Procedureverordening advisering tegemoetkoming planschade

Geldend van 31-03-2009 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2009

Intitulé

Procedureverordening advisering tegemoetkoming planschade

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 februari 2009, Nr. SO/2009/620;

gelet op artikel 6.7 Wet ruimtelijke ordening en artikel 6.1.3.3 Besluit ruimtelijke ordening;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende

Procedureverordening voor de advisering ten aanzien van tegemoetkoming in planschade

Artikel 1 Begripsbepalingen

1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

aanvrager:

degene die een aanvraag om tegemoetkoming in de schade als bedoeld in artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening indient;

b.

adviseur:

de door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen persoon als bedoeld in artikel 6.1.1.1, onder c, Besluit ruimtelijke ordening;

c.

adviescommissie:

schadebeoordelingscommissie als bedoeld in artikel 3, vierde lid van deze verordening;

d.

belanghebbenden:

belanghebbenden als bedoeld in artikel 6.4a, tweede en derde lid van de Wet ruimtelijke ordening;

e.

besluit:

Besluit ruimtelijke ordening;

f.

college:

het college van burgemeester en wethouders;

g.

planologische maatregel:

oorzaak als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, Wet ruimtelijke ordening;

h.

planschade:

schade als bedoeld in artikel 6.1, eerste lid, Wet ruimtelijke ordening;

i.

wet:

Wet ruimtelijke ordening.

2.

Deze verordening is van toepassing op verzoeken om planschade als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub h die zijn ingediend:

a.

op of na 1 juli 2008 en die betrekking hebben op planologische maatregelen als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub g die na 1 juli 2008 van kracht geworden zijn;

b.

tussen 1 juli 2008 en 1 september 2010 en die betrekking hebben op planologische maatregelen als bedoeld in artikel 1, lid 1 sub g die tussen 1 september 2005 en 1 juli 2008 van kracht geworden zijn, met dien verstande dat voor deze verzoeken het maatschappelijk risico als bedoeld in artikel 6.2, lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening niet van toepassing is.

Artikel 2 Opdrachtverstrekking

Binnen twaalf weken na het verstrijken van de termijnen als bedoeld in artikel 6.1.3.1 van het besluit verstrekt het college aan één of meerdere adviseurs gezamenlijk, opdracht om ter zake van een aanvraag advies uit te brengen, tenzij toepassing wordt gegeven aan artikel 6.1.3.1. van het besluit of aan artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3 Adviseur of adviescommissie

  • 1. Voor de advisering op het verzoek om planschade wijst het college een adviseur aan die deskundig is op het gebied van planschade.

  • 2. Indien het college, na advies te hebben ingewonnen van de in het eerste lid bedoelde adviseur, van oordeel is, dat er, gezien de complexiteit, aard en omvang van de aanvraag, behoefte bestaat aan een extra deskundigheid wordt door het college één of meerdere adviseurs aangewezen, die deskundig zijn op het gebied of de gebieden waaraan behoefte is.

  • 3. In bijzondere gevallen kan de adviseur, na schriftelijke toestemming van het college, zich doen bijstaan door een extern deskundige.

  • 4. Bij aanwijzing van meerdere adviseurs vormen deze een adviescommissie, waarvan de in het eerste lid bedoeld adviseur voorzitter is.

  • 5. De adviescommissie wijst uit haar midden een rapporteur aan, die onder meer belast is met de dossiervorming, het opstellen van het concept-advies en het opstellen definitieve advies inzake de planschade en die het aanspreekpunt vormt van de adviseurs c.q. de adviescommissie.

Artikel 4 Deskundigheid en onafhankelijkheid

  • 1. Voordat een persoon als adviseur wordt aangewezen, verlangt het college dat deze aantoont op grond van opleiding en ervaring deskundig te zijn met betrekking tot de in artikel 3, eerste en tweede lid bedoelde aspecten waarop deze persoon de aanvraag moet beoordelen.

  • 2. Een adviseur mag niet werkzaam zijn onder verantwoordelijkheid van de raad. Eveneens mag een adviseur niet betrokken zijn bij de planologische maatregel waarop de aanvraag betrekking heeft.

Artikel 5 Betrokkenheid aanvrager en belanghebbenden bij de aanwijzing van een adviseur of adviescommissie

  • 1. Voordat het college de opdracht tot advisering zoals bedoeld in artikel 2 verstrekt, stelt het college de aanvrager, eventuele betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden schriftelijk op de hoogte van de aanwijzing van een adviseur of meerdere adviseurs als bedoeld in artikel 3, eerste lid en tweede lid, of een externe deskundige als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. De aanvrager, eventueel betrokken bestuursorganen, alsmede de belanghebbenden kunnen binnen twee weken na de mededeling als bedoeld in het eerste lid schriftelijk gemotiveerd een verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs bij het college indienen.

  • 3. Het college beslist binnen twee weken na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn over een ingediend verzoek tot wraking van één of meerdere adviseurs.

Artikel 6 Werkwijze adviseur of adviescommissie

  • 1. het college stelt aan de adviseur of de adviescommissie alle voor de beoordeling van de aanvraag noodzakelijk informatie ter beschikking.

  • 2. Het college wijst uit de ambtelijke organisatie één of meer personen aan die de adviseur of de adviescommissie bij de uitvoering van de adviesopdracht bijstaan.

  • 3. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie organiseert één of meerdere hoorzittingen, waar de aanvrager, het bestuursorgaan en eventuele belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun standpunten kenbaar te maken.

  • 4. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie bepaalt het tijdstip waarop de adviseur of de adviescommissie de situatie ter plaatse zal bezichtigen en nodigt de aanvrager voor de plaatsopneming uit.

  • 5. Ten behoeve van een taxatie van een bij de aanvraag betrokken onroerende zaak, wordt door de adviseur of de voorzitter van de adviescommissie met de aanvrager een afspraak gemaakt.

  • 6. Van de in het derde lid bedoelde hoorzitting en van de in het vierde lid bedoelde bezichtiging wordt een verslag gemaakt, dat onderdeel vormt van het uit te brengen advies.

  • 7. Alvorens een advies uit te brengen zendt de adviseur of de adviescommissie binnen zestien weken na de dagtekening van de opdracht tot advisering een concept daarvan aan het college, aan de aanvrager, aan eventueel betrokken bestuursorganen en aan de belanghebbenden. De adviseur of de voorzitter van de adviescommissie kan deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 8. De aanvrager, het bestuursorgaan, alsmede belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na toezending van het concept advies schriftelijk hierop te reageren.

  • 9. In het geval tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen vier weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college, waarin mede op de ingekomen reacties wordt ingegaan.

  • 10. In het geval geen of niet tijdig reacties zijn ingediend, brengt de adviseur of de adviescommissie binnen twee weken na het verstrijken van de in het achtste lid bedoelde termijn een advies uit aan het college.

Artikel 7 Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de veertiende dag na de dag waarop de raad deze verordening heeft vastgesteld en werkt terug tot 1 januari 2009.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als "Procedureverordening advisering tegemoetkoming planschade".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 maart 2009.

De wnd. griffier
De voorzitter