

1.558,00

68.069,00

-

136.136,00

3.117,00

136.136,00

-

272.269,00

4.675,00

272.270,00

-

453.781,00

6.234,00

meer dan

-

453.781,00

7.792,00

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. in afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 10 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel G, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend;

  • 2. het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar;

  • 3. de jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde berekend op basis van een periode van 10 jaren, een rentevoet van 6% en naar beneden afgerond op hele euro’s;

  • 4. de belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 6% en naar beneden afgerond op hele euro’s;

  • 5.

    • a.

      in geval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit, of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel;

    • b.

      in afwijking van het bepaalde in onderdeel a. wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel G, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend;

  • 6. ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de betreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1. de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later en de derde en laatste weer twee maanden later;

  • 2. in afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in vijf gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later;

  • 3. in afwijking van het eerste lid, is de belastingschuld direct invorderbaar, indien de belastingschuldige niet binnen de gestelde termijn betaalt;

  • 4. in afwijking van het tweede lid, is de belastingschuld direct invorderbaar, indien de verschuldigde bedragen wegens ontoereikend saldo niet kunnen worden afgeschreven;

  • 5. met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel C , van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn de leden 1 tot en met 4 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking;

  • 2. de datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002;

  • 3. deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening baatbelasting herinrichting looproute ’t Panwurk – busstation - binnenstad”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de
raad der gemeente Dongeradeel van 20 december 2001
secretaris
voorzitter