Regeling vervallen per 01-01-2015

Beheersverordening Essenhof

Geldend van 18-11-2010 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2010

Intitulé

Beheersverordening Essenhof

Nr. ESH/2008/98

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 28 oktober 2008, Nr. ESH/2008/98;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende

Beheersverordening Essenhof

1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

aanvrager:

degene die - al dan niet door tussenkomst van een uitvaartverzorger - opdracht geeft voor een begrafenis of crematie, en die de uitgifte van een graf of urnenplaats verzoekt respectievelijk na crematie een andere bestemming aan de as geeft;

b.

algemeen graf:

een zandgraf of keldergraf bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken;

c.

algemeen kindergraf:

een algemeen graf bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen begraven van lijken van kinderen tot en met 11 jaar;

d.

algemene nis:

een niet voor publiek toegankelijke ruimte in het crematorium, die bij de gemeente in beheer is, voor de tijdelijke bijzetting van asbussen;

e.

begraafplaats:

de gemeentelijke terreinen aan de Nassauweg en de Zuidendijk, die zijn bestemd voor de uitgifte van graven of ruimten ter bijzetting van asbussen en de kennelijk daarbij behorende gronden en voorzieningen;

f.

crematorium:

het crematorium gelegen op het terrein aan de Nassauweg;

g.

college:

het college van burgemeester en wethouders;

h.

directeur:

degene die door het college met de dagelijkse leiding van de Essenhof is belast of degene die hem vervangt;

i.

particulier graf:

een eigen graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen begraven en begraven houden van lijken en het bijzetten van asbussen;

j.

particulier kindergraf

een particulier graf waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven en begraven houden van een lijk van een kind tot en met 11 jaar;

k.

Essenhof:

de beide begraafplaatsen en het crematorium.

l.

gebruiker:

de natuurlijke of rechtspersoon, aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, of urnenplaats is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

m.

gedenkteken:

een grafsteen, liggende of staande zerk, sierurn, sluitplaat of ander monument ter nagedachtenis aan een overledene;

n.

grafakte:

de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van deze verordening door of namens de gemeente een grafrecht wordt verleend;

o.

grafbedekking:

gedenktekens of vaste planten die op het graf of de urnenplaats zijn geplaatst;

p.

grafrecht:

het recht op het gebruik van een ruimte in een algemeen graf of een urnenplaats; hetzij het uitsluitend recht op een particulier graf;

q.

kinderhof:

het gedeelte van de begraafplaats waar alleen lijken van kinderen tot en met 11 jaar worden bezorgd;

r.

onderhoudsrecht:

een verplichte bijdrage in het onderhoud van de begraafplaats voor rechthebbenden en gebruikers;

s.

plaatsingsrecht:

het recht tot het doen aanbrengen van een naamplaatje op een herdenkingszerk die bij de gemeente in beheer is;

t.

rechthebbende:

de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

u.

urnengraf:

een algemeen graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen;

v.

urnennis:

een algemene, open of gesloten nis in de urnenmuur, bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen;

w.

urnenplaats:

een urnengraf, een urnennis, of een plek in de urnentuin, of een andere ruimte, bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen;

x.

urnentuin:

een tuin op de begraafplaats, bij de gemeente in beheer, waarin gelegenheid wordt gegeven tot het doen bijzetten van asbussen;

y.

wet:

de Wet op de lijkbezorging en de daaruit voortvloeiende regelgeving.

2. De Essenhof

Artikel 2

  • 1. Het beheer van de Essenhof omvat het onderhouden en exploiteren van de terreinen en de gebouwen en het bieden van faciliteiten voor lijkbezorging en voor de herdenking van overledenen.

  • 2. Er wordt een, niet openbaar, register bijgehouden van alle rechthebbenden en gebruikers van de graven en urnenplaatsen, met hun namen en adressen en aantekening van hun relatie tot de overledene.

  • 3. De rechthebbenden en gebruikers zijn verplicht de wijziging van hun adres aan de Essenhof door te geven.

  • 4. Rechthebbenden van particuliere graven die voorheen voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven en waarvan de onderhoudsrechten voor onbepaalde tijd zijn afgekocht, zijn verplicht de Essenhof eens in de tien jaar te laten weten of men het graf nog wil laten voortbestaan.

Artikel 3

  • 1. De Essenhof is van 1 mei tot en met 30 september geopend van 08.00 tot 21.00 uur en van 1 oktober tot en met 30 april tot zonsondergang. De directeur kan een ruimere openstelling toestaan.

  • 2. De directeur kan bezoekers de toegang tot de begraafplaats tijdelijk ontzeggen.

  • 3. Bezoekers van de Essenhof, waaronder ook personen in de uitoefening van hun beroep of bedrijf worden begrepen, dienen zich ordentelijk te gedragen en zonodig de door of namens de directeur gegeven aanwijzingen op te volgen.

  • 4. Het is steenhouwers, hoveniers, fotografen, en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of bedrijf werkzaamheden op de begraafplaats of aan grafbedekkingen verrichten, verboden dit te doen zonder voorafgaande kennisgeving aan de directeur.

  • 5. Het is op het terrein van de Essenhof verboden om:

    • a.

      met motorrijtuigen op de begraafplaats te rijden of deze met zich mee te voeren;

    • b.

      buiten de verharde paden te fietsen;

    • c.

      honden of andere dieren mee te nemen;

    • d.

      op de graven te lopen of te zitten en gereedschappen of andere niet tot de graven behorende voorwerpen neer te leggen;

    • e.

      een eigen zitgelegenheid te plaatsen;

    • f.

      zonder toestemming of opdracht van de nabestaanden een uitvaart te fotograferen, te filmen of anderszins te registreren;

    • g.

      bloemen of andere waren te koop aan te bieden of hiervoor reclame te maken;

    • h.

      as te verstrooien of andere vormen van lijkbezorging te bezigen.

  • 6. Het college kan ontheffing verlenen voor de in het vijfde lid genoemde verboden.

  • 7. Het college kan aan de ontheffing als genoemd in het zesde lid voorwaarden en beperkingen verbinden.

  • 8. De directeur kan personen die zich niet aan de hiervoor bedoelde geboden en verboden houden van de Essenhof (laten) verwijderen. Bij herhaalde overtredingen kan gedurende een door de directeur te bepalen periode de toegang worden ontzegd.

3. Indeling van de begraafplaats, onderscheid van de graven en asbestemming

Indeling

Artikel 4

  • 1. Het college stelt de indeling van de begraafplaats en de inrichting van de grafvelden vast.

  • 2. Graven en urnenplaatsen worden aansluitend op de reeds uitgegeven graven en urnenplaatsen uitgegeven.

  • 3. Indien dit naar het oordeel van de directeur gewenst of niet bezwaarlijk is, kunnen ook op andere plaatsen, als bedoeld in lid 2, graven of urnenplaatsen worden uitgegeven.

Graven

Artikel 5

  • 1. Algemene zandgraven op de begraafplaats aan de Nassauweg zijn bestemd voor het begraven van maximaal twee lijken.

  • 2. Algemene keldergraven op de begraafplaats aan de Nassauweg zijn bestemd voor het begraven van maximaal vier lijken.

  • 3. Algemene graven op de begraafplaats aan de Zuidendijk zijn bestemd voor het begraven van maximaal twee lijken.

  • 4. Algemene kindergraven zijn bestemd voor het begraven van maximaal twee lijken.

  • 5. In algemene graven worden geen asbussen bijgezet.

  • 6. Algemene graven, waaronder algemene kindergraven, worden uitgegeven voor een termijn van vijftien jaar.

  • 7. De termijn van algemene graven wordt niet verlengd.

Artikel 6

  • 1. Particuliere graven zijn bestemd voor het begraven van maximaal twee lijken en het bijzetten van maximaal twee asbussen, waarbij het aantal asbussen het aantal erin begraven lijken niet mag overschrijden.

  • 2. Particuliere graven worden uitgegeven voor een termijn van dertig jaar.

  • 3. Particuliere kindergraven zijn bestemd voor het begraven van maximaal 1 lijk.

  • 4. In particuliere kindergraven worden geen asbussen bijgezet.

  • 5. Van het bepaalde lid 3 en lid 4 kan worden afgeweken indien het kinderen tot en met 11 jaar betreft uit hetzelfde gezin en voor zover de omstandigheden een gezamenlijke lijkbezorging toelaten.

  • 6. Particuliere kindergraven bevinden zich op de kinderhof.

  • 7. Particuliere kindergraven worden uitgegeven voor een termijn van vijftien jaar.

  • 8. Na afloop van de uitgiftetermijn van een particulier graf kunnen de grafrechten telkens met tien jaar worden verlengd op verzoek van de rechthebbende, mits een zodanig verzoek vóór het verstrijken van de termijn is gedaan.

  • 9. Begraving in een particulier graf, waarin reeds is begraven en waarvan de lopende grafrechttermijn binnen tien jaar afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de termijn tot maximaal tien jaar na de laatste begraving of bijzetting.

  • 10. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 11. Het is verboden zonder vergunning van het college een grafkelder aan te brengen in een particulier graf.

  • 12. De vergunning kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd indien:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

    • b.

      ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • c.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen of de op de vergunning van toepassing zijnde regelgeving niet is of wordt nagekomen;

    • d.

      van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      de houder van de vergunning dit verzoekt;

    • f.

      dit om redenen van beheertechnische aard wenselijk of noodzakelijk is.

  • 13. Het college kan aan de vergunning als genoemd in het elfde lid voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 14. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de aard, de afmetingen en de wijze van aanvragen en aanbrengen van grafkelders.

Asbestemming

Artikel 7

  • 1. Een asbus blijft, met inbegrip van de wettelijke minimumtermijn van een maand, maximaal twaalf maanden in de algemene nis.

  • 2. De termijn als bedoeld in het eerste lid kan op verzoek van de aanvrager eenmaal worden verlengd met maximaal drie jaar.

  • 3. Wanneer een aanvrager binnen de in lid 1 of lid 2 gestelde termijn geen bestemming van de as kenbaar maakt, wordt de as verstrooid op een door de directeur te bepalen plaats.

Artikel 8

  • 1. Urnenplaatsen zijn bestemd voor het bijzetten van maximaal twee asbussen.

  • 2. Urnenplaatsen worden uitgegeven voor een termijn van tien jaar.

  • 3. Na afloop van de grafrechttermijn van een urnenplaats als genoemd in het tweede lid, kan deze termijn met tien jaar worden verlengd tenzij dit uit het oogpunt van beheer van de Essenhof bezwaarlijk is.

  • 4. Een asbus kan worden bijgezet in een urnenplaats of in of op een particulier graf.

  • 5. Bij bijzetting in of op een particulier graf zijn de bepalingen van deze verordening betreffende particuliere graven van overeenkomstige toepassing.

  • 6. Indien het grafrecht niet wordt verlengd en niet tijdig een andere bestemming van de as kenbaar is gemaakt, wordt de as verstrooid op een door de directeur te bepalen plaats.

Artikel 9

  • 1. As kan worden verstrooid in of op een particulier graf, een urnengraf, of op een strooiveld van de Essenhof.

  • 2. As kan worden meegenomen door de aanvrager, of op diens aangeven aan een ander ter beschikking worden gesteld.

  • 3. As kan worden gedeeld en geborgen in verschillende urnen of objecten, die aan de aanvrager, of op diens aangeven aan een ander, ter beschikking worden gesteld.

Artikel 10

Plaatsingsrecht

Een naamplaatje ter nagedachtenis aan een overledene kan op verzoek op de algemene herdenkingszerk worden geplaatst voor een periode van tien jaar.

4. Vereisten voor begraving, crematie of asbestemming

Artikel 11

  • 1. Degene die een lijk wil doen begraven of cremeren maakt daarvoor gebruik van een door het college vast te stellen formulier, dat uiterlijk op de ochtend van de dag voorafgaande aan de dag waarop de begraving of crematie dient plaats te vinden, bij de directeur - ingevuld - wordt ingeleverd.

  • 2. Indien de burgemeester verlof heeft verleend om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven of te cremeren moet het verzoek daartoe aan de directeur zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 3. Indien men een lijk wil doen begraven, wordt op het in het eerste lid bedoelde formulier aangegeven van welke in artikel 5 of 6 bedoelde typen graven men gebruik wil maken.

  • 4. Indien begraving of bijzetting in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de directeur te worden overgelegd, welke moet zijn ondertekend door de rechthebbende.

  • 5. Het is verboden om in een kist of ander omhulsel voorwerpen of objecten bij te sluiten die niet tot de kist of het lijk behoren, anders dan kleine verteerbare grafgiften.

  • 6. Het is verboden om een lijk te begraven of te cremeren in een zinken of andere metalen of kunststof (binnen)kist.

  • 7. Bij begraving dient tenminste 24 uur voorafgaand aan het tijdstip van begraving door de uitvaartondernemer, of - wanneer hiervan geen gebruik wordt gemaakt - door de aanvrager, schriftelijk te worden verklaard of gebruik wordt gemaakt van een lijkhoes; voorts dient de uitvaartondernemer dan wel de aanbieder van de lijkhoes aan te tonen dat deze lijkhoes voldoet aan de wet.

  • 8. Tot begraving of crematie wordt niet overgegaan dan nadat aan artikel 11 en aan de vereisten uit de wet, is voldaan.

Artikel 12

  • 1. Het tijdstip van begraven, cremeren, bijzetten of verstrooien wordt telkens en voor elk geval afzonderlijk door de directeur, in overleg met de betrokken aanvrager, vastgesteld.

  • 2. De aanwijzing van de plaats van het graf of de urnenplaats geschiedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 4, tweede en derde lid, in overleg met de aanvrager, door de directeur.

  • 3. Herdenkingsbijeenkomsten en andere plechtigheden kunnen geschieden nadat deze tenminste een week tevoren bij de directeur zijn gemeld. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal geschieden worden in het belang van de rust en de orde op de begraafplaats in overleg met de aanvrager door de directeur vastgesteld.

5. Opgraven en ruimen

Artikel 13

Bij de opgraving van lijken en ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de directeur met deze werkzaamheden zijn belast.

6. Grafbedekking

Artikel 14

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college gedenktekens te plaatsen op graven of urnenplaatsen.

  • 2. De vergunning kan worden gewijzigd, ingetrokken of geweigerd indien:

    • a.

      de duurzaamheid van de gebruikte materialen onvoldoende of de fundering en constructie onvoldoende stevig en veilig wordt geacht;

    • b.

      het gedenkteken naar het oordeel van het college ernstig afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de tekst of afbeelding op het gedenkteken naar het oordeel van het college aanstootgevend of kwetsend kan zijn;

    • d.

      ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • e.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen of de op de vergunning van toepassing zijnde regelgeving niet is of wordt nagekomen;

    • f.

      van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

    • g.

      de houder van de vergunning dit verzoekt.

  • 3. Het college kan aan de vergunning als genoemd in het eerste lid voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de aard, de afmetingen en de wijze van aanvragen en aanbrengen van grafbedekking en van andere voorwerpen op graven en asbestemmingsplaatsen.

Artikel 15

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van grafbedekking of andere voorwerpen geschiedt door, op rekening van en voor risico van de rechthebbende of gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of gebruiker is verplicht de grafbedekking goed te onderhouden.

  • 3. Indien dit naar het oordeel van de directeur voor de veiligheid van personen of zaken of voor het uiterlijk aanzien van de Essenhof noodzakelijk is, is de rechthebbende of gebruiker verplicht binnen de door de directeur gestelde termijn tot herstel, vernieuwing of verwijdering van de grafbedekking of andere voorwerpen over te gaan.

  • 4. De directeur kan verwelkte bloemen, verwaarloosde planten, losse en glazen voorwerpen direct laten verwijderen, zonder dat daarvoor alsnog een termijn wordt gegeven, waarbinnen deze verwijderd dienen te worden.

7. Vestiging, overdracht en einde van grafrechten

Artikel 16

  • 1. Het grafrecht of de verlenging van het grafrecht wordt gevestigd door middel van een grafakte.

  • 2. Een grafrecht kan worden overgedragen door overlegging aan de directeur van een door de rechthebbende of gebruiker en de betrokken rechtsopvolger getekend bewijs van overdracht.

  • 3. Overdracht is slechts mogelijk op naam van één (rechts)persoon.

  • 4. In geval van overlijden van de rechthebbende of gebruiker kan het grafrecht worden overgeschreven op naam van een (rechts)persoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende of gebruiker.

  • 5. Na het verstrijken van de in het vorige lid bedoelde termijn kan het grafrecht alsnog op naam van een nieuwe rechthebbende of gebruiker worden gesteld, tenzij het betreffende graf of de betreffende urnenplaats inmiddels is geruimd.

  • 6. Aan het grafrecht is de verplichting tot het betalen van onderhoudsrechten verbonden.

  • 7. Een rechthebbende of gebruiker kan afstand doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding en onverminderd zijn verplichting tot het betalen van kosten voor de lopende termijn.

Artikel 17

  • 1. Wanneer ophoging van (gedeelten van) de begraafplaats plaatsvindt, kan in voorkomende gevallen nieuwe grafruimte ontstaan, welke aan de rechthebbenden van de bestaande, onderliggende particuliere graven, kan worden uitgegeven.

  • 2. Uitgifte van nieuwe grafruimte als bedoeld in het eerste lid, vindt alleen plaats wanneer het bestaande grafrecht gelijktijdig wordt omgezet in een nieuw grafrecht voor een termijn van dertig jaar.

  • 3. Er vindt geen verrekening plaats van reeds betaalde grafrechten ten behoeve van het onderliggende particuliere graf.

  • 4. Voor het onderliggende graf zijn niet opnieuw grafrechten verschuldigd.

  • 5. Bij ophoging als bedoeld in het eerste lid zijn de bepalingen van deze verordening betreffende particuliere graven van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18

  • 1. De grafrechten vervallen:

    • a.

      door het verlopen van de termijn;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker afstand doet van het recht;

    • c.

      indien de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2. Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      indien de betaling van het grafrecht en het onderhoudsrecht ten behoeve van de vestiging of een verlenging van het grafrecht niet tijdig is geschied;

    • b.

      indien de rechthebbende of gebruiker - ondanks een aanmaning - in verzuim blijft een op grond van deze verordening op hem rustende verplichting na te komen of daarmee in strijd handelt;

    • c.

      indien de rechthebbende of de gebruiker van een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

  • 3. In de gevallen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, en in het tweede lid, vindt geen terugbetaling plaats van een deel van de kosten van het grafrecht, betaalde onderhoudsrechten of eventuele andere kosten.

  • 4. Eventueel op het graf aanwezige grafbedekking en andere voorwerpen kunnen gedurende een maand vóór het vervallen van een grafrecht door de rechthebbende of gebruiker van het graf worden verwijderd. Na het vervallen van het grafrecht kunnen zij geen aanspraken op deze voorwerpen doen gelden.

8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 19

  • 1. De rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de Beheersverordening Essenhof 1997, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

  • 2. Op aanvragen om een vergunning die voor het in werking treden van deze verordening zijn gedaan en waarop nog niet is beslist, worden de desbetreffende bepalingen van deze verordening toegepast.

  • 3. De intrekking van de verordening vermeld in artikel 21, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop deze besluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voorzover deze besluiten niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 20

Deze verordening kan worden aangehaald als "Beheersverordening Essenhof".

Artikel 21

De Beheersverordening Essenhof 1997 wordt ingetrokken.

Artikel 22

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2008.

De griffier
De voorzitter

TOELICHTING op de Beheersverordening Essenhof

Artikel 1

Onderdeel a.

De aanvrager heeft een aparte status. Dit is de persoon die de begrafenis of crematie regelt en hiervoor ook betalingsplichtig is. Bij begraving in een algemeen graf wordt de aanvrager als gebruiker aangemerkt van het graf. Bij een urnenplaats of particulier graf is tevens tenaamstelling van de grafrechten vereist. Deze tenaamstelling hoeft niet de aanvrager zelf te betreffen. De grafrechten kunnen ook gevestigd worden op naam van een andere persoon (familielid bijvoorbeeld). Niet de aanvrager maar de rechthebbende (of bij een urnenplaats: de gebruiker) geeft toestemming voor de begrafenis of bijzetting

Bij crematies is de aanvrager degene die over de as mag beschikken.

Onderdeel b.

Algemene graven worden slechts uitgegeven voor directe teraardebestelling. Een algemeen graf kenmerkt zich daarnaast doordat de gebruiker geen zeggenschap heeft over wie er verder in het graf wordt begraven. In of op een algemeen graf kunnen geen asbussen worden bijgezet en geen verstrooiingen plaatsvinden.

Algemene graven worden op de Essenhof voor vijftien jaar uitgegeven. Deze termijn kan niet worden verlengd. Wel bestaat de mogelijkheid om na het verstrijken van de termijn de overledene te laten opgraven en herbegraven in een particulier graf of alsnog te cremeren.

Onderdeel c.

Voor overleden kinderen zijn algemene graven beschikbaar met speciale afmetingen. Er is voor ouders uiteraard geen verplichting om van een algemeen kindergraf gebruik te maken. Kinderen kunnen ook worden bijgezet in een particulier graf .

Onderdeel d.

Het betreft hier de bewaarplaats voor asbussen die wordt genoemd in artikel 59 lid 1 van de Wet op de Lijkbezorging.

Onderdeel i.

Een particulier graf kenmerkt zich doordat de rechthebbende (de houder van het grafrecht) het uitsluitend recht heeft om te bepalen wie er in het graf begraven wordt, op welk moment dat gebeurt en voor hoe lang deze overledene(n) begraven worden gehouden.Particuliere graven kunnen ook bij voorbaat worden uitgegeven, dat wil zeggen zonder dat er direct in het graf begraven wordt. Hierbij kan gedacht worden aan mensen die een graf willen reserveren naast het graf van hun ouders. Of aan personen zonder nabestaanden die de regie van hun uitvaart in eigen hand nemen.

Particuliere graven worden op de Essenhof voor dertig jaar uitgegeven. Elke rechthebbende heeft het wettelijk recht deze uitgiftetermijn te verlengen met telkens tien jaar.

Onderdeel j.

Een particulier kindergraf onderscheidt zich van een particulier graf doordat in de eerstgenoemde slechts een kind tot en met 11 jaar kan worden begraven. Omdat in een particulier kindergraf slechts één overleden kind kan worden begraven, zijn bijzettingen en verstrooiingen niet toegestaan.

Onderdeel l.

De term gebruiker is gerelateerd aan een algemeen graf of urnenplaats en is in dit opzicht de tegenhanger van de term rechthebbende. De gebruiker heeft naast rechten ook plichten (bijvoorbeeld het betalen van het grafrecht en het onderhoudsrecht).

Onderdeel n.

De grafakte is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Dat wil zeggen dat tegen een dergelijke beslissing bezwaar kan worden gemaakt, indien men het niet eens is met de inhoud van dit besluit.

Onderdeel p.

Het grafrecht is het recht om gebruik te kunnen maken van een grafruimte. Het is niet alleen het recht om in het graf een overledene te begraven, maar ook om deze begraven te houden gedurende de looptijd van het graf.

Bij een algemeen graf krijgt de gebruiker het recht om één overledene te begraven, maar heeft hij geen zeggenschap over wie verder in dit graf wordt bijgezet. Ditzelfde geldt op gelijke wijze voor de plaatsing van asbussen in een urnennis, urnentuin of in een andere algemene urnenplaats.

Bij particuliere graven is er sprake van een uitsluitend grafrecht: Alleen de rechthebbende mag bepalen of er in het graf wordt begraven, wie er wordt begraven en wanneer dat gebeurt.

Men kan het graf ook reserveren voor een later tijdstip. Daarnaast heeft de rechthebbende (in tegenstelling tot de gebruiker) het wettelijk recht de grafrechten telkens opnieuw te verlengen.

Het uitsluitend recht is overigens ook van toepassing op de urnenplaatsen die op de Essenhof in het verleden voor twintig jaar werden uitgegeven.

Grafrechten zijn niet overerfbaar; bij overlijden van de houder ervan dienen ze te worden overgeschreven op naam van een andere (rechts)persoon.

Voor elke begraving of bijzetting is altijd toestemming nodig van de gebruiker of rechthebbende. Derhalve dient het grafrecht altijd eerst op naam te zijn gesteld alvorens tot een begraving of bijzetting kan worden overgegaan.

Onderdeel r.

Het onderhoudsrecht is een bijdrage in de kosten voor het jaarlijkse onderhoud van de graven en grafvakken, alsmede van alle groen en van alle voorzieningen op de begraafplaatsen.

Onderdeel s.

Voor nabestaanden die geen graf of urnenplaats hebben bestaat de mogelijkheid hun overledene te gedenken door middel van een naamplaat op de algemene herdenkingszerk bij het strooiveld op de begraafplaats aan de Nassauweg.

Onderdeel t.

De term rechthebbende is gerelateerd aan een particulier graf (of een urnengraf dat voor minimaal twintig jaar is uitgegeven) en is in dit opzicht de tegenhanger van de term gebruiker. De rechthebbende heeft naast rechten ook plichten (bijvoorbeeld het betalen van het grafrecht en het onderhoudsrecht).

Onderdeel u.

Bij een urnengraf kan sprake zijn van het bijzetten van een asbus door middel van begraving in het zand, of door plaatsing van de asbus in een urnenkeldertje of nis.

Met de benaming ’algemeen graf' voor urnengraven wordt slechts de juridische status van deze grafruimten aangegeven. Er rust geen uitsluitend grafrecht op urnengraven die niet voor minstens twintig jaar zijn uitgegeven (zoals in artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging wordt gesteld). Wel is het zo dat op de Essenhof de urnengraven voor individueel gebruik worden uitgegeven. Wanneer het urnengraf ruimte aan meer dan 1 asbus biedt, dan is het de gebruiker die bepaalt welke asbus in het urnengraf wordt bijgezet.

Op de Essenhof zijn in het verleden ook urnengraven voor twintig jaar uitgegeven en is aan de gebruikers een uitsluitend recht toegekend. Men beschikt in dat geval ook over het wettelijk recht van verlenging.

Onderdeel v.

Ook voor de urnennis geldt dat het hier een algemeen graf in juridische zin betreft. De gebruiker ervan is geen rechthebbende; hij beschikt niet over het uitsluitend recht tot bijzetting, omdat de uitgiftetermijn korter is dan twintig jaar. Bovendien is de urnenmuur niet voor individueel gebruik bestemd maar moet deze gedeeld worden met andere gebruikers. Over de asbussen die in de naastgelegen nissen in dezelfde urenmuur worden bijgezet heeft de gebruiker geen zeggenschap, maar hij heeft dat wel over de asbus(sen) in zijn eigen nis.

Onderdeel x.

Een plaats in de urnentuin wordt, net als de overige urnenplaatsen, om juridische redenen aangemerkt als een algemeen graf, waarop geen uitsluitend recht rust.

Onderdeel y.

Hoewel met 'de wet' juridisch gezien slechts de wet in formele zin wordt bedoeld (de Wet op de lijkbezorging), wordt in deze verordening ook onder die noemer begrepen: de op deze wet gebaseerde regelgeving zoals het Besluit op de lijkbezorging, het Lijkomhulselbesluit 1998 etcetera.

Artikel 2

Lid 1.

Het hier omschreven beheer omvat het beheer van gemeentewege in ruime zin. Het voeren van de administratie, het aanleggen, openen, sluiten en ruimen van graven, het begraven, opgraven en herbegraven van lijken, het cremeren van lijken, het bijzetten en wegnemen van asbussen, het afnemen en plaatsen van grafmonumenten en voorwerpen in verband met het openen van graven, het verstrooien van as en het onderhouden van de graven, grafvakken en het omringende groen, de gebouwen en de overige voorzieningen op het terrein vallen er allemaal onder. De tarieven voor de onderscheidene diensten zijn vastgelegd in de 'Heffingsverordening Essenhof'.

Lid 2. en 3.

Op grond van de artikelen 27 en 65 Wet op de lijkbezorging is de houder van een begraafplaats of plaats van bijzetting van asbussen verplicht een register bij te houden van lijken en asbussen, met een nauwkeurige aanduiding van de plaats van begraving of bijzetting. Artikel 10 van het Besluit op de lijkbezorging bevat nadere voorschriften ten aanzien van de gegevens die moeten worden opgenomen ter zake van bijgezette asbussen. Deze registers zijn openbaar.

Daarnaast wordt op de Essenhof een register bijgehouden van degenen die rechthebbende zijn van een particulier graf of gebruiker van een urnenplaats. Deze administratie is voor derden niet toegankelijk.

De verordening verplicht rechthebbenden en gebruikers de wijziging van hun adres door te geven. Het is belangrijk het adresbestand actueel te houden, in verband met het aanbieden van verlenging van de termijn van particuliere graven en urnenplaatsen, zodat de Essenhof kan voldoen aan het gestelde in artikel 28 van de Wet op de Lijkbezorging.

Lid 4.

Graven die voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven en waarvan ook het onderhoudsrecht in het verleden voor onbepaalde tijd is afgekocht, worden in stand gehouden zolang de begraafplaats blijft bestaan. Echter, voor deze graven geldt ook de wettelijke regel van artikel 28 van de Wet op de lijkbezorging dat bij ernstige verwaarlozing van het grafmonument en indien de rechthebbende niet tot reparaties of vervanging van het monument overgaat, het grafrecht kan vervallen. Ook dient te worden voldaan aan de verplichting in artikel 16 lid 4, dat het grafrecht moet worden overgeschreven op een nieuwe rechthebbende, binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Mede ter controle of de rechthebbende nog wel in leven is en of diens bekende adres nog juist is, dient de rechthebbende om de tien jaar te bevestigen dat op het voortbestaan van het graf prijs wordt gesteld. Indien de rechthebbende zichzelf niet meldt of indien hij op een aanschrijving van de directeur niet reageert, kan het grafrecht vervallen op grond van artikel 18 van de verordening.

Artikel 3

Lid 3. en 4.

Bezoekers van de Essenhof dienen zich rustig en respectvol te gedragen. Het spreekt voor zich dat het maken van lawaai en het afspelen van luide muziek niet gepast is. Het verontreinigen van het terrein van de Essenhof, op welke wijze dan ook, hoort evenmin daarbij. Teneinde de gang van zaken op de Essenhof ordentelijk te laten verlopen en zonodig op elkaar af te stemmen, is een meldingsplicht opgenomen voor personen die werkzaamheden op de Essenhof moeten verrichten.

Lid 6.

Het is denkbaar dat in uitzonderlijke gevallen een ontheffing wordt verleend voor de verboden handelingen in het vijfde lid. Omdat de genoemde handelingen niet direct overeenstemmen met het beeld van orde en rust op de Essenhof, wordt met het verlenen van ontheffingen uiterst terughoudend omgegaan.

Lid 8.

De directeur heeft de bevoegdheid in het kader van de orde, netheid en rust op de begraafplaats. Gaat het om verstoring van de openbare orde en veiligheid, dan is dit een bevoegdheid van de burgemeester.

Artikel 4

Lid 1.

Het gaat om een collegebevoegdheid op grond van de Gemeentewet, betreffende de huishouding van de gemeente. Hierbij hoort ook het onderscheid naar graven op de verschillende grafvelden, de afmetingen van de graven en dergelijke. Het college kan ook graflocaties van een afwijkend formaat uitgeven, als dit voor het beheer van de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Lid 2. en 3.

Deze leden voorzien in de mogelijkheid om feitelijk te kunnen sturen in het beheer van de begraafplaats. In sommige vakken kan de uitgifte van graven tijdelijk worden gestaakt, als dit voor herinrichting of groot onderhoud wenselijk is. Er kan bijvoorbeeld ook worden besloten om in een bepaalde urnenmuur geen nissen meer uit te geven. Bijvoorbeeld wanneer deze muur op korte of middellange termijn verplaatst of vervangen moet worden.

Het college kan ook besluiten bepaalde producten of diensten niet meer te leveren.

Daardoor zijn sommige typen graven, urnenplaatsen of bepaalde diensten soms niet, niet meer of nog niet, en niet voor alle termijnen beschikbaar. Men kan een graf of urnenplaats op een bepaalde locatie niet afdwingen. Een aanvrager heeft geen recht op uitgifte of levering.

Artikel 5

Lid 1. t/m 4.

Op de begraafplaats aan de Nassauweg werd tot medio 2007 gebruik gemaakt van algemene zandgraven die plaats boden aan maximaal twee lijken. Sinds 2007 zijn er voornamelijk algemene keldergraven in gebruik die plaats bieden aan maximaal vier lijken. Op de begraafplaats Zuidendijk zijn er alleen algemene zandgraven die plaats bieden aan maximaal twee lijken.

Algemene kindergraven zijn zowel op de Nassauweg als op de Zuidendijk zandgraven (geen keldergraven) en bieden plaats aan maximaal twee lijken.

Lid 5.

Bijzetting van asbussen kan niet in (of op) algemene graven, omdat dit gezien het ruimtebeslag indruist tegen een efficiente bedrijfsvoering.

Bovendien wordt door de nabestaanden de bijzetting van asbussen in graven vooral gewenst om overledenen die niet dezelfde vorm van lijkbezorging hebben ondergaan, toch met elkaar te kunnen verenigen. Bij een algemeen graf zal dit altijd onmogelijk zijn omdat de uitgifte hiervan op volgorde geschiedt en de gebruikers geen zeggenschap hebben over de bestemming van de naastgelegen grafruimte.

Lid 7.

Wanneer de uitgiftetermijn is verstreken, bestaat voor de gebruiker van een algemeen graf de mogelijkheid om de overledene te laten opgraven en herbegraven in een particulier graf. Ook kan alsnog voor crematie worden gekozen. Men dient hiervoor zelf het verloop van de termijn te bewaken en tijdig contact met de Essenhof op te nemen zodat de individuele opgraving en herbestemming van de overledenen kan plaatsvinden voordat de graven collectief en anoniem worden geruimd. Deze ruimingen vinden plaats op grond van artikel 31 van de Wet op de lijkbezorging. Hoewel de verplichting hiertoe niet bestaat, worden deze ruimingen in het kader van zorgvuldigheid een jaar van te voren aangekondigd, zowel op het grafvak, bij de ingang van de begraafplaats als in een huis-aan-huisblad.

Een gebruiker kan in elk geval tot opgraven besluiten tot de dag voorafgaand aan de dag waarop de uitgiftetermijn verloopt. De aanvraag voor het hiervoor vereiste verlof tot opgraven kan echter niet eerder ingediend worden dan een jaar voor afloop van genoemde termijn. Indien de gebruiker na het verstrijken van de termijn te kennen geeft alsnog te willen opgraven en herbegraven of cremeren, dan kan dit tot aan de dag waarop de ruiming plaatsvindt. Indien het graf inmiddels is geruimd, is het individueel opgraven en herbestemmen niet meer mogelijk.

Artikel 6

Lid 1.

Het primaire verschil tussen een ruimte die bestemd is om een asbus bij te zetten, en een gewoon graf is, dat de urnenruimte te klein is om een stoffelijk overschot in te begraven. Een asbus kan wel worden bijgezet in een 'groot' graf, maar een stoffelijk overschot niet in een te krappe ruimte.

In particuliere graven kunnen evenveel asbussen worden bijgezet als het aantal overledenen waarvoor het graf is uitgegeven. Per “begraafniveau” kan – naast de grafruimte die beschikbaar is voor een grafkist – één asbus worden geborgen. Het totale aantal asbussen in een particulier graf is derhalve nooit hoger dan twee.

Lid 3. en 4.

Op de Essenhof is behoefte ontstaan aan particuliere (eigen) graven voor kinderen tot en met 11 jaar. Tot nu toe bestond het aanbod slechts uit algemene kindergraven, (die na 15 jaar worden geruimd).

Voor particuliere kindergraven bestaat net als voor particuliere graven voor volwassenen het wettelijk recht op verlenging van de grafrechten met telkens tien jaar.

In particuliere kindergraven is ruimte beschikbaar voor één overleden kind. Dat deze graven slechts bestemd zijn voor één lijk, is gelegen in het feit dat men in de praktijk, in tegenstelling tot bij een "gewoon" particulier graf waarin meerdere overledenen kunnen worden begraven, er niet vanuit gaat dat meerdere kinderen in de toekomst in het graf zullen worden begraven. Datzelfde punt verklaart dat het bijzetten van asbussen van overleden kinderen of verstrooiingen van as van overleden kinderen niet mogelijk is in of op particuliere kindergraven.

Er zijn twee maatvoeringen van de particuliere kindergraven beschikbaar, namelijk een groot en een klein formaat, waarvan de specificaties zijn opgenomen in de Heffingsverordening Essenhof. Een baby neemt immers minder ruimte in dan een kind van tien.

Lid 5.

Hierboven werd al toegelicht dat in particuliere kindergraven ruimte beschikbaar is voor één overleden kind. Er wordt niet vanuit gegaan dat meerdere kinderen in de toekomst in het graf zullen worden begraven. Met het vijfde lid wordt niettemin de mogelijkheid opengehouden om twee kinderen uit hetzelfde gezin bij wijze van uitzondering bij elkaar in het graf te kunnen begraven. Te denken valt aan een bij de geboorte overleden meerling. Een zelfde uitzondering zou eventueel kunnen worden toegestaan voor het verstrooien of bijzetten van een overleden kind bij een reeds eerder begraven kind uit hetzelfde gezin. Het strikt hanteren van de verordening zou in dergelijke schrijnende gevallen tot onwenselijke situaties kunnen leiden.

Lid 8.

Op grond van artikel 28 Wet op de lijkbezorging wordt de rechthebbende tijdig gewezen op de mogelijkheid van verlenging. Indien de grafrechten niet binnen de daarvoor gestelde termijn zijn verlengd, dan doet men hiermee afstand van het graf en vervallen de grafrechten en de grafbedekking aan de gemeente.

Wanneer men na afloop van de gestelde termijn aangeeft alsnog met terugwerkende kracht te willen verlengen kan de directeur besluiten wel of niet met een verlenging met terugwerkende kracht in te stemmen.

In dat geval is er meestal sprake van een heruitgifte van het graf omdat de rechten na afstand opnieuw gevestigd moeten worden. Ook op heruitgifte heeft men geen recht. Heruitgifte kan ook worden gegund aan een andere nabestaande die belangstelling heeft voor verdere instandhouding van het graf. Indien het graf inmiddels is geruimd, is heruitgifte niet aan de orde.

De verlenging van het uitsluitend grafrecht kan niet worden geweigerd, zo volgt uit artikel 28 lid 1 van de Wet op de lijkbezorging. Zie verder hetgeen in artikel 16 en de daarbij behorende toelichting is vermeld.

Lid 9.

In een particulier graf waarvan de lopende grafrechttermijn binnen tien jaar afloopt, mag - in verband met de wettelijke termijn van grafrust van tien jaar - slechts een overledene worden bijgezet indien de grafrechten tot tien jaar wordt verlengd.

De kosten van deze verlenging bedragen een evenredig deel van de kosten zoals bepaald in de Heffingsverordening Essenhof, waarmee de verlenging de lopende termijn te boven gaat. Een eventuele volgende verlenging geschiedt op de voet van het bepaalde in het derde lid van artikel 6.

Lid 11.

Rechthebbenden van een particulier graf kunnen een verzoek doen om voor eigen rekening een grafkelder te laten aanbrengen.

Artikel 7

Lid 1. en 2.

Een asbus dient op grond van artikel 59 van de Wet op de lijkbezorging na crematie een maand te worden bewaard, alvorens de as een andere bestemming zoals verstrooiing of bijzetting krijgt. De aanvrager dient in beginsel binnen twaalf maanden een bestemming van de as aan te geven. Indien de aanvrager binnen die termijn geen keuze kan maken, kan de termijn eenmalig, tegen extra kosten, verlengd worden met maximaal drie jaar.

Lid 3.

Voor het geval de aanvrager van een crematie geen opdracht voor de bestemming van de as geeft, houdt dit in dat opdracht wordt gegeven voor verstrooiing van de as. Feitelijk komt dit overeen met ruiming, omdat ruiming ook geschiedt door verstrooiing van de as.

Artikel 8

Lid 1. t/m 2.

Alle urnenplaatsen bieden ruimte aan maximaal twee asbussen.

Urnenplaatsen worden in deze verordening - al verschilt de termijn waarvoor zij worden uitgegeven- juridisch gelijk gesteld met algemene graven. Dit hangt samen met het feit dat hier geen uitsluitend recht meer wordt toegekend.

Een algemeen graf kenmerkt zich doordat de gebruiker geen zeggenschap heeft over de bestemming van de naastgelegen grafruimte. Dit is bij urnenplaatsen ook het geval. De zeggenschap bij urnenplaatsen beperkt zich dan ook tot de eigen urnenplaats. Niettemin kan er in urnenplaatsen bijzetting van meer dan één asbus plaatsvinden (mits het formaat van de gekozen urn en/of de nis dat toestaat). De gebruikers van urnenplaatsen hebben in die zin meer mogelijkheden dan gebruikers van algemene 'gewone' graven. Dit geldt bovendien voor de mogelijkheid tot verlenging, waarvan gebruik kan worden gemaakt indien de beheersituatie op de Essenhof dit toelaat.

Lid 3.

Hoewel gebruikers van urnenplaatsen niet het wettelijk recht op verlenging kunnen uitoefenen, wordt hen in deze verordening de mogelijkheid geboden de grafrechten telkens met tien jaar te verlengen, mits hiertegen uit oogpunt van beheer geen bezwaar is. Wanneer er bijvoorbeeld schaarste is in een bepaald type urnenplaatsen, of wanneer het betreffende asbestemmingsgedeelte op korte of middellange termijn wordt heringericht, of er zijn anderszins renovaties gaande) dan is de directeur niet verplicht een verlengingsverzoek te honoreren en kan dit worden afgewezen.

Lid 6.

De gebruiker die niet verlengt of nalaat om tijdig een andere bestemming van de as aan te geven, geeft hiermee impliciet opdracht tot verstrooiing van de as. Feitelijk komt het verstrooien overeen met ruiming, omdat ruiming van urnenplaatsen ook geschiedt door verstrooiing van de as.

Artikel 9

Het artikel geeft een overzicht van de mogelijke bestemmingen van as, indien niet wordt gekozen voor bijzetting.

Verstrooiing vindt doorgaans plaatst op de strooiakker van de Essenhof, maar kan ook in of op een urnengraf of particulier graf plaatsvinden, mits de rechthebbende of gebruiker hiervoor toestemming geeft.

Verstrooiing kan ook plaatsvinden buiten het terrein van de Essenhof, op een strooiveld elders, boven zee of op een andere door de overledene of diens nabestaanden gewenste plek. Men is daarbij uiteraard gebonden aan de daarvoor geldende regels van de betreffende gemeente; in alle gevallen is ook toestemming van de eigenaar van de ondergrond vereist.

De aanvrager van de crematie is op grond van de wet de persoon die beslist over de bestemming van de as en over het al dan niet verdelen van as. Indien meerdere nabestaanden een deel van de as krijgen, wordt de as primair ter beschikking gesteld aan de aanvrager, die opdracht kan geven de as te splitsen en te verdelen. Zonder toestemming van de aanvrager kan (een deel van) de as niet aan een andere nabestaande worden afgegeven.

Artikel 10

Zie de toelichting bij artikel 1 onder s.

Artikel 11

Lid 1. t/m 3.

Het is wenselijk dat een begrafenis of bijzetting tijdig wordt gemeld. Het ligt in de aard van de zaak dat bij een nieuw graf of een nieuwe urnenplaats wordt aangegeven welk type men wenst en voor welke termijn. Op het formulier dienen ook bijzondere omstandigheden worden gemeld, zoals een ongebruikelijk formaat lijkkist en het gebruik van een lijkhoes (zie lid 6). Het formulier moet worden ingevuld en ondertekend door de aanvrager, degene die de opdracht geeft voor de uitvaart. De aanvrager is betalingsplichtig. Bij uitgifte van een particulier graf of een urnenplaats dient tevens te worden vermeldt wie de rechthebbende of gebruiker wordt teneinde de grafrechten te kunnen vestigen. Als dit niet dezelfde persoon is als de aanvrager is een aparte handtekening voor de tenaamstelling vereist. Daarnaast is schriftelijke toestemming van de rechthebbende nodig voor het openen en sluiten van het graf.

Lid 4.

Indien de rechthebbende is overleden en zelf in het betreffende graf begraven moet worden, dient het grafrecht eerst op naam van een nieuwe rechthebbende te zijn overgeschreven alvorens de begrafenis kan plaatsvinden (zie artikel 16). Zonder toestemming van de rechthebbende mag immers het graf niet geopend worden.

Lid 5.

Het bepaalde in dit lid heeft de bedoeling om het meebegraven van voorwerpen die niet in de grond horen, die niet vergankelijk zijn of die een natuurlijke lijkontbinding kunnen belemmeren, te voorkomen. Er is geen enkel bezwaar tegen het meebegraven van voorwerpen als kindertekeningen, een kleine stoffen knuffel of een rozenkrans, maar wel tegen technische hulpmiddelen zoals een koelmatras, plastic zakken met kledingresten van het slachtoffer van een verkeersongeval, medisch afval e.d. In twijfelgevallen kan een uitvaartverzorger in overleg treden met de directeur.

Bij crematie dient vanuit milieu-overwegingen eveneens omzichtig met grafgiften te worden omgegaan.

Lid 6.

Het gebruik van kisten van metaal of kunststof is in Nederland verboden. Er is echter een uitzondering toegestaan door de wetgever voor de lijken die vanuit het buitenland Nederland worden binnengebracht. Het gebruik van een zinken kist is op grond van artikel 16 van het Besluit op de lijkbezorging toegestaan voor stoffelijke overschotten die uit het buitenland komen, mits de ondoordringbaarheid is opgeheven. Ook in het laatste geval blijft een zinken of andere metalen kist een belemmering voor een natuurlijke lijkontbinding. Het wordt daarom in deze verordening verboden. Het is gewenst om het zink voor begraving te verwijderen of de overledene in een andere wel geheel vergankelijke kist of ander wettelijk toegestaan omhulsel te bergen.

Lid 7.

Het is reeds op grond van het Besluit op de lijkbezorging verboden om een lijk te begraven met gebruikmaking van een lijkhoes die niet voldoet aan de voorwaarden van het Lijkomhulselbesluit 1998. In de praktijk bleek dat dit verbod op grote schaal werd overtreden. Om controle zoals bedoeld in het zevende lid mogelijk en logisch te maken, is het nog eens uitdrukkelijk opgenomen in deze verordening.

Uitvaartverzorgers - of aanvragers die een overledene laten begraven zonder tussenkomst van een uitvaartverzorger - moeten tenminste 24 uur voor de begrafenis een verklaring overleggen, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan lid 7 van dit artikel. Indien aan de hand van een recent aankoopbewijs kan worden aangetoond dat gebruik worden gemaakt van een lijkhoes van een merk en type dat voldoet aan de wettelijke normen, hoeft geen testrapport meer te worden overgelegd. Welke hoezen voldoen aan de wettelijke normen, wordt regelmatig gepubliceerd door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen. Verklaringen van producenten of leveranciers, zonder deugdelijk onderliggend testrapport, kunnen worden geweigerd omdat is gebleken dat dergelijke verklaringen niet altijd waarheidsgetrouw zijn.

Lid 8.

De directeur van de begraafplaats en zijn medewerkers of andere door het college aangewezen personen kunnen controleren, o.a. door inspectie van de inhoud van de kist of een ander omhulsel, of aan wettelijke bepalingen en de bepalingen van dit artikel voldaan wordt. Men controleert ook de aanwezigheid van een verlof tot begraving of cremeren, het document als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de lijkbezorging en het bijbehorende registratienummer op de kist, dat wisseling van kisten en overledenen moet voorkomen.

De verklaring moet tijdig en volledig ingevuld worden aangereikt om de directeur van de begraafplaats in staat te stellen nader onderzoek te doen, inlichtingen in te winnen of overleg te plegen.

Indien blijkt dat een verklaring niet waarheidsgetrouw is, kan de begraving of crematie worden uitgesteld of geweigerd. In ernstige gevallen kan er aanleiding zijn voor een strafrechtelijk onderzoek door justitie en kan een uitvaartverzorger worden verboden om gedurende een nader te bepalen periode zijn werkzaamheden op de begraafplaats(en) uit te oefenen.

De verklaringen zullen in de begraafplaatsadministratie worden bewaard, omdat informatie over de aanwezigheid van bepaalde materialen en voorwerpen nuttig kan zijn bij opgravingen en ruiming van het graf. Ook kunnen uitvaartverzorgers er achteraf op worden aangesproken als blijkt dat feiten en verklaringen niet overeen kwamen.

Artikel 12

Begrafenissen en crematies vinden in de regel plaats op werkdagen en zaterdagen. Soms wordt door opeenvolgende zon- en feestdagen de periode waarin niet begraven of gecremeerd zou kunnen worden te groot. Het college kan dan ook begraving of crematie op andere dagen toestaan.

Begrafenissen, crematies, bijzettingen van asbussen of verstrooiingen van as worden in de regel enkele dagen tevoren aangemeld bij de directeur. De directeur zal zoveel mogelijk met de wens van de aanvrager rekening houden. Wanneer echter meer begrafenissen, crematies of andere plechtigheden voor een zelfde tijdstip worden aangemeld, heeft de directeur voor een goede gang van zaken de bevoegdheid om een ander tijdstip vast te stellen.

Artikel 13

Voor opgraven van lijken en het ruimen van graven zijn de bepalingen uit de Wet op de lijkbezorging van toepassing. In de artikelen 29 en 31 van de wet, alsmede in de nadere uitwerking daarvan in de Inspectierichtlijn lijkbezorging (VROM) is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan. De Essenhof hanteert daarbij de Handleiding Opgraven en ruimen van de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen, waarin de praktische uitvoering van de regelgeving is omschreven.

Artikel 14

Lid 1. en 2

Gedenktekens moeten aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze voorwaarden hebben bijvoorbeeld betrekking op de afmetingen van de gedenktekens. Zolang aan deze voorwaarden wordt voldaan, zal een vergunning in principe niet worden geweigerd.

Voor grafbeplanting is geen vergunning vereist. Gebruikers en rechthebbenden dienen zich wel te houden aan de bepalingen uit de verordening en eventuele overige voorschriften.

Lid 4.

Het college kan nadere regels vaststellen voor grafbedekking. Duurzaamheid van de voor gedenktekens te gebruiken materialen, de registratie van de grafbedekking, de veiligheid van bezoekers en personeel, het aanzien van de begraafplaats als geheel en het voorkomen van overlast voor belendende graven zijn de belangrijkste invalshoeken voor het vaststellen van die regels. Vanuit cultuurhistorisch oogpunt kan het wenselijk zijn voor bepaalde delen van de begraafplaats andere normen te hanteren dan voor overige delen.

Artikel 15

Lid 1.

Wanneer monumenten, grafstenen, zerken, andere gedenktekens op graven worden aangebracht, worden deze volgens de bedoeling van de rechthebbende als duurzaam herinneringsteken op het graf geplaatst. Als gevolg hiervan worden gedenktekens door natrekking eigendom van de eigenaar van de grond, dus van de gemeente. Dit betekent dat de gemeente als juridische eigenaar van een grafmonument aansprakelijk kan worden gehouden voor eventuele schade die aan derden wordt toegebracht. Echter, door in de verordening op te nemen dat het hebben van grafbedekking voor risico van de rechthebbende of gebruiker komt en dat deze verplicht is de grafbedekking goed te onderhouden, ontstaat er in dat geval een verhaalsmogelijkheid van de gemeente op die gebruiker of rechthebbende.

Voor schade aan het grafmonument zelf, draait de gebruiker of rechthebbende op grond van het voorgaande eveneens op. Schade als gevolg van brand, vandalisme, diefstal, verzakking, vorst, storm, hagel, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, komen voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Bij algemene graven is het pas mogelijk om gedenktekens aan te brengen op het graf wanneer alle beschikbare graflagen in gebruik zijn genomen.

Bij particuliere graven kan men het moment van plaatsen van een gedenkteken zelf bepalen. Daarbij wordt echter aangeraden te wachten tot minimaal drie maanden na de begrafenis in verband met het inklinken van de grond. Indien een gedenkteken of beplanting tijdelijk wordt weggenomen in verband met een tweede begraving, komt spontane breuk van (een deel van) het monument als gevolg van bijvoorbeeld ouderdom of verborgen scheuren e.d., of het niet weer aanslaan van de teruggeplaatste beplanting, voor risico van de rechthebbende of gebruiker.

Indien een monument wordt beschadigd, of schade aan derden wordt toegebracht, door onzorgvuldig handelen of opzet van medewerkers van de Essenhof, dan is de Essenhof uiteraard wel gehouden tot vergoeding van de schade.

Lid 2. en 3.

Gebruikers en rechthebbenden zijn verplicht de grafbedekking goed te onderhouden. Dit onderhoud moet niet worden verward met de taak van de gemeente om de begraafplaats als geheel te onderhouden, waarvoor onderhoudsrecht verschuldigd is.

Wanneer gebruikers of rechthebbenden hun grafbedekking niet goed onderhouden, zijn zij in overtreding van artikel 15 lid 2. Er kan dan bestuursrechtelijke handhaving (op grond van de Gemeentewet volgens de Algemene wet bestuursrecht) plaatsvinden. Dit kan bijvoorbeeld bestaan uit het toepassen van bestuursdwang, waarbij de gemeente op kosten van de overtreder het gedenkteken zal herstellen of afvoeren. De overtreder krijgt dan eerst nog een termijn waarbinnen hij een en ander zelf in de oude staat kan herstellen.

Dreigt er direct gevaar voor personen of zaken, dan biedt de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid om onmiddellijk actie te ondernemen, zonder dat eerst de gelegenheid aan de overtreder zelf dient te worden geboden.

Naast de bestuursrechtelijke handhaving bestaat ook de mogelijkheid het grafrecht te laten vervallen, op grond van artikel 18, lid 2, onder b, indien gebruikers en rechthebbenden de grafbedekking niet goed onderhouden of zich niet aan de regels houden en ook na een waarschuwing in gebreke blijven.

De gemeente kan het - onverlet het bovenstaande - als haar taak zien om het onderhoud van graven en grafmonumenten met een bijzondere historische of cultuurhistorische waarde voor haar rekening te nemen. Dit zal in het algemeen pas het geval zijn als er geen rechthebbende meer is en/ of er afstand is gedaan van de grafrechten. Dit valt dan echter beleidsmatig onder de taak monumentenzorg en niet onder het beheer van de begraafplaats.

Lid 4.

In de verordening is opgenomen dat verwijdering van verwelkte bloemen, planten en andere kleine voorwerpen direct, dus zonder het geven van een termijn, kan geschieden. Bezien vanuit de zorgplicht van de gemeente en de orde en netheid op de begraafplaats, is deze keuze gerechtvaardigd.

Artikel 16

Lid 1. t/m 3.

Het is gewenst dat direct na het overlijden van een rechthebbende of gebruiker een nieuwe rechthebbende of gebruiker wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Indien de rechthebbende is overleden en in het betreffende graf begraven moet worden, kan deze begraving pas geschieden nà de overschrijving van het graf. Het grafrecht kan slechts worden overgeschreven op naam van één (rechts)persoon. Het grafrecht gaat niet automatisch over op grond van erfrecht, zoals vaak ten onrechte wordt gedacht. Wie erfgenaam is, is immers de gemeente ook niet bekend.

Lid 4.

De termijn voor overschrijving van een graf wordt gesteld op maximaal een jaar. Het is ongewenst dat graven van personen waarvan geen nabestaanden bekend zijn of waarvoor niemand zich meer verantwoordelijk voelt voor lange termijn in stand blijven, mede omdat de gemeente dan het risico draagt van schade die kan worden veroorzaakt door omvallende grafstenen en inzakkende grafkelders.

Vindt geen overschrijving plaats binnen een jaar, dan kan de bepaling van artikel 18 lid 2 onder c worden toegepast.

Wanneer de rechthebbende is overleden en in zijn ‘’eigen’’ graf begraven moet worden is de termijn waarbinnen een overschrijving gerealiseerd moet worden uiteraard veel korter dan een jaar, namelijk enkele dagen. Immers alleen een nieuwe rechthebbende kan de begraving toestaan. (Zie ook artikel 11, vierde lid).

Lid 5.

Het vijfde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn van een jaar met soepelheid kan worden gehanteerd.

Lid 6.

De onderhoudsrechten zijn een belasting (retributie) in de zin van de Gemeentewet die door rechthebbenden en gebruikers dient te worden betaald ten behoeve van de diensten die worden verricht of ten behoeve van de faciliteiten waarvan gebruik wordt gemaakt.

Lid 7.

Het zesde lid bepaalt dat een rechthebbende afstand kan doen van grafrechten, zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding. Het afstand doen van rechten kan een keuze zijn, wanneer er geen belangstelling meer is voor de instandhouding van het graf. Met de afstand van het grafrecht vervallen ook de onderhoudsrechten.

Artikel 17

Lid 1.

Bij ophoging van grafakkers kan er boven op de bestaande graven nieuwe ruimte voor een extra graflaag ontstaan. De Essenhof kan dan besluiten de nieuwe grafruimten te gaan exploiteren. Zijn de onderliggende graven particuliere graven, dan wordt aan de rechthebbenden van deze graven de nieuwe grafruimte onder bepaalde voorwaarden aangeboden. Het artikel regelt de wijze waarop in een dergelijke situatie met de oude en de nieuwe grafrechten wordt omgegaan.

Lid 2. en 3.

Wanneer een rechthebbende gebruik maakt van het aanbod om het eigen graf met de bovenliggende grafruimte uit te breiden dan gaat het nieuwe grafrecht in voor opnieuw dertig jaar. Het oude grafrecht komt op dezelfde datum te vervallen. Voor de reeds bestaande, oude graflagen hoeven de bijkomende jaren geen grafrechten meer te worden bijbetaald, maar er vindt anderzijds ook geen restitutie plaats van eerder afgekochte grafrechten. Er ontstaat een nieuwe situatie (waarbij de rechthebbende opnieuw een particulier graf bezit), omdat de inhoud van het grafrecht is gewijzigd. Om die reden is er geen sprake van verlenging

In het verleden is de mogelijkheid aangeboden om eerst voor de extra grafruimte te kiezen op het moment dat een begraving zich aandient. Dit is vanuit beheertechnisch oogpunt ongewenst. Wanneer de ophoging is gerealiseerd dient direct daarna de keuze door de rechthebbende te worden gemaakt. De hier genoemde afspraken uit het verleden betreffende eerder opgehoogde grafvakken, worden vanzelfsprekend gerespecteerd.

Artikel 18

Lid 1. en 2.

Het artikel geeft aan wanneer aan het grafrecht een einde komt. Dit is per definitie het geval wanneer de situaties uit het eerste lid zich voordoen. In het tweede lid worden de situaties genoemd waarbij het college zelf kan oordelen of zij het grafrecht laat vervallen. Het college kan er bijvoorbeeld ook voor kiezen de gebruiker of rechthebbende nog een kans te bieden om het verzuim te herstellen.

Wanneer het grafrecht eenmaal vervallen is, bestaat de mogelijkheid tot ruiming van de graven over te gaan en deze ruimte vervolgens opnieuw uit te geven. Over het algemeen zullen de graven pas worden geruimd wanneer er behoefte is aan nieuwe grafruimte op de begraafplaats. Zolang er nog voldoende uit te geven grafruimte is, dan zullen de vervallen graven in beginsel nog onaangeroerd blijven.

Lid 4.

Wanneer op vervallen graven nog grafbedekking of andere voorwerpen aanwezig zijn en er vanuit de gebruiker of rechthebbende geen actie ondernomen is om deze te verwijderen, dan wordt ervan uitgegaan dat geen behoefte aan deze zaken meer is. Voor gedenktekens geldt dan dat deze door natrekking eigendom van de gemeente zijn geworden. Van achtergebleven andere voorwerpen wordt verondersteld dat afstand van het eigendom is gedaan. De gemeente zal de grafbedekking en andere voorwerpen dan verwijderen. De mogelijkheid tot de plaatsing van de grafbedekking en de voorwerpen was immers gekoppeld aan het grafrecht en kan niet op zichzelf staan.