Regeling vervallen per 20-10-2023

Drank- en horecaverordening Dordrecht

Geldend van 05-12-2013 t/m 19-10-2023

Intitulé

Drank- en horecaverordening Dordrecht

De RAAD van de gemeente Dordrecht;

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 15 oktober 2013, kenmerk SBC/1087178;

gelet op artikelen 108, tweede lid, 147 van de Gemeentewet en 4, 25a en 25d van de Drank- en Horecawet;

b e s l u i t :

1. akkoord te gaan met de wijze van verwerking van de inspraakreacties;

2. vast te stellen de navolgende

Drank- en horecaverordening Dordrecht

Hoofdstuk 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Drank- en Horecawet;

    • b.

      vergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 3 van de wet.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de overige begrippen in deze verordening verstaan hetgeen de wet daaronder verstaat.

HOOFDSTUK 2 BEPALINGEN VOOR HORECABEDRIJVEN

§ 2.1 BEPALINGEN VOOR DE UITOEFENING VAN HET HORECABEDRIJF

Artikel 2 Voorschriften horecabedrijven

De burgemeester kan aan een vergunning voor het uitoefenen van het horecabedrijf voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen worden gesteld in het kader van de volgende belangen:

  • a.

    ter bescherming van de volksgezondheid;

  • b.

    in het belang van de openbare orde.

Artikel 3 Prijsacties horeca

Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

Artikel 4 Verbod verstrekken van sterke drank

  • 1.

    Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank te verstrekken in een inrichting die:

    • a.

      deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het geven van onderwijs;

    • b.

      deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer jeugdorganisaties of –instellingen, dan wel uitsluitend of in hoofdzaak bezocht wordt door personen jonger dan 18 jaar;

    • c.

      deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer sportorganisaties of -instellingen.

  • 2.

    Het in het eerste lid, aanhef en onder a en c bepaalde, geldt niet voor inrichtingen die niet bezocht plegen te worden door personen jonger dan 18 jaar.

§ 2.2 AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR PARACOMMERCIËLE RECHTSPERSONEN

Artikel 5 Schenktijden paracommerciële rechtspersonen

Het is paracommerciële rechtspersonen uitsluitend toegestaan om alcoholhoudende drank te verstrekken gedurende de tijden dat het de inrichting bij of krachtens de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht is toegestaan geopend te zijn voor bezoekers.

Artikel 6 Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    Het is verboden voor paracommerciële rechtspersonen om alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard;

  • 2.

    Het is verboden voor paracommerciële rechtspersonen om alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn;

  • 3.

    Het is verboden voor paracommerciële rechtspersonen om de mogelijkheid tot het houden van bijeenkomsten als bedoeld onder het eerste en tweede lid openlijk aan te prijzen.

HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN VOOR DE DETAILHANDEL

Artikel 7 Voorschriften slijterijen

De burgemeester kan aan een vergunning voor een slijtersbedrijf voorschriften verbinden. Deze voorschriften kunnen alleen worden gesteld in het kader van de volgende belangen:

  • a.

    ter bescherming van de volksgezondheid;

  • b.

    in het belang van de openbare orde.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8 Inwerkingtreding en citeertitel

De "Drank- en Horecaverordening Dordrecht" vastgesteld bij raadsbesluit van 26-05-2009 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 5december 2013.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Drank- en Horecaverordening Dordrecht".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 26 november 2013.
De griffier, De voorzitter,
M. van Hall A.A.M. Brok

Toelichting

De toelichting op deze Drank- en Horecaverordening (hierna de verordening) bestaat uit deel A en deel B. Deel A bevat een algemene toelichting op de verordening. Daarbij wordt ingegaan op de volgende onderwerpen:

  • 1.

    Wijziging van de Drank- en Horecawet

  • 2.

    Toezicht op de Drank- en Horecawet

  • 3.

    Hoofdelementen en uitgangspunten van de verordening

  • 4.

    Totstandkoming van deze verordening

 

Deel B bevat een artikelsgewijze toelichting op de verordening.

 

 

A Algemene toelichting

 

1. Wijziging van de Drank- en Horecawet

De Drank- en Horecawet ordent de distributie van alcoholhoudende drank. De wet bestaat sinds 1964. Kern van de wet is dat alcoholgebruik kan leiden tot gezondheidsschade, overlast en ongevallen. Daarom is een gemeentelijke vergunning vereist voor het verstrekken van alcoholhoudende drank (ter plaatse) in de horeca en het verstrekken (elders dan ter plaatse) van sterke drank in slijterijen. Voor de detailhandelsverkoop van zwakalcoholhoudende drank is geen vergunning vereist.

 

De Drank- en Horecawet stelt voor het verkrijgen van een vergunning enkele eisen: leidinggevenden dienen te voldoen aan leeftijdseisen (21 jaar of ouder), zedelijkheidseisen (geen antecedenten) en eisen ten aanzien van kennis en inzicht in verantwoord verstrekken (meestal Verklaring Sociale Hygiëne). Ook de inrichting zèlf moet aan enkele basiseisen voldoen.

Om het alcoholgebruik onder jongeren zoveel mogelijk te helpen voorkómen, kent de Drank- en Horecawet al van oudsher leeftijdsgrenzen. Aan jongeren onder de 16 jaar[1] (vanaf 1 januari 2014: onder de 18 jaar) mag geen zwakalcoholhoudende drank (gedistilleerd met minder dan 15% alcohol, wijn en bier) worden verstrekt. De leeftijdsgrens voor sterke drank (gedistilleerd met 15% alcohol of meer) ligt op dit moment bij 18 jaar. Alle verstrekkers van alcohol (barkeepers, slijters, caissières en dergelijke) dienen de leeftijd van jongeren vooraf vast te stellen.

 

Nieuwe bepalingen in 2013

Per 1 januari 2013 zijn enige wijzigingen in de Drank- en Horecawet in werking getreden. De belangrijkste wijziging is dat het toezicht op de naleving van vrijwel alle bepalingen van de Drank- en Horecawet overgaat van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit naar de gemeenten. Het uitgangspunt hierbij is dat gemeenten het toezicht efficiënter in kunnen zetten en vaker toezicht kunnen uitoefenen. De burgemeester wordt voortaan bevoegd gezag. Hij wijst ook gemeentelijke toezichthouders aan.

De gemeenteraad krijgt meer mogelijkheden om op lokaal niveau beter invulling te geven aan het alcoholbeleid, met name om (overmatig) alcoholgebruik onder jongeren tegen te gaan. De bestaande gemeentelijke bevoegdheid om leeftijdsgrenzen voor de horeca vast te stellen wordt uitgebreid. Gemeenten kunnen voortaan een minimum toelatingsleeftijd tot alle horecalokaliteiten en terrassen vaststellen en deze koppelen aan tijdsruimten. Daarnaast krijgen gemeenteraden de mogelijkheid extreme prijsacties in supermarkten en de horeca in een verordening te verbieden. Gemeenteraden hebben de plicht om uiterlijk 1 januari 2014 een verordening vast te stellen waarin de alcoholverstrekking door paracommerciële rechtspersonen wordt gereguleerd.

 

In de Drank- en Horecawet is opgenomen dat jongeren onder de 16 jaar strafbaar zijn als ze alcohol aanwezig of voor consumptie gereed hebben op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Deze landelijke strafbepaling heeft een drieledig doel. Ten eerste is het een beschermingsmaatregel, waarmee het alcoholgebruik onder jongeren onder de 16 jaar (vanaf 1 januari 2014: onder de 18 jaar) wordt tegengegaan. Ten tweede is het een ordemaatregel, waarmee overlastgevende en drinkende jeugd op straat kan worden aangepakt. Ten derde is de bepaling een antwoord op het veel voorkomende fenomeen dat een oudere persoon alcohol koopt en deze in de horeca of op straat doorgeeft aan een jongere onder de leeftijdsgrens. Het verbod geldt niet voor het aanwezig hebben van alcoholhoudende dranken in supermarkten, slijterijen en dergelijke. Daar is er immers geen indirecte verstrekking en/of consumptie ter plaatse. Het geldt wel voor het aanwezig hebben (of voor consumptie gereed hebben) van alcoholhoudende drank in horecabedrijven, inclusief de inrichtingen van paracommerciële rechtspersonen.

 

Het verstrekken en verkopen van alcohol aan jongeren onder de 16 (vanaf 1 januari 2014: onder de 18 jaar) kan als gevolg van de wijziging van de Drank- en Horecawet harder worden aangepakt. Supermarkten en andere detailhandelaren die binnen één jaar drie keer betrapt worden op het verkopen van alcohol aan jongeren onder de leeftijdsgrens kan het tijdelijk worden verboden om alcoholhoudende drank te verkopen. De burgemeester kan een alcoholverkoopverbod van één tot twaalf weken opleggen. De horeca- en slijterijvergunning kan al na één overtreding worden geschorst.

 

De administratieve lasten voor horeca- en slijtersbedrijven worden fors verminderd. Zo hoeft een ondernemer een nieuwe leidinggevende nog slechts bij de burgemeester te melden en hoeft er in zo’n geval geen nieuwe vergunning meer te worden aangevraagd.

 

De Lex silencio positivo in de Drank- en Horecawet

In artikel 28, eerste lid, van de Dienstenwet is bepaald dat de lex silencio positivo van toepassing is op een aanvraag om een vergunning die onder de Dienstenwet valt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. De lex silencio positivo is de regeling waarbij een vergunning automatisch verleend wordt als de overheid niet tijdig over de aanvraag van een vergunning heeft beslist. Hiermee wil het kabinet tijdige besluitvorming bij vergunningaanvragen bevorderen.

In de gewijzigde Drank- en Horecawet is in artikel 3, tweede lid, artikel 4, zesde lid en artikel 35, vijfde lid bepaald dat de lex silencio positivo (paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht) niet van toepassing is op deze aanvragen.

 

Ten aanzien van de aanvragen als bedoeld in artikel 30 en artikel 30A, eerste en tweede lid en van de Drank- en Horecawet is niet expliciet bepaald dat de lex silencio positivo niet van toepassing is. De aanname is derhalve dat de lex silencio van toepassing is op deze aanvragen. Dit betekent dus dat een aanvraag binnen de wettelijk gestelde termijn afgewikkeld dient te worden. Indien dit niet gebeurt is de vergunning / de ontheffing van rechtswege verleend.

2. Toezicht op de Drank- en Horecawet

Effectief toezicht heeft over het algemeen een sterk positief effect op de naleving van regels. Dit is niet alleen zo bij snelheidsovertredingen, het betalen van belasting en het dragen van autogordels, maar ook bij het naleven van de leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop en andere bepalingen van de Drank- en Horecawet. Bij een pilot in politiedistrict Rivierenland in 2010 steeg de naleving van de leeftijdsgrenzen voor alcoholverkoop na een jaar intensief decentraal toezicht door twee speciaal daartoe aangestelde gemeentelijke toezichthouders van 20% naar 80%.

 

Aangezien met de gewijzigde wet belangrijke bevoegdheden om alcoholverstrekking te reguleren worden gedecentraliseerd naar gemeenten, is het logisch dat het toezicht daarop ook bij gemeenten (in casu de burgemeesters) wordt gelegd. Veelal is er immers een directe relatie met overlast en openbare orde, waarvoor de burgemeester al verantwoordelijk is. Door de decentralisatie van het toezicht worden gemeenten in staat gesteld om beter in te spelen op de lokale situatie. Verder kunnen gemeenten de toezichtstaak efficiënter en effectiever uitvoeren, waardoor de frequentie van het toezicht naar verwachting wordt verhoogd in vergelijking met de frequentie van het huidige toezicht door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Bovendien komt het toezicht op de brandveiligheid, omgevingsregelgeving, lokale verordeningen en de Drank- en Horecawet bij de gemeente te liggen, wat ook bijdraagt aan een efficiëntere handhaving. Tot slot kunnen de gemeentelijke toezichtstaken een grote bijdrage leveren aan het opzetten van een integraal lokaal of regionaal alcoholbeleid.

 

Effectief alcoholbeleid levert zowel gezondheidswinst als economische winst op. Het kenmerkt zich door een samenhangend geheel van maatregelen en interventies op het terrein van volksgezondheid en veiligheid. Een strategisch alcoholbeleid is gebouwd op interventies die gedurende een langere tijd worden uitgevoerd. Lokaal alcoholbeleid beoogt primair de schadelijke gevolgen van alcoholgebruik te voorkomen, die niet alleen de gezondheid van een individu betreffen maar ook de veiligheid en de openbare orde binnen een gemeente. Het gaat bij alcoholbeleid om een combinatie van veiligheids- en gezondheidsdoelstellingen.

 

3 Hoofdelementen en uitgangspunten van de verordening

Per 1 januari 2013 hebben gemeenten de bevoegdheid bij verordening het volgende te reguleren:

  • 1.

    Alcoholverstrekking in paracommerciële inrichtingen, zoals sportkantines (artikel 4):

    • a.

      Vaststellen schenktijden, rekening houdend met de aard van de paracommerciële rechtspersoon

    • b.

      Verbod/beperken alcoholverstrekking privébijeenkomsten en bijeenkomsten derden, rekening houdend met de aard van de paracommerciële rechtspersoon

  • 2.

    De verstrekking van alcoholhoudende drank in horeca/slijterij (artikel 25a):

    • a.

      Verstrekkingsverbod of beperkingen aan verstrekking van alcoholhoudende drank (bijvoorbeeld alleen zwakalcoholhoudende drank)

    • - voor alle horeca/slijterij of voor horeca/slijterij van bepaalde aard

    • - in hele gemeente of in bepaald deel van de gemeente

    • - permanent of gedurende bepaalde tijdstippen

    • b.

      Voorschriften door burgemeester aan vergunning horeca/slijterij

    • c.

      Burgemeester kan vergunning horeca/slijterij beperken tot zwakalcoholhoudende drank

  • 3.

    Toelatingsleeftijden tot horecalokaliteiten/terrassen (maximaal 21 jaar) (artikel 25b):

    • a.

      Voor alle horeca of horeca van bepaalde aard

    • b.

      In hele gemeente of in bepaald deel van de gemeente

    • c.

      Permanent of gedurende bepaalde tijdstippen

    • d.

      Verplichte ID-check bij toelatingscontrole

  • 4.

    Tijdelijk verstrekkingsverbod of tijdelijke beperkingen aan verstrekking van zwakalcoholhoudende drank in detailhandel zonder vergunning, zoals supermarkten, snackbars, bierkoeriers, etcetera (artikel 25c):

  • - In hele gemeente of in bepaald deel van de gemeente

  • 5.

    Verbod extreme prijsacties in de horeca (bijvoorbeeld happy hours) en in de detailhandel (bijvoorbeeld stuntprijzen) (artikel 25d):

    • a.

      Eventueel beperkt tot acties van bepaalde aard

    • b.

      In hele gemeente of in bepaald deel van de gemeente

 

De eerst genoemde bevoegdheid (vaststellen van een verordening paracommercie) is verplicht en moet door gemeenteraden zijn vastgesteld binnen één jaar nadat de wet in werking is getreden, dus voor 1 januari 2014.

 

In deze verordening is een aantal uitgangspunten gehanteerd.

 

Deze verordening gaat ervan uit dat alleen een integrale lokale aanpak uiteindelijk effectief zal zijn. Kern daarvan is dat het alcoholgebruik onder jongeren zoveel mogelijk wordt voorkomen.

 

Een tweede belangrijk uitgangspunt van dit model is een indeling naar domeinen (horeca, slijterijen, paracommerciële rechtspersonen, etcetera) en niet een indeling die de artikelen van de Drank- en Horecawet volgt. Dit sluit beter aan bij de praktijk, waar zaken zich afspelen bij een bepaalde verstrekker in een bepaalde setting. Zo staan alle bepalingen voor een specifieke verstrekker bij elkaar.

 

Een laatste uitgangspunt is de handhaafbaarheid, vooral ten aanzien van het verplichte onderdeel gericht op paracommerciële inrichtingen. Zo is gekozen voor een insteek die uitgaat van één basisbeleid voor alle paracommerciële inrichtingen, met een mogelijkheid daarop uitzonderingen te maken.

 

 

B Artikelsgewijze toelichting

 

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

 

Artikel 1: Begripsbepalingen

In artikel 1 van deze verordening is een aantal begripsbepalingen opgenomen.

 

Eerste lid

Door de begripsbepaling ‘de wet’ kan op diverse plaatsen in deze verordening op eenvoudige wijze verwezen worden naar de Drank- en Horecawet.

 

De begripsbepaling ‘vergunning’ verwijst naar artikel 3 van de Drank- en Horecawet. Het gaat derhalve niet alleen om door het bevoegd gezag verleende vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen, maar ook om vergunningen voor de uitoefening van het slijtersbedrijf.

 

Tweede lid

Voor de niet in het eerste lid genoemde begrippen die in deze verordening worden gebruikt wordt verwezen naar de begripsbepalingen opgenomen in artikel 1 van de Drank- en Horecawet.

De vigerende wettekst is te vinden op www.overheid.nl.

 

 

HOOFDSTUK 2 BEPALINGEN VOOR HORECABEDRIJVEN

 

§ 2.1 BEPALINGEN VOOR DE UITOEFENING VAN HET HORECA­BEDRIJF

 

Artikel 2: Voorschriften horecabedrijven

In artikel 2 van deze verordening is opgenomen dat de burgemeester bevoegd is voorschriften te verbinden aan vergunningen om het horecabedrijf uit te oefenen. Bepaald wordt wèl dat de voorschriften die de burgemeester stelt aan de vergunning voor het uitoefenen van het horecabedrijf zijn:

- ter bescherming van de volksgezondheid;

- in het belang van de openbare orde.

 

Achtergrond

Artikel 25a van de Drank- en Horecawet biedt gemeenten de mogelijkheid in een verordening op te nemen dat de burgemeester, volgens bij die verordening te stellen regels, vooraf - dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning - voorschriften aan een vergunning kan verbinden of de vergunning kan beperken tot het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank. Dit kan worden bepaald voor horecavergunningen en voor slijterijvergunningen. Deze gemeentelijke bevoegdheid was voorheen opgenomen in artikel 23 van de Drank- en Horecawet, zij het dat toen aan het college van burgemeester en wethouders die bevoegdheid gegeven kon worden.

 

In deze verordening wordt de burgemeester voor wat betreft de horecabedrijven uitsluitend de bevoegdheid gegeven de alcoholverstrekking aan voorschriften te verbinden. Hij krijgt niet de bevoegdheid de verstrekking te beperken tot zwakalcoholhoudende drank. Dit omdat in deze verordening de gemeenteraad al in artikel 4 categorieën van inrichtingen aanwijst waar geen sterke drank mag worden verstrekt. Zoals hiervoor reeds vermeld beperkt de gemeenteraad verder de bevoegdheid van de burgemeester door te bepalen dat hij slechts voorschriften kan verbinden vanwege twee specifiek genoemde redenen (bescherming volksgezondheid, belang van openbare orde).

 

Voorbeelden van voorschriften die de burgemeester kan verbinden aan de vergunning voor een horecabedrijf zijn:

  • -

    Ter bescherming van de volksgezondheid: Een gevarieerde drankenkaart verplicht stellen. Dit houdt in dat er – naast alcoholhoudende dranken – voldoende betaalbare niet-alcoholhoudende alternatieven moeten worden aangeboden (fris, water, thee, koffie).

  • -

    In het belang van de openbare orde: Eisen stellen ten aanzien van het maximaal aantal bezoekers. Voor de veiligheid kan het aantal bezoekers dat tegelijkertijd in de inrichting aanwezig mag zijn worden gemaximeerd.

     

Artikel 3: Prijsacties horeca

Artikel 25d van de Drank- en Horecawet biedt gemeenteraden de mogelijkheid prijsacties, zoals happy hours, gedeeltelijk te beperken. Happy hours zijn doorgaans afgebakende tijden (enkele uren, één dag in de week) waarop alcohol tegen een gereduceerd tarief wordt aangeboden. In veel gemeenten zijn er uitgaansgelegenheden waar happy hours worden georganiseerd. De maatregel kan – zo bepaalt de Drank- en Horecawet - alleen betrekking hebben op het bedrijfsmatig of anders dan om niet verstrekken van alcoholhoudende dranken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de betreffende horecalokaliteit of op het betreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

 

Met dit artikel kan de gemeenteraad bijvoorbeeld ook prijsacties als ‘2 drankjes voor de prijs van 1’ verbieden. Ook kan men er bepaalde arrangementen mee tegengaan, zoals één avond onbeperkt drinken voor € 15, althans als het onbeperkt drinken gedurende één avond normaal gesproken voor meer dan € 25 wordt aangeboden en er in het kader van een actie tijdelijk een prijs van € 15 wordt gevraagd.

 

Het in artikel 3 van deze verordening opgenomen verbod heeft uitsluitend betrekking op prijsacties in horecalokaliteiten en op terrassen en geldt dus niet voor goedkoop verstrekken op andere plaatsen, bijvoorbeeld met een artikel 35-ontheffing tijdens bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard (evenementen). Het gaat bij dit verbod ook uitdrukkelijk om de korting op de prijs die normaal in die horecalokaliteit of op dat terras wordt gevraagd. Dat is in de horeca na te gaan door de actieprijs te vergelijken met de prijs die wordt vermeld op de (op grond van het Besluit prijsaanduiding producten) verplichte prijslijst.

 

De Drank- en Horecawet staat toe dat de gemeenteraad het verbod op extreme prijsacties beperkt tot prijsacties van een bepaalde aard. Bijvoorbeeld alleen een verbod op ladies nights (artikel 25d, tweede lid van de Drank- en Horecawet). Daar is hier niet voor gekozen.

 

Gemeenteraden kunnen deze bepaling alleen inzetten ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde.

 

Achtergrond

Met de nieuwe verordenende bevoegdheid krijgen gemeenteraden voor het eerst de mogelijkheid om invloed uit te oefenen op prijsacties in de horeca. Prijs en betaalbaarheid zijn belangrijke factoren voor alcoholconsumptie (Meijer, e.a., 2008). De conclusie uit verschillende onderzoeken naar het effect van prijs op consumptie is helder: hoe lager de prijs hoe hoger de consumptie. Happy hours zijn een bekend voorbeeld van een tijdelijke prijsverlaging van alcoholhoudende drank. Tijdens happy hours wordt de consumptie van drank direct en actief gestimuleerd. Uit veldonderzoek is gebleken dat prijsacties voorkomen in 26% van de Nederlandse cafés (STAP, 2009).

 

Het grote voordeel van de inzet van dit artikel is dat gemeenten een effectieve alcoholpreventiemaatregel in handen krijgen. De Wereldgezondheidsorganisatie geeft al jaren aan dat het beïnvloeden van de prijs het meest effectief is in het terugdringen van (schadelijk) alcoholgebruik. Consequentie van het toepassen van dit artikel is dat het ook gehandhaafd dient te worden. De gemeente zal met de handhavers een werkwijze daarvoor moeten ontwikkelen.

Artikel 4: Verbod verstrekken van sterke drank

Dit artikel verbiedt het verstrekken van sterke drank in bepaalde inrichtingen. Het verbod om sterke drank te verstrekken geldt voor de inrichtingen van rechtspersonen die:

  • a.

    deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor het geven van onderwijs;

  • b.

    deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer jeugdorganisaties of –instellingen, dan wel uitsluitend of in hoofdzaak bezocht wordt door personen jonger dan 18 jaar;

  • c.

    deel uitmaakt van een gebouw dat uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij één of meer sportorganisaties of -instellingen;

 

Omdat dit artikel erop gericht is om voornamelijk jongeren te beschermen, is het inrichtingen die niet bezocht plegen te worden door personen jonger dan 18 jaar toegestaan om sterke drank te verstrekken. De beperking van het verstrekken van sterke drank heeft voornamelijk als doel om jeugdige personen te beschermen. Voor inrichtingen die niet bezocht plegen te worden door jongeren is een absoluut verbod op het verstrekken van sterke drank onnodig beperkend.

 

Achtergrond

Dit artikel verbiedt het verstrekken van sterke drank in bepaalde inrichtingen. In deze verordening is ervoor gekozen het verstrekken van sterke drank te beperken in inrichtingen die veel door jongeren bezocht worden, ter bescherming van kwetsbare groepen en jeugdigen. Deze bevoegdheid is gebaseerd op artikel 25a, tweede lid, aanhef en onder b., laatste zinsnede, van de Drank- en Horecawet.

 

§ 2.2 AANVULLENDE BEPALINGEN VOOR PARACOMMERCIËLE RECHTSPERSONEN

 

Een paracommerciële rechtspersoon is een rechtspersoon - geen NV of BV zijnde - die zich naast activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard richt op de exploitatie in eigen beheer van een horecabedrijf. Hieronder vallen onder meer: sportkantines, dorps- en buurthuizen, kerkelijke centra, studentenverenigingen, etcetera. Wanneer een stichting/vereniging ervoor kiest de exploitatie van de kantine te verpachten of in een BV (of NV) onder te brengen is paragraaf 2.1 van deze verordening van toepassing.

 

In deze paragraaf wordt uitvoering gegeven aan artikel 4 van de Drank- en Horecawet waarin aan gemeenten wordt opgelegd in een verordening regels vast te stellen voor paracommerciële rechtspersonen. De regels hebben als doel het voorkomen van oneerlijke mededinging en gelden bij het verstrekken van alcoholhoudende drank.

 

De volgende onderwerpen moeten volgens de wet in elk geval geregeld worden:

  • -

    de schenktijden voor alcoholhoudende drank;

  • -

    het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

  • -

    het verstrekken van alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.  

Volgens de memorie van toelichting bij de wijziging van de Drank- en Horecawet mogen de lokale regels rond paracommercialisme naar de aard van de paracommerciële rechtspersoon verschillend zijn. Dit betekent dat aan studentenverenigingen andere regels kunnen worden opgelegd, dan aan sportverenigingen of buurthuizen. Wel is uitdrukkelijk opgenomen dat het niet is toegestaan onderscheid te maken tussen stichtingen en verenigingen uit Nederland en die uit andere lidstaten, evenals rechtspersonen uit de Europese Economische Ruimte[2] en Zwitserland. De regering verwacht dat de nieuwe wettelijke eis dat elke gemeente een paracommerciële verordening moet vaststellen, zal leiden tot een maatschappelijke discussie op gemeentelijk niveau.

De gemeente kan daarbij recht doen aan de verschillen tussen bijvoorbeeld sportverenigingen en overige paracommerciële rechtspersonen. De regering gaat er vanuit dat gemeenten bij deze afweging de belangrijke maatschappelijke functie van de verschillende paracommerciële rechtspersonen in acht neemt en geen onnodige beperkingen zullen opleggen daar waar de mededinging niet in het geding is en er geen sprake is van onverantwoorde verstrekking van alcohol, met name aan jongeren.

 

Artikel 5: Schenktijden paracommerciële rechtspersonen

Artikel 5 is gebaseerd op artikel 4 (derde lid, aanhef en onder a.) van de Drank- en Horecawet. Dit artikel verplicht gemeenten om schenktijden voor paracommerciële rechtspersonen op te nemen in de verordening.

 

De schenktijden voor paracommerciële rechtspersonen worden gelijk gesteld aan de (openings- en) sluitingstijden voor exploitanten die opgenomen zijn in de Algemene plaatselijke verordening Dordrecht. Hiermee worden paracommerciële rechtspersonen (zoals sportverenigingen) niet onnodig beperkt. Daarnaast worden er geen regels opgelegd die ingewikkeld zijn om te handhaven. Het verstrekken van alcohol blijft een eigen verantwoordelijkheid van (onder andere) de sportverenigingen. Er wordt een beroep op hen gedaan om verantwoord om te gaan met alcoholverstrekking en bijvoorbeeld geen alcoholhoudende drank te verstrekken tijdens jeugdwedstrijden. De nadruk ligt daarbij op het voorkomen van verstrekking van alcoholhoudende drank aan 16-minners en / of 18-minners.

 

Achtergrond

De gewijzigde Drank- en Horecawet legt gemeenteraden de plicht op om in een verordening de schenktijden van de paracommerciële rechtspersonen te reguleren. Door invoering van deze maatregel vervalt de in november 2000 in de Drank- en Horecawet opgenomen eis dat paracommerciële rechtspersonen in een bestuursreglement (huisreglement) schenktijden opnemen. Ook vervalt de eis dat dagen en tijdstippen waarop geschonken wordt duidelijk zichtbaar zijn.

 

Het bestuursreglement blijft verplicht. In het reglement dient in elk geval vastgelegd te worden welke normen het bestuur stelt aan de voorlichtingsinstructie die de barvrijwilligers krijgen. Ook moet in het bestuursreglement opgenomen worden hoe wordt toegezien op de naleving van het reglement.

 

Op basis van artikel 4, lid 4 van de DHW kan de burgemeester ontheffing verlenen van de schenktijden voor sportverenigingen voor “bijzondere gelegenheden van zeer tijdelijke aard voor een aaneengesloten periode van ten hoogste twaalf dagen”.

 

Artikel 6: Bijeenkomsten bij paracommerciële rechtspersonen

Artikel 6 gaat over bijeenkomsten van persoonlijke aard. Met bijeenkomsten van persoonlijke aard wordt gedoeld op: bijeenkomsten, waarbij (meestal) alcoholhoudende drank wordt genuttigd, die geen direct verband houden met de activiteiten van de desbetreffende paracommerciële instelling, zoals bruiloften, feesten, partijen, recepties, jubilea, verjaardagen, bedrijfsfeesten, koffietafels, condoleancebijeenkomsten en dergelijke. Het organiseren van privébijeenkomsten door paracommerciële rechtspersonen is, vanwege oneerlijke concurrentie, ongewenst. Voor zover die bijeenkomsten ook een zakelijk karakter hebben dat direct verband houdt met de activiteiten van de rechtspersoon, zoals het afscheid van de voorzitter van een vereniging, vallen deze niet onder het bereik van deze bepaling.

 

Bij bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn kan worden gedacht aan: activiteiten die niet verenigingsgebonden zijn. Dit doet zich voor als een paracommerciële rechtspersoon zijn kantine of een andere ruimte verhuurt aan derden om bijvoorbeeld een feest te geven (voor niet-leden van de vereniging of niet-betrokkenen bij de stichting). Ook komt het nogal eens voor dat schouwburgen hun accommodatie verhuren voor congressen. Als daarbij alcohol wordt geschonken ontstaat er oneerlijke mededinging met de reguliere horeca.

 

Verder is van belang dat veel schouwburgen een brede programmering aan culturele activiteiten van professionals en amateurs hebben die zij op drie manieren vorm geven: door middel van uitkoopsommen, partage al dan niet met garantiebedragen en verhuringen. Deze activiteiten vallen nagenoeg altijd onder de statutaire doelstelling van de schouwburg. In dat geval is er geen sprake van bijeenkomsten als bedoeld in artikel 4, lid 3 onder b of c van de DHW en zijn ze daarom zonder meer toegestaan. Als ze niet onder de statutaire doelstelling vallen hoeft er ook geen sprake te zijn van oneerlijke mededinging, namelijk als de reguliere horeca hiervoor geen faciliteiten biedt. Ook dan is er geen reden hieraan beperkingen op te leggen.

 

In het belang van effectieve handhaving is opgenomen dat het voor paracommerciële rechtspersonen verboden is om bijeenkomsten van 1. persoonlijke aard en 2. bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de paracommerciële rechtspersoon betrokken zijn, openlijk aan te prijzen. Dit lid is opgenomen om te voorkomen dat enkel gehandhaafd kan worden op het moment dat de bijeenkomst daadwerkelijk plaatsvindt.

 

 

HOOFDSTUK 3 BEPALINGEN VOOR DE DETAILHANDEL

 

Artikel 7: Voorschriften slijterijen

In artikel 7 van deze verordening is opgenomen dat de burgemeester bevoegd wordt bij het verlenen van vergunningen voor de uitoefening van het slijtersbedrijf voorschriften aan de vergunning te verbinden. Bepaald wordt wel dat de voorschriften die de burgemeester stelt in het kader van de volgende belangen zijn:

- ter bescherming van de volksgezondheid;

- in het belang van de openbare orde.

 

Achtergrond

In de toelichting bij artikel 2 van deze verordening werd al aangegeven dat artikel 25a van de Drank- en Horecawet gemeenteraden de mogelijkheid biedt bij verordening te bepalen dat de burgemeester vooraf - dat wil zeggen bij de afgifte van de vergunning - voorschriften aan een vergunning kan verbinden of de vergunning kan beperken tot het verstrekken van zwakalcoholhoudende drank. Dit kan worden bepaald voor horecavergunningen en voor slijterijvergunningen. In artikel 13 van deze verordening wordt de burgemeester bevoegd voorschriften aan slijterijvergunningen te verbinden. Hij krijgt niet de mogelijkheid de slijterijvergunning te beperken tot zwakalcoholhoudende drank. Net als in artikel 2, waarin een vergelijkbare bevoegdheid aan de burgemeester wordt gegeven t.a.v. horecavergunningen, beperkt de raad deze mogelijkheid echter door te bepalen dat e.e.a. alleen kan om twee specifiek genoemde redenen (bescherming volksgezondheid, openbare orde belang).

 

Voorbeelden van voorschriften die de burgemeester kan verbinden aan de vergunning voor een slijtersbedrijf zijn:

  • -

    Ter bescherming van de volksgezondheid: Eisen stellen ten aanzien van reclame buiten de inrichting. Bijvoorbeeld het verbieden van losse reclameborden en andere staande reclame-uitingen buiten de inrichting als die slijterij ligt binnen een straal van 200 meter van een school met veel leerlingen onder de 18 jaar.

  • -

    In het belang van de openbare orde: Eisen stellen ten aanzien van het maximale aantal klanten. Voor de veiligheid kan het aantal klanten dat tegelijkertijd in de inrichting aanwezig mag zijn worden gemaximeerd.

 

 

Hoofdstuk 4 SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 8: Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

 

 

Literatuur:

Babor, T. et al. (2010). Alcohol: no ordinary commodity. Research and public policy. Second edition. Oxford: University Press.

Meier, P. et al. (2008). The independent review of the effects of alcohol pricing and promotion. Summary of Evidence to Accompany Report on Phase 1: Systematic Reviews. School of Health and Related Research, University of Sheffield, UK.

STAP (2009). Happy hours en andere prijsacties in de Nederlandse horeca in 2009. Utrecht: STAP

Universiteit Twente (2007). Happy hours en andere prijsacties in de Nederlandse horeca. Utrecht: STAP.

[1] Vanaf 1 januari 2014 is de leeftijdsgrens verhoogd en mag er geen alcohol verkocht worden aan jongeren onder de 18 jaar. Deze jongeren zijn zelf ook strafbaar als zij alcohol bij zich hebben of drinken, op straat of in de horeca.

[2] Tot de Europese Economische Ruimte (EER) behoren de volgende landen:alle landen van de Europese Unie, Liechtenstein; Noorwegen en IJsland.