Verordening Bodemsanering Dordrecht

Geldend van 01-10-2007 t/m heden

Intitulé

Verordening Bodemsanering Dordrecht

De Raad van de gemeente Dordrecht,

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 juli 2007,

gelet op het bepaalde in artikel 147 van de Gemeentewet en de artikelen 39 en 52 van de Wet bodembescherming,

b e s l u i t :

 

vast te stellen de          Verordening bodemsanering Dordrecht

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht;

  • b.

    saneringsplan: een plan, bedoeld in artikel 39, eerste lid, van de wet bodembescherming;

  • c.

    nader bodemonderzoek: onderzoek met betrekking tot de vraag of een geval van verontreiniging een geval van ernstige verontreiniging is;

  • d.

    evaluatierapport: beschrijving van de milieukundige aspecten van de uitvoering van de sanering en verantwoording van het saneringsresultaat, als bedoeld in artikel 39c van de Wet bodembescherming;

  • e.

    nazorgplan: een beschrijving van de beperkingen in het gebruik van de bodem en te nemen maatregelen als bedoeld in artikel 39d van de Wet bodembescherming;

  • f.

    aanvraag: het doen van een melding als bedoeld in artikel 28, eerste lid of 39, vierde lid van de Wet bodembescherming evenals het indienen van een nader onderzoek, een saneringsplan, een evaluatieverslag of nazorgplan.

Artikel 2 Formulieren

  • 1.

    Voor aanvragen wordt gebruik gemaakt van een formulier dat door of namens het college is vastgesteld.

  • 2.

    Het aanvraagformulier, het rapport van het nader bodemonderzoek en het saneringsplan worden in tweevoud bij het college ingediend.

Artikel 3 Inhoud saneringsplan

  • 1.

    Onverminderd de eisen, die op grond van artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming aan het saneringsplan worden gesteld, worden in het saneringsplan de volgende gegevens vermeld:

    a. Algemene gegevens:

    1.   het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

    2.   een kadastrale kaart, waarop het geval van bodemverontreiniging is aangegeven;

    3.   een uittreksel van het kadaster waaruit de eigendomssituatie blijkt en dat niet langer dan drie maanden voor de indiening van het saneringsplan door het kadaster is afgegeven;

    4.   de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld onder 1., alsmede van de gebruiker(s) daarvan;

    5.   de naam en het adres van degene in wiens opdracht de sanering zal plaatsvinden;

    6.   een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en instemmingen om het werk te kunnen uitvoeren;

    7.   indien van toepassing: de wijze waarop belanghebbenden bij de uitvoering van de sanering zullen worden betrokken;

    8.   een beschrijving van de verontreinigingssituatie;

    9.   het huidig en toekomstig gebruik van de bodem;

    10.  een tijdschema met een eventuele fasering, waarbij tenminste de datum waarop de sanering naar verwachting wordt gestart en de datum waarop de sanering naar verwachting  wordt beëindigd, worden genoemd;

    b. Keuze saneringsvariant:

    1.   een beschrijving van de gekozen saneringsvariant met de doelstelling van de sanering en eventuele nazorgverplichtingen;

    2.   indien van toepassing: de verwachte gebruiksbeperkingen na sanering als gevolg van de restverontreiniging of nazorgvoorzieningen;

    3.   indien de sanering in fasen wordt uitgevoerd: de voorgenomen fasering, alsmede het verzoek om een besluit te nemen als bedoeld in artikel 38, derde lid, van de Wet bodembescherming;

    c. De te nemen maatregelen:

    1.   een beschrijving van de te nemen saneringsmaatregelen en de wijze waarop de gekozen saneringsvariant zal worden uitgevoerd;

    2.   een overzichtskaart en eventueel een dwarsdoorsnede waarop is aangegeven:

    -     de ligging van de aanwezige verontreiniging;

    -     indien van toepassing: de ontgravingscontouren (horizontaal en vertikaal)

    -     indien van toepassing: de ligging van de saneringsvoorzieningen (isolatieconstructies, onttrekkingssystemen, etc);

    -     overige relevante terreingegevens (opstallen, kabels en leidingen, infrastructuur, oppervlaktewater, etc.);

    3.   een beschrijving van de beoogde eindsituatie na sanering, waaronder begrepen de kwaliteit van de bodem die met de sanering wordt bereikt (terugsaneerwaarden)

    4.   een beschrijving van de te treffen (geo)hydrologische en technische voorzieningen die de sanering mogelijk moeten maken met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;

    5.   een beschrijving van de ten behoeve van de controle van het saneringsresultaat uit te voeren onderzoeksinspanning;

    6.   een beschrijving van de maatregelen die milieuhygiënisch ongewenste effecten en overlast als gevolg van de sanering voorkomen of zoveel mogelijk beperken;

    7.   gegevens over de kwaliteit van de eventueel te gebruiken aanvulgrond;

    8.   indien verontreinigde grond zal worden afgegraven of verontreinigd grondwater zal worden onttrokken:

    -     de te verwachten hoeveelheid af te graven grond dan wel te onttrekken hoeveelheid grondwater;

    -     de bestemming van de af te voeren grond of het te onttrekken grondwater;

    9.   gegevens over de hoeveelheid en bestemming van de overige verontreinigende stoffen die, naast de verontreinigde grond, vrijkomen bij de sanering;

    d. Financiële gegevens:

    1.   een begroting van de kosten van de sanering;

    2.   een overzicht van de financiële middelen ter dekking van de saneringskosten. 

  • 2.

    Het saneringsplan gaat vergezeld van eerder met betrekking tot het geval uitgevoerd onderzoek en het reinigingsadvies van Bodem+ indien dit is uitgebracht.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 39, eerste lid, van de Wet bodembescherming kan het vermelden in het saneringsplan van gegevens als bedoeld in het eerste lid achterwege blijven indien:

          a. bij de indiening van het plan wordt aangegeven welke gegevens ontbreken,

          b. daarbij de reden wordt aangegeven waarom die gegevens ontbreken, en

          c. die gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan.

Artikel 4 Wijziging saneringsplan

Bij een melding tot wijziging van de sanering als bedoeld in artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming worden de volgende gegevens verstrekt:     

  • a.

    alle gegevens die afwijken van de eerder overeenkomstig artikel 3 van de verordening en artikel 39, eerste lid van de Wet bodembescherming verstrekte gegevens;

  • b.

    de inhoud en de reden van de wijziging;

  • c.

    de gevolgen van de wijziging voor de oorspronkelijk beoogde saneringsdoelstelling en de ter uitvoering daarvan te treffen saneringsmaatregelen.

Artikel 5 Kennisgeving bij sanering

Degene die voornemens is te saneren meldt uiterlijk twee weken voor de feitelijke aanvang van de werkzaamheden bij het college de datum waarop de werkzaamheden aanvangen. Daarbij wordt tevens een specificatie overgelegd van de bij de uitvoering van de sanering betrokken bedrijven en instanties.

Artikel 6 Evaluatierapport

  • 1.

    Onverminderd de eisen die op grond van artikel 39c, eerste lid van de Wet bodembescherming aan het evaluatierapport worden gesteld, worden in het evaluatierapport de volgende gegevens vermeld:

    a.   Algemene gegevens:

    1.   het adres, kadastrale aanduiding (inclusief jaartal) en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

    2.   een korte omschrijving van de bodemverontreinigingsituatie voor de uitvoering van de sanering;

    3.   de doelstelling van de sanering voor grond en grondwater met een verwijzing naar het goedgekeurde saneringsplan;

    4.   gegevens over het verloop van de sanering (inclusief start- en einddatum van de uitvoering);

    5.   de ingevolge artikel 39, vierde lid van de Wet bodembescherming gemelde en goedgekeurde afwijkingen ten opzichte van het goedgekeurde saneringsplan met een beschrijving van de aangetroffen afwijking dan wel een beschrijving van de afgeweken uitvoering van de sanering;

    6.   indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven: een beschrijving van deze verontreiniging met hierbij een verwijzing naar het nazorgplan, bedoeld in artikel 39d, eerste lid van de Wet bodembescherming dat op deze verontreiniging van toepassing is en dat tegelijkertijd met het evaluatieverslag wordt ingediend;

    b.   Saneringswerkzaamheden:

    1.   een overzichtskaart en eventueel een dwarsdoorsnede waarop is aangegeven:

    -     de ligging van de oorspronkelijke verontreiniging;

    -     indien van toepassing: de ontgravingscontouren (horizontaal en vertikaal)

    -     indien van toepassing: de ligging van de saneringsvoorzieningen (isolatieconstructies, onttrekkingssystemen, etc);

    -     indien van toepassing: de ligging van de aanwezige (rest)verontreiniging; 

    -     overige relevante terreingegevens (opstallen, kabels en leidingen, infrastructuur, oppervlaktewater, etc.);

    2.   indien verontreinigde grond of andere verontreinigde stoffen zijn afgegraven of verontreinigd grondwater is onttrokken:

    -     de hoeveelheid afgegraven grond, onttrokken grondwater en andere stoffen;

    -     de bestemming van de afgevoerde grond, onttrokken grondwater en andere stoffen;

    3.   bespreking van de analyseresultaten van de controlegrondmonsters, depotmonsters, in- en effluentmonsters en monsters uit waarnemingsfilters alsmede een bespreking van de consequenties;

    c.   Financiële gegevens:

    de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen de kosten van onderzoek en de kosten van sanering. 

  • 2.

    Het evaluatierapport van een grond- en grondwatersanering bestaat uit twee evaluatierapporten indien de grondwatersanering niet gelijktijdig met de grondsanering is afgerond. Alsdan wordt na de uitvoering van de grondsanering een evaluatierapport ingediend van de grondsanering en na uitvoering van de grondwatersanering een evaluatierapport van de grondwatersanering.

Artikel 7 Nazorgplan

  • 1.

    Onverminderd de eisen, die op grond van artikel 39d van de Wet bodembescherming aan het nazorgplan worden gesteld, worden in het nazorgplan de volgende gegevens vermeld (indien van toepassing):

    a.   Algemene gegevens:

    1.   het adres, de kadastrale aanduiding en de ligging van het grondgebied waarop de verontreiniging zich bevindt;

    2.   een kadastrale kaart, waarop het geval van bodemverontreiniging is aangegeven;

    3.   een uittreksel van het kadaster waaruit de eigendomssituatie blijkt en dat niet langer dan drie maanden voor de indiening van het nazorgplan door het kadaster is afgegeven;

    4.   de naam en het adres van degene die een zakelijk of een persoonlijk recht heeft op het grondgebied, bedoeld onder 1., alsmede van de gebruiker daarvan;

    5.   de naam en het adres van degene in wiens opdracht de nazorg zal plaatsvinden;

    6.   een specificatie van de bij de uitvoering van de nazorg betrokken bedrijven en instanties, voor zover deze ten tijde van het indienen van het nazorgplan bekend zijn;

    7.   indien een ander dan degene die het nazorgplan indient wordt aangewezen voor de uitvoering van de nazorgwerkzaamheden: de door de betrokkenen ondertekende contractuele afspraken waaruit blijkt dat diegene zich tot de uitvoering hiervan verbindt;

    8.   een overzicht van de benodigde vergunningen, meldingen en instemmingen om het werk te kunnen uitvoeren;

    9.   de wijze waarop belanghebbenden bij de uitvoering van de nazorg zullen worden betrokken;

    10.  een beschrijving van de locatie en de omgeving (geohydrologie, kwetsbare objecten);

    11.  een beschrijving van de oorspronkelijke verontreinigingssituatie en de saneringswerkzaamheden;

    12.  een beschrijving van de (rest)verontreinigingssituatie;

    13.  een beschrijving van het huidig en toekomstig gebruik van de locatie;

    14.  een overzichtskaart en eventueel een dwarsdoorsnede waarop is aangegeven:

    -     de ligging van de aanwezige (rest)verontreiniging;

    -     de ligging van de nazorgvoorzieningen (monitoringspeilbuizen, afschermconstructies, onttrekkingssystemen, etc);

    -     overige relevante terreingegevens (opstallen, kabels en leidingen, infrastructuur, oppervlaktewater, etc.);

    b.   Nazorgprogramma:

    1.   de doelstelling van het nazorgprogramma;

    2.   een beschrijving van de (geo)hydrologische en technische voorzieningen met de gekozen dimensionering en de invloed hiervan op de omgeving;

    3.   het aanvangsmoment van het nazorgprogramma;

    4.   de te gebruiken controlepunten, te hanteren controlefrequenties, te controleren parameters;

    5.   de te hanteren signaalwaarden en actiewaarden;

    6.   de uit te voeren acties bij geconstateerde overschrijding van

    signaalwaarden en actiewaarden;

    7.   de criteria op basis waarvan tot beëindiging van de nazorg kan worden besloten;

    8.   een beschrijving van de wijze waarop de instandhouding van de voorzieningen wordt gewaarborgd en gecontroleerd;

    9.   een beschrijving van de handelswijze bij wijziging van het gebruik;

    10.  een beschrijving van de handelswijze bij noodzakelijke grondwerkzaamheden (bv. nieuwbouw, aanleg kabels en leidingen of aanleg infrastructuur);

    11.  een beschrijving van de handelswijze bij een calamiteit;

    12.  de wijze van periodieke rapportage van de uitvoering en voortgang van de nazorg (monitoringsrapport);

    13.  een beschrijving van de veiligheids- en arbeidshygiënische aspecten;

    14.  een beschrijving van de gebruiksbeperkingen als gevolg van de restverontreiniging en/of de nazorgvoorzieningen;

    c.   Financiële gegevens:

    1.   een begroting van de kosten van de sanering;

    2.   een overzicht van de financiële middelen ter deking van de nazorgkosten.

Artikel 8 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de Verordening Bodemsanering Dordrecht.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2007

Artikel 9 Intrekken verordening bodemsanering 2003

De Verordening bodemsanering Dordrecht die in werking is getreden op 27 maart 2003, wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 4 september 2007
 
De griffier                                            de voorzitter

Nota-toelichting

Toelichting op de Verordening Bodemsanering Dordrecht

 

Inhoudsopgave

1 Inleiding

2. Toelichting per artikel

 

1. ALGEMENE TOELICHTING

 

Inleiding

Per 1 januari 2006 is de Wet bodembescherming op een aantal punten gewijzigd. Dit heeft ertoe geleid dat de Verordening bodemsanering 2003 aanpassing behoefde. Dit heeft geresulteerd in de Verordening bodemsanering 2006.

Deze verordening regelt de inspraak bij bodemsaneringsgevallen en de eisen met betrekking tot saneringsplannen, wijzigingen op saneringsplannen, evaluatierapporten en nazorgplannen.

 

Procedures

In de Verordening bodemsanering 2003 is opgenomen dat de voorbereiding van besluiten plaatsvindt met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Tevens is in de Verordening bodemsanering 2003 de mogelijkheid opgenomen om hiervan af te wijken en de procedure van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen, als redelijkerwijs kan worden aangenomen dat aan de toepassing van afdeling 3.4 Awb geen behoefte bestaat. In de toelichting bij de Verordening bodemsanering 2003 zijn toen criteria vermeld op basis waarvan kon worden besloten de korte procedure toe te passen.

In de praktijk wordt in veel gevallen de korte procedure toegepast. Met toepassing van titel 4.1 Awb wordt in de meeste situaties voldoende recht wordt gedaan aan de belangen van derden. Daarom is ervoor gekozen om af te zien van het opnemen van een bepaling waarin afdeling 3.4 Awb van toepassing wordt verklaard op de voorbereiding van besluiten.

Dit laat onverlet dat in bepaalde situaties alsnog kan worden besloten afdeling 3.4 Awb op de voorbereiding van een besluit van toepassing te verklaren.

Aan de hand van de criteria zoals hieronder opgesomd, kan worden bepaald wanneer er redelijkerwijs toch behoefte bestaat aan het toepassen van afdeling 3.4 Awb. Deze criteria zijn niet limitatief, maar vormen een richtlijn voor het bevoegd gezag om te beoordelen of toepassing van afdeling 3.4 Awb nodig of wenselijk is.

 

Criteria voor toepassing van afdeling 3.4 Awb op de voorbereiding van een beschikking op grond van artikel 29 van de Wet bodembescherming en van een besluit tot instemming met een saneringsplan dan wel een nazorgplan.

 

1. Er zijn andere gerechtigden betrokken de verontreinigde percelen, die mogelijk in hun belangen worden geschaad.

 

Bij gerechtigden moet gedacht worden aan bijvoorbeeld huurders, pachters, mede-eigenaren,

en houders van zakelijke rechten zoals het recht van overpad. Gerechtigden

worden bijvoorbeeld niet in hun belangen geschaad als zij reeds anderszins bij de

voorbereiding van de beschikking worden betrokken. Zij worden evenmin in hun belangen geschaad als zij hebben aangegeven dat zij geen bezwaren hebben.

 

2. De locatie is gelegen in een beschermd gebied

 

De locatie mag niet gelegen zijn in een op basis van de Provinciale Milieuverordening

aangewezen milieubeschermingsgebied (bijvoorbeeld een waterwingebied of grondwaterbeschermings-gebied of in een natuurgebied. Wanneer de verontreiniging wel in een dergelijk gebied is gelegen, bestaan er veel potentieel belanghebbenden (bijvoorbeeld milieuorganisaties of waterkwaliteits-beheerders) en kan de openbare voorbereidingsprocedure niet achterwege worden gelaten.

 

2. TOELICHTING PER ARTIKEL

 

Artikel 1 Begripsbepaling

In dit artikel is sub d. opgenomen een begripsbepaling van het evaluatierapport. In de praktijk wordt een evaluatierapport ook wel een saneringsverslag genoemd.

 

Artikel 2 Formulier melding

Voor een goede informatieverstrekking naar derden is het nodig om het rapport van het

onderliggende nader onderzoek, het saneringsplan en het meldingsformulier ter inzage te leggen.

Daarom wordt een indiening van deze bescheiden in tweevoud voorgeschreven. Het artikel bevat

voorts voor de duidelijkheid een aantal van de rubrieken die op het voorgeschreven

meldingsformulier moeten worden ingevuld.

 

Artikel 3 Inhoud saneringsplan

Deze bepaling is van toepassing op de in artikel 39, eerste lid, bedoelde saneringsplannen welke

moeten worden ingediend indien sprake is van een voorgenomen sanering van een geval van

ernstige verontreiniging. In dit saneringsplan dienen de in artikel 3.1 van deze verordening vermelde gegevens te worden opgenomen. Deze gegevens zijn gedeeltelijk overgenomen uit de artikelen 28, tweede lid, en artikel 39, eerste lid, Wet bodembescherming en gedeeltelijk toegevoegd op grond van de bevoegdheid die aan de gemeenter aad is toegekend in artikel 39, eerste lid, Wet bodembescherming.

Zowel bij de beoordeling van saneringsplannen van derden als bij het opstellen van eigen

saneringsplannen zal de gemeente de Regeling Locatiespecifieke Omstandigheden (besluit VROM) en de in artikel 3 omschreven eisen in acht nemen.

De functie van het saneringsplan is dat het college zich een goed oordeel kan vormen over de aard en omvang van de verontreiniging en over de voorgenomen maatregelen en kunnen toetsen of op milieuhygiënisch toereikende en aanvaardbare wijze zal worden gesaneerd.

 

Op grond van het tweede lid moeten ook de rapporten van eerder uitgevoerd onderzoek (bijvoorbeeld indicatief bodemonderzoek, oriënterend onderzoek, saneringsonderzoek en saneringsplan) dienen te worden bijgevoegd. In een aantal gevallen is een reinigingsadvies van het Servicecentrum Grond (SCG) niet noodzakelijk.

 

Het derde lid biedt de mogelijkheid om niet alle gegevens te overleggen onder opgave van redenen waarom die gegevens ontbreken. In de praktijk blijkt het voldoen aan de eisen die in de Wet bodembescherming en de Gemeentelijke verordening bodemsanering ten aanzien van het saneringplan worden gesteld niet altijd mogelijk en ten aanzien van de nadere eisen uit de verordening niet altijd relevant. Daarom is in het derde lid een afwijkingsmogelijkheid ingebouwd. De afwijkingsmogelijkheid betreft alleen de gemeentelijke uitwerkingsbevoegdheid op basis van artikel 39, eerste lid onder f, tweede volzin van de Wet bodembescherming. Van de wettelijke eisen in artikel 39, eerste lid, kan niet worden afgeweken. Overigens kan het indienen van gegevens alleen achterwege blijven als die gegevens niet noodzakelijk zijn voor de beoordeling van het saneringsplan.

 

Artikel 4 Wijziging saneringsplan

Het voorschrift dat mogelijke afwijkingen van het saneringsplan gemeld dienen te

worden, moet voorkomen dat saneringen die anders lopen dan gepland, worden afgerond zonder dat het college de gelegenheid heeft gehad te beschikken op een wijziging van het saneringsplan. Een wijziging van het saneringsplan is van belang, omdat beoordeeld moet worden of de gekozen oplossing voor het probleem dat afwijken van het plan noodzakelijk maakt, milieuhygiënisch verantwoord is.

 

 

Artikel 5 Kennisgeving bij sanering

De melding voor aanvang sanering biedt de mogelijkheid om toezicht op de sanering te kunnen

organiseren.

 

Artikel 6 Evaluatierapport

Het evaluatierapport geeft het college inzicht in het verloop van de sanering. Op basis van het rapport kan het college beslissen dat de sanering naar behoren is afgerond dan wel dat aanvullende saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. Het evaluatierapport behoeft de instemming van het college.

 

Artikel 7 Nazorgplan

Indien na de sanering nog verontreiniging in de bodem aanwezig is gebleven, dient de saneerder een nazorgplan in op grond van artikel 39d van de Wbb. Op basis van het ingediende evaluatieverslag moet worden bepaald of een nazorgplan moet worden ingediend.

In dit nazorgplan moet ondermeer zijn opgenomen welke beperkingen in het gebruik er gelden voor het terrein en welke maatregelen genomen zullen worden. Een nazorgplan moet voldoen aan de eisen die worden gesteld door artikel 39d van de Wbb en artikel 9 van deze verordening.

Een nazorgplan behoeft instemming van het college.