Beleidsregels standplaatsen Drechterland

Geldend van 25-07-2014 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels standplaatsen Drechterland

Inwerkingtreding: Dit beleid treedt een dag na publicatie in werking

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  • 1.

    Algemene Wet Bestuursrecht, artikel 4, lid 81.

  • 2.

    Algemene Plaatselijke Verordening Drechterland (2012), artikel 5:18.

 

Overwegende:

dat ingevolge artikel 5:18 van de APV 2012 zonder vergunning van het college geen standplaats mag worden ingenomen;

dat een standplaatsvergunning kan worden geweigerd op de gronden genoemd in artikel 5:18 lid 2 en lid 3 van de APV;

dat met inachtneming van deze weigeringsgronden beleid dient te worden vastgesteld omtrent het maximum aantal standplaatsen, het aantal standplaatsen per branche en de toegestane locaties en tijdstippen;

dat het vaststellen van de beleidsregels tevens de rechtszekerheid van aanvragers bevordert.

Besluit:

Gelet op titel 4.3 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

de volgende beleidsregels vast te stellen:

1. Inleiding

1.1 Standplaatsen

De regels die in de gemeente Drechterland gelden voor standplaatsen zijn opgenomen in dit beleid. Het opstellen van beleid heeft door het verhelderen en uniformeren van de regels een positief effect op de deregulering. Het beleid heeft tot doel ondernemers duidelijkheid te bieden over hun mogelijkheden en positie en het gemeentelijk apparaat helderheid te verschaffen over vergunningverlening en handhaving.

1.2 Situatie voor 2014

Tot 2014 waren er vier locaties in gebruik ten behoeve van vaste standplaatsen. Deze locaties zijn opnieuw bekeken en beoordeeld. De beoordeling is gebaseerd op de gronden die zijn geformuleerd in de artikelen 1:8 en 5:18, lid 2 en 3 van de APV en de hernieuwde bestemmingsplannen. De actualisatie van de bestemmingsplannen is aanleiding geweest voor het vaststellen van de beleidsregels standplaatsen Drechterland.

2. Beleidsoverw egingen

Dit beleid is in hoofdzaak gericht op een rechtvaardige verdeling van de standplaatsvergunningen met inachtneming van de weigeringsgronden die geformuleerd zijn in de artikelen 1:8 en 5:18, leden 2 en 3 van de APV.

2.1 Toetsingscriteria standplaatsen

De gemeentelijke vrijheid om te beschikken over verzoeken voor standplaatsvergunningen is begrensd door wetgeving en jurisprudentie. De volgende aspecten worden gewogen:

  • 1.

    Openbare orde: Deze weigeringsgrond sluit nauw aan bij de weigeringsgrond zoals opgenomen in het volgende punt, het beperken of voorkomen van overlast. Ook wordt deze weigeringsgrond dikwijls gehanteerd in combinatie met de weigeringsgrond “belang van verkeersvrijheid of –veiligheid”.

  • 2.

    Overlast: Bij het hanteren van de weigeringsgrond overlast kan een verdeling worden gerealiseerd van het aantal standplaatsen, waarbij de af te geven vergunningen zodanig over de week verspreid worden, dat een concentratie van de in te nemen standplaatsen wordt tegengegaan. Deze weigeringsgrond kan ook gebruikt worden wanneer veel belangstelling voor dezelfde locatie ontstaat. Een ruim aantal standplaatsen op een plek doet feitelijke marktvorming ontstaan.

  • 3.

    Redelijke eisen van welstand: Hierbij gaat het vooral om de vraag of de standplaats past in de directe bebouwde en onbebouwde omgeving; dit aspect weegt zwaarder indien de kwaliteit van de omgeving toeneemt.

  • 4.

    Verkeersvrijheid en –veiligheid (openbare orde): Er gaat een verkeersaantrekkende werking uit van standplaatsen waardoor mogelijk ongewenste oversteekbewegingen door voetgangers en ontoelaatbaar rijwielverkeer in voetgangersgebied ontstaan. Ook parkerende en geparkeerde auto’s kunnen overlast in de omgeving veroorzaken.

  • 5.

    Strijdigheid met het bestemmingsplan: Dit vormt een zelfstandige weigeringsgrond.

  • 6.

    Aantasting van het primaire voorzieningniveau: Standplaatsen kunnen ertoe leiden dat het bestaande voorzieningenniveau in gevaar komt. Bijvoorbeeld omdat de omzet van een detaillist in een kleine kern zo ver daalt door de komst van één of meer standplaatsen dat zijn winkel niet langer rendabel te exploiteren is en hij deze moet sluiten. Wat niet mag worden meegewogen zijn de normale concurrentieverhoudingen. In een kern van enige omvang zal niet of nauwelijks sprake zijn van een aantasting van het basisvoorzieningenniveau.

 

2.2 Vaste standplaatsen

In Drechterland wordt een maximumstelsel gehanteerd. Het is in het belang van de openbare orde dat niet een onbeperkt aantal standplaatsen op willekeurige locaties wordt ingenomen. In het belang van de verkeersveiligheid worden locaties aangewezen waarop een standplaats kan worden ingenomen. Het aantal standplaatsen per locaties is gemaximeerd.

 

Voor de vaststelling is gekeken naar de locaties waar nu één of meerdere standplaatsen worden ingenomen. Verder is gekeken naar mogelijke andere locaties in de openbare ruimte van de gemeente. Wij komen tot de conclusie, dat gelet op de toetsingsgronden, binnen het door ons voorgestane beleid op voorhand geen andere locaties geschikt zijn dan vermeld in bijlage 1.

 

2.3 Overige regelgeving

Op de ambulante handel kan andere regelgeving van toepassing zijn, zoals de Grondwet, de Wet milieubeheer, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Vestigingswet bedrijven, de Warenwet en de Winkeltijdenwet. Deze wetten stellen, ieder vanuit verschillende motieven, grenzen aan het drijven van handel. Indien van toepassing zal ook aan deze wettelijke voorschriften voldaan moeten zijn bij (ambulante) handel van goederen en diensten. 

 

3. Beleid

 

3.1 Begripsbepalingen

 In deze beleidsregels worden de volgende begrippen gehanteerd:

  • a.

    Aanvraag: De aanvraag voor een standplaatsvergunning.

  • b.

    Ambulante handel: De term ambulante handel is een verzamelnaam voor een aantal vormen van handel in de openbare ruimte.

  • c.

    APV: De Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Drechterland 2012.

  • d.

    College: Het college van burgemeester en wethouders.

  • e.

    Evenement: Een evenement als bedoeld in artikel 2:24 APV.

  • f.

    Feestdagen: Nationale feestdagen.

  • g.

    Markt: Een door het college ingesteld markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, sub h van de Gemeentewet.

  • h.

    Openbare ruimte: De ruimte die voor iedereen toegankelijk is.

  • i.

    Standplaatsen: Onder ‘standplaats’ wordt volgens artikel 5:17 APV verstaan: Het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel diensten, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen zoals een kraam, een wagen of een tafel.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • -

      Een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet.

    • -

      Een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

  • j.

    Vaste standplaats: Vaste locaties die gedurende het hele jaar ten minste één of meerdere dag(del)en per week worden ingenomen.

  • k.

    Vergunning: Vergunning als genoemd in artikel 5:18 Algemene Plaatselijke Verordening Drechterland 2012.

  • l.

    Vergunninghouder: Iedere natuurlijke- of rechtspersoon aan wie het college een vergunning voor een standplaats heeft verleend.

3.2 STANDPLAATSEN

Artikel 1: Algemeen

  • 1.

    Het college wijst plaatsen aan waarop standplaatsen ingenomen mogen worden. Voor standplaatsen is het wenselijk, behoudens bijzondere omstandigheden, geen vergunning af te geven op andere dan de in bijlage 1 genoemde locaties en dagen. Vaste standplaatsen moeten aan het eind van elke dag worden ontruimd. Voor standplaatsen waar seizoensgebonden producten worden verkocht wordt hierop een uitzondering gemaakt.

  • 2.

    Voor organisatoren van evenementen en festiviteiten in de openlucht, die tijdens de door hen te organiseren gebeurtenis, standplaats wensen in te nemen, wordt de mogelijkheid daartoe opgenomen in de te verlenen evenementenvergunning.

  • 3.

    Behoudens het gestelde in artikel 1 lid 2 kan het college in uitzonderlijke gevallen, één of meer tijdelijke plaatsen voor het innemen van standplaatsen aanwijzen.

  • 4.

    Standplaatsen hebben in principe een afmeting van maximaal 20m2. In uitzonderlijke gevallen kan hiervan door het college worden afgeweken.

  • 5.

    Om gebruik te mogen maken van een perceel, dient men de door de gemeente opgelegde leges te hebben voldaan.

  • 6.

    Indien ingevolge artikel 1, lid 1 een standplaats wordt vergund op locaties die niet in beheer zijn bij de gemeente Drechterland dient toestemming te worden verkregen van de eigenaar/beheerder van die locatie.

  • 7.

    Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen (artikel 5:19 APV).

  • 8.

    Het is altijd mogelijk dat zich een bijzonder geval voordoet. Omdat het onmogelijk is om alle uitzonderingen in een beleid te verwoorden, behoudt het college zich het recht voor aanvragen op haar merites te beoordelen en per keer te bepalen of het maken van een uitzondering wenselijk is met inachtneming van de toetsingscriteria.

Artikel 2: Toewijzing van standplaatsen

  • 1.

    Een aanvraag voor een standplaatsvergunning dient minimaal 8 weken voor de aangevraagde inwerkingtreding te zijn ingediend. De aanvraag geschied door middel van het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2.

    De vergunning wordt automatisch verlengd, tenzij een maand voor het verlopen van de vergunning schriftelijk tot beëindiging is verzocht of wanneer de gegevens op grond waarvan de vergunning is verleend, zijn gewijzigd. Dit lid is niet van toepassing indien het gestelde in artikel 5 lid 4 en/of lid 5 in het voorgaande jaar van toepassing is geweest.

  • 3.

    De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 4.

    Vergunning tot het innemen van een standplaats wordt verleend aan een natuurlijk persoon die als zelfstandig ondernemer voor het verkopen van waren of het aanbieden van diensten via een standplaats, staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.

  • 5.

    De standplaats dient door de vergunninghouder persoonlijk, de echtgeno(o)t(e) of door een persoon in loondienst van de vergunninghouder, ingenomen te worden.

  • 6.

    Een vergunninghouder met een vaste standplaatsvergunning neemt ten minste eenmaal per twee weken en ten minste tienmaal per dertien weken zijn standplaats in. Indien de vergunninghouder wegens ziekte, vakantie of andere aannemelijke omstandigheden niet in staat is zijn standplaats met bovengenoemde frequentie in te nemen, deelt hij dit schriftelijk mee aan het college. De vergunninghouder kan zich uitsluitend laten vervangen door: de echtgeno(o)t(e) of relatiepartner, een bloed- of aanverwant in de eerste graad of een persoon die bij de vergunninghouder in dienst is. Bij afwezigheid van de vergunninghouder kan de plaats niet door een andere ondernemer worden ingevuld.

Artikel 3: Gebruik van de standplaats

  • 1.

    De vergunninghouder mag geen goederen uitstallen, verkopen of afleveren dan wel diensten aanbieden op een andere plaats en buiten de aangeduide tijden, dan waarvoor hem vergunning is verleend.

  • 2.

    Indien gebruik wordt gemaakt van verwarmings-, kook- en baktoestellen om de aangeboden producten te vervaardigen, dienen deze te voldoen aan de wettelijke vereisten zoals gesteld in de Wet milieubeheer en dienen eventuele aanvullende brandveiligheidsvoorschriften stipt te worden nageleefd.

  • 3.

    De standplaats kan niet worden ingenomen indien het perceel waarop de standplaats wordt ingenomen, wordt aangewend voor bijzondere evenementen, zulks ter beoordeling van het college.

  • 4.

    Indien de in het vorige lid bedoelde situatie ontstaat, meldt het college dit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk één week voor het evenement, aan de vergunninghouder. Er bestaat geen recht op restitutie van rechten of andere vergoeding van kosten of gederfde inkomsten.

  • 5.

    Om overlast te voorkomen is het verboden om versterkt geluid ten gehore te brengen op of bij de standplaats.

  • 6.

    Voorts dient de vergunninghouder alle mogelijke maatregelen te treffen om overlast te voorkomen.

Artikel 4: Het aanzien, de hygiëne en de reiniging van de standplaats

  • 1.

    De vergunninghouder is verplicht om de standplaats en de onmiddellijke omgeving van de standplaats schoon te houden, zulks ter beoordeling van het college. In dit kader dient de vergunninghouder ervoor te zorgen dat er voldoende afvalbakken bij de standplaats aanwezig zijn.

  • 2.

    Na beëindiging van de activiteiten is de vergunninghouder verplicht de standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon te maken en al het afval zelfstandig af te voeren.

  • 3.

    Indien de vergunninghouder handelt in strijd met het genoemde onder lid 2, heeft het college het recht om de standplaats op kosten van de vergunninghouder te reinigen.

Artikel 5: beëindiging standplaats/intrekking standplaatsvergunning

  • 1.

    De intrekking of wijziging van de vergunning geschiedt op basis van artikel 1:6 APV.

  • 2.

    Het innemen van de standplaats wordt beëindigd nadat de eventuele termijn waarvoor de vergunning is verleend, is verstreken.

  • 3.

    De vergunninghouder kan te allen tijde het innemen van de standplaats beëindigen, door dit schriftelijk aan het college kenbaar te maken.

  • 4.

    Tevens wordt de vergunning ingetrokken wanneer gedurende drie maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning, de vergunninghouder zijn/haar bedrijf beëindigt, de vergunninghouder op een andere dag of locatie een standplaats gaat innemen, de vergunninghouder met een ander product een standplaats wil innemen of de vergunninghouder overlijdt. Indien dit laatste het geval is, krijgt een echtgeno(o)t(e) of relatiepartner of een bloed- of aanverwant in de eerste graad, een voorrangspositie bij nieuwe aanvragen.

  • 5.

    Overigens kan de vergunning worden ingetrokken in het belang van de openbare orde, de vrijheid en de veiligheid van het verkeer en het beperken van overlast, zulks ter beoordeling van het college en met inachtneming van hetgeen daaromtrent is bepaald in de Algemene Wet bestuursrecht.

Bijlage 1 Locaties en plattegronden standplaatsen

Locatie

Aantal

M2

Dag

Branche

Hoogkarspel, Raadhuisplein

1

20

Seizoensstandplaats; november/december, ma t/m za

Verkoop oliebollen

Schellinkhout, Zuiderdijk

2

20

Seizoensstandplaatsen; Van 1 april tot 1 november onbeperkt

Verkoop surfbenodigdheden en snacks

Venhuizen, ten zuiden van Tuinstraat 4

2

20

Vaste standplaatsen; vrijdag

Verkoop groente en kaas

Venhuizen, ten noorden van Twijver 60

1

20

Vaste standplaats; woensdag

Verkoop vis

Westwoud, Dr. Nuijensstraat 14b, westzijde parkeerterrein

1

20

Vaste standplaats; vrijdag, zaterdag en zondag van 10.00 uur tot 21.00 uur.

Verkoop snacks