Rechtspositieverordening raads- en commissieleden Gemeente Dordrecht

Geldend van 06-11-2019 t/m 21-03-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Rechtspositieverordening raads- en commissieleden Gemeente Dordrecht

De raad van de gemeente Dordrecht;

gelet op artikel 95, tweede en vierde lid en artikel 96, eerste en derde lid, artikel 97 en artikel 99 van de Gemeentewet;

gelet op het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018, 386) en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006)

gelet op de beraadslaging in het presidium van de gemeente Dordrecht op 17 mei 2019;

BESLUIT:

vast te stellen

De Rechtspositieverordening raads- en commissieleden gemeente Dordrecht:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    raadslid: een lid van de gemeenteraad van Dordrecht;

  • b.

    adviescommissie: een door de raad op grond van artikel 82 van de Gemeentewet ingestelde raadscommissie;

  • c.

    commissielid: een door de raad benoemd persoon, niet zijnde raadslid, die mede uitvoering geeft aan de taken van een adviescommissie;

  • d.

    de griffier: de griffier van de raad of diens plaatsvervanger;

  • e.

    het Presidium: een commissie o.g.v. artikel 84 van de Gemeentewet bestaande uit de fractievoorzitters, niet zijnde fractievoorzitters van een tijdens de raadsperiode afgesplitste fractie;

  • f.

    het college: het college van burgemeester en wethouders, zoals bedoeld in artikel 34 van de Gemeentewet;

  • g.

    Rechtspositiebesluit: Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018, 386).

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding raadsleden

  • 1.

    Aan een raadslid wordt per maand een vergoeding voor de werkzaamheden als raadslid toegekend ter hoogte van het bedrag, dat wordt genoemd in de tabel opgenomen in artikel 3.1.1 lid 1 van het Rechtspositiebesluit.

  • 2.

    Aan een raadslid wordt per maand een onkostenvergoeding toegekend ter hoogte van het bedrag, dat wordt genoemd in artikel 3.1.6 lid 1 van het Rechtspositiebesluit.

  • 3.

    Een raadslid ontvangt ten laste van de gemeente een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering ter hoogte van het bedrag, dat wordt genoemd in artikel 3.1.10 lid 1 van het Rechtspositiebesluit.

  • 4.

    De bedragen bedoeld in het eerste en tweede lid worden per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan die datum ten opzichte van dezelfde indexcijfer geldend voor de maand september van het daaraan voorafgaande kalenderjaar.

  • 5.

    De vergoeding voor de werkzaamheden, de onkostenvergoeding en de tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering worden aan het raadslid toegekend met ingang van de dag van beëdiging en eindigt op het tijdstip van beëindiging van het raadslidmaatschap.

Artikel 3 Vergoeding voor fractievoorzitters

  • 1.

    De vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 2 wordt voor de fractievoorzitters voor de duur van de uitoefening van het fractievoorzitterschap overeenkomstig artikel 3.1.5 van het Rechtspositiebesluit verhoogd met een toelage van € 70 per maand, vermeerderd met € 10 voor elk raadslid dat de fractie telt, de fractievoorzitter zelf niet meegerekend. De toelage bedraagt ten hoogste € 150 per maand.

  • 2.

    Voor zover het fractievoorzitterschap in de loop van de maand begint of eindigt, wordt de toelage, bedoeld in het eerste lid, voor die maand naar evenredigheid van de duur van het fractievoorzitterschap toegekend.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid stelt de burgemeester vast:

    • a.

      hoeveel leden een fractie telt, en

    • b.

      de duur van het fractievoorzitterschap.

  • 4.

    Als de bezoldiging van het personeel in de sector Rijk wijziging ondergaat, worden de bedragen in het eerste lid bij ministeriële regeling overeenkomstig gewijzigd.

Artikel 4 Toelage lid onderzoekscommissie

  • 1.

    Aan een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt, overeenkomstig artikel 3.1.3 van het Rechtspositiebesluit, voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend ter hoogte van € 120 per maand.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan de raad bij het instellen van de commissie besluiten af te wijken van het in het eerste lid bepaalde bedrag.

  • 3.

    Voor de toepassing van het eerste lid stelt de burgemeester de duur van de activiteiten vast.

Artikel 5 Vergoeding voor de werkzaamheden commissieleden

  • 1.

    Commissieleden ontvangen per bijgewoonde commissievergadering een vergoeding van € 200,-. Het betreft het bijwonen van de vergaderingen van de commissies Bestuur & Middelen, Sociale leefomgeving, Fysieke leefomgeving of Grote projecten.

  • 2.

    De maandelijkse betaling van de vergoeding, zoals bedoeld in het eerste lid, geschiedt achteraf op basis van het aantal bijgewoonde commissievergaderingen, zoals bedoeld in het eerste lid, en de door het commissielid zelf getekende presentielijsten.

Artikel 6 Reis- en verblijfskosten

  • 1.

    Raads- en commissieleden hebben aanspraak op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten gemaakt in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van de raad, het college of de burgemeester.

  • 2.

    De vergoeding bedoeld in het eerste lid bedraagt:

    • a.

      bij gebruik van het openbaar vervoer: het volledige bedrag van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke kosten op basis van de laagste klasse;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de kilometervergoeding die op grond van de Regeling rechtspositie wethouders geldt;

    • c.

      bij verblijfkosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente: de in redelijkheid gemaakte kosten.

  • 3.

    De reis- en verblijfkosten worden gedeclareerd bij de griffier. Daarbij dienen bewijsstukken te worden overgelegd, zoals kaartjes voor het openbaar vervoer en/of een opgave van de gelegenheid ten behoeve waarvan de reiskosten zijn gemaakt.

  • 4.

    Raads- en commissieleden hebben aanspraak op een vaste vergoeding van netto € 6,-- per maand voor reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeentegrens.

Artikel 7 Informatie- en communicatievoorzieningen

  • 1.

    Raads- en commissieleden ontvangen tot de nieuwe bestuursperiode in 2022 een maandelijkse vergoeding voor de tegemoetkoming in de kosten van de aanschaf, gebruik en onderhoud van informatie- en communicatievoorzieningen, welke het raads- en commissielid nodig heeft voor het uitoefenen van zijn functie.

  • 2.

    De ICT vergoeding, bedoeld in het eerste lid, bedraagt netto € 50,-- per maand.

  • 3.

    Vanaf de nieuwe bestuursperiode in 2022 stelt het college ten laste van de gemeente aan raads- en commissieleden voor de duur van de uitoefening van de functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Hieronder wordt ook verstaan de daarbij behorende abonnementen.

  • 4.

    Voor de onder lid 3 van dit artikel bedoelde voorzieningen tekent een raads- en commissielid ieder voor zich een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van de functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 5.

    Een raads- en commissielid levert direct na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

  • 6.

    Een raads- en commissielid is zich bij gebruikmaking van de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen ervan bewust dat de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing is en handelt dienovereenkomstig.

Artikel 8 Vergoeding kosten scholing

  • 1.

    Raads- en commissieleden hebben aanspraak op een vergoeding voor niet partij-politieke scholing in verband met de vervulling van de functie.

  • 2.

    Het individueel scholingsbedrag, bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal € 500,-- per jaar per lid.

  • 3.

    Aanvragen hiervoor worden vooraf bij de griffier ingediend. Gemotiveerd dient te worden dat het gaat om functiegerichte scholing, die nodig is met het oog op een goede vervulling van het lidmaatschap van raad of commissie. Declaratie kan met de nodige bewijsstukken, zoals een bon of factuur, achteraf bij de griffier ingediend worden.

  • 4.

    De kosten van de door de gemeente georganiseerde en/of noodzakelijk geachte scholing komen voor rekening van de gemeente.

  • 5.

    Jaarlijks kan één vertegenwoordiger per fractie, zijnde een raads- of commissielid, voor rekening van de gemeente deelnemen aan het VNG congres. De door de gemeente bekostigde plaats is niet door te geven aan een andere fractie.

Artikel 9 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of bij twijfel over de toepassing ervan beslist het Presidium op voorstel van de griffier.

Artikel 10 Intrekking oude verordening

De verordening Rechtspositieverordening raads- en commissieleden zoals vastgesteld op 16 februari 2010 en gewijzigd op 25 juli 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Alle artikelen van deze verordening, met uitzondering van artikel 7 lid 3 en artikel 8 treden in werking de dag na de bekendmaking daarvan.

  • 2.

    Alle artikelen van deze verordening, met uitzondering van artikel 5, artikel 6 lid 4, artikel 8 en artikel 7 lid 3 werken terug tot 1 januari 2019.

  • 3.

    Artikel 5 en artikel 6 lid 4 van deze verordening werken terug tot 1 september 2019.

  • 4.

    Artikel 8 treedt in werking op 1 januari 2020.

  • 5.

    Artikel 7 lid 3 van deze verordening treedt in werking op de datum waarop in 2022 de nieuwe bestuursperiode aanvangt.

  • 6.

    Deze verordening wordt aangehaald als: De Rechtspositieverordening raads- en commissieleden gemeente Dordrecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 29 oktober 2019,

De griffier, De voorzitter,

A.E.T. Wepste, A.W. Kolff

Nota van Toelichting

ALGEMEEN

Het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stb. 2018,386) is de opvolger van de tot 1 januari 2019 geldende afzonderlijke rechtspositiebesluiten voor provinciale en gemeentelijke politieke ambtsdragers en de aanspraken die de ambtsdragers in de waterschappen ontleenden aan het Waterschapsbesluit. Dat geldt ook voor de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006). Het is het resultaat van de derde tranche van de harmonisatie van de vergoedingen voor politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen. Sinds 2010 zijn de afzonderlijke besluiten inhoudelijk steeds meer geharmoniseerd met name in verticale zin (overeenkomstige politieke functies in de betreffende bestuurslagen).

Gebleven is dat de bedragen hun autonome ontwikkelingen ontlenen aan de arbeidsvoorwaardenontwikkeling van de ambtenaren in de sector Rijk dan wel het indexcijfer CAO-lonen of de consumentenprijsindex behouden.

De harmonisering maakt het nu ook mogelijk de ‘arbeidsvoorwaarden’ van en voor politieke ambtsdragers van gemeenten, provincies en waterschappen op te nemen in één integraal besluit waarbij de rechtspositie per bestuurslaag is opgenomen in een hoofdstuk voor de provincies, een hoofdstuk voor de gemeenten en een hoofdstuk voor de waterschappen.

De basis voor de rechtspositionele aanspraken is echter nog steeds opgenomen in de Provinciewet, de Gemeentewet en de Kieswet en ten aanzien van de vervanging van gekozen ambtsdragers in geval van zwangerschap/bevalling en ziekte in de Kieswet.

Voor de gemeenten ligt de wettelijke basis voor vergoedingen aan burgemeesters, wethouders, raadsleden en commissieleden in de volgende artikelen uit de Gemeentewet:

raadsleden en commissieleden: artikelen 95, 96, 97 en 99

wethouders: artikel 44;

burgemeesters: artikel 66.

De concretisering is voor bovengenoemde politieke ambtsdragers van de gemeenten is opgenomen in hoofdstuk 3 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en artikel 3.1 van de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers (Stcrt. 2018, 66006). De voorzieningen voor de specifieke ambtsdragers in iedere bestuurslaag zijn in het Rechtspositiebesluit (verder: Besluit) vastgelegd in ‘afdelingen’. Bepalingen die van toepassing zijn voor alle politieke ambtsdragers in een gemeente zijn opgenomen in afdeling 3.0 en 3.3. De concrete voorzieningen voor de raadsleden zijn opgenomen in afdeling 3.1 en voor commissieleden in afdeling 3.4. Voor burgemeesters en wethouders zijn concrete voorzieningen opgenomen in afdelingen 3.2.

Lokale aanvullingen mogelijk

In enkele gevallen kan de gemeenteraad bij verordening nog kiezen of hij een voorziening wel of niet in de eigen gemeente van toepassing wil laten zijn. Dat kan bij de volgende voorzieningen:

  • -

    een deel van de vergoeding voor de werkzaamheden aanmerken als presentiegeld om zo de vergoeding voor mogelijke spookleden te beperken;

  • -

    een toelage voor raadsleden van een vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie;

  • -

    een toelage voor leden van onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet;

  • -

    een toelage voor leden van een door de gemeenteraad aan te wijzen bijzondere commissie;

  • -

    het verstrekken van een bedrag aan raadsleden ten behoeve van een verzekering arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden;

  • -

    het verhogen van de door de minister vastgestelde vergoeding aan commissieleden voor het bijwonen van de vergaderingen vanwege noodzakelijke bijzondere beroepsmatige deskundigheid van commissieleden of de zwaarte van de taak.

Rechtstreeks aan de Gemeentewet is de bevoegdheid van de gemeenteraad ontleend om aan leden van het dagelijks bestuur van een bestuurscommissie ex artikel 83 Gemeentewet en van commissies ex artikel 84 Gemeentewet een vaste vergoeding te geven in plaats van een vergoeding per vergadering. Ook kan aan deze leden een onkostenvergoeding worden toegekend.

Eveneens is rechtstreeks aan artikel 97 van de Gemeentewet ontleend dat aan raadsleden en leden van commissies een vergoeding kan worden verstrekt voor reis- en verblijfkosten buiten de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

Wettelijke grensbepaling in artikel 99 Gemeentewet

In artikel 99 van de Gemeentewet is bepaald dat raadsleden en commissieleden geen andere vergoedingen of tegemoetkomingen ten laste van de gemeente mogen ontvangen dan bij wet of algemene maatregel van bestuur is bepaald. Het ‘Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers’ is die algemene maatregel van bestuur. De wet of de algemene maatregel van bestuur kunnen vervolgens bepalen dat lokaal maatwerk mogelijk is bij een (gemeentelijke) verordening en voor welke voorzieningen.