Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregels Schuldhulpverlening Drechtsteden 2016-2020

Geldend van 01-07-2016 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsregels Schuldhulpverlening Drechtsteden 2016-2020

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. De begripsbepalingen in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze regeling en het beleidsplan worden gebruikt.

  • 2. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • b.

      GR Drechtsteden: Gemeenschappelijke Regeling “Openbaar Lichaam Drechtsteden”;

    • c.

      Drechtstedenbestuur: dagelijks bestuur van de GR Drechtsteden;

    • d.

      regeling: onderhavige beleidsregels;

    • e.

      inwoner: ingezetene die op grond van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven bij de gemeente Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht of Zwijndrecht óf ingezetenen zonder adres als bedoeld in artikel 1 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens;

    • f.

      schuldhulpverlening: het actief ondersteunen van een inwoner bij het financieel zelfredzaam worden en blijven;

    • g.

      inkomen: inkomsten uit hoofde van een arbeidsverhouding, sociale zekerheidswetten, inkomensondersteunende maatregelen en overige middelen, die in redelijkheid en billijkheid tot het inkomen gerekend kunnen worden;

    • h.

      aflossingscapaciteit: het bedrag dat de schuldenaar dient af te dragen voor de aflossing van zijn schulden. De aflossingscapaciteit wordt vastgesteld door het inkomen te verminderen met het voor de schuldenaar vastgestelde Vrij te laten bedrag (Vtlb);

    • i.

      basisbankrekening: een betaalrekening als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, met inbegrip van bijbehorend betaalinstrument, waarbij debetstand niet mogelijk is.

Artikel 2 Doelgroep

Binnen de Drechtsteden staat schuldhulpverlening open voor alle inwoners van 18 jaar en ouder.

Artikel 3 Toegang

  • 1. Een inwoner meldt zich voor schuldhulpverlening bij het Drechtstedenbestuur en verzoekt haar om tot de schuldhulpverlening te worden toegelaten.

  • 2. Het Drechtstedenbestuur beslist op het verzoek tot toelating tot de schuldhulpverlening rekening houdend met het bepaalde in deze beleidsregels.

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd de criteria genoemd in artikel 3 van de wet en de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het Drechtstedenbestuur besluiten tot het weigeren van de schuldhulpverlening indien:

    • a.

      verzoeker vanwege in de persoon gelegen factoren niet in staat is een schuldhulpverleningstraject te volgen;

    • b.

      uit houding en gedragingen van verzoeker ondubbelzinnig blijkt dat hij zijn beschikbare middelen niet wil gebruiken ter delging van zijn schulden, dan wel op andere wijze niet mee wil meewerken aan het schuldhulpverleningstraject;

    • c.

      verzoeker zich ten opzichte van medewerkers, belast met de werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject, misdraagt;

  • 2. Wanneer verzoeker de belemmeringen heeft weggenomen zoals bedoeld in lid 1 onderdeel a en b, kan alsnog toegang worden verleend tot de schuldhulpverlening.

Artikel 5 Hernieuwde melding

  • 1. Indien aan verzoeker, voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag om schuldhulpverlening wordt ingediend, eerder een aanbod tot schuldhulpverlening is gedaan wordt de toegang tot schuldhulpverlening voor een periode van maximaal 5 jaar geweigerd.

  • 2. De uitsluitingstermijn uit het vorige lid wordt verkort indien:

    • a.

      er sprake is van “plotselinge onvoorziene omstandigheden met inkomensachteruitgang als gevolg” en deze wijziging niet uitsluitend en in zeer ernstige mate te wijten is aan belanghebbende zelf;

    • b.

      er sprake is van schulden die ontstaan zijn door in de persoon gelegen factoren, waarbij duidelijk is dat zich de eerder voorgedane situatie zich niet meer kan voordoen doordat de klant in tegenstelling tot eerdere situatie maatregelen heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt;

    • c.

      belanghebbende slechts in geringe mate te verwijten is dat een eerdere toegang tot schuldhulpverlening is geweigerd dan wel een eerder schuldhulpverleningstraject is beëindigd.

  • 3. Bij bepaling van de uitsluitingstermijn, bedoeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de intensiteit en de duur van het eerdere schuldhulpverleningstraject.

  • 4. In gevallen waarbij sprake is van herhaaldelijk en stelselmatig weigeren van de toegang tot schuldhulpverlening of het beëindigen van het schuldhulpverleningstraject op grond van het in zeer ernstige mate verwijtbaar niet nakomen door belanghebbende van verplichtingen of voorwaarden, wordt belanghebbende gedurende maximaal 5 jaar de toegang geweigerd.

Artikel 6 De overeenkomst

  • 1. De vorm waarin het Drechtstedenbestuur schuldhulpverlening aanbiedt, de voorwaarden waaronder dit gebeurt en de duur van het traject, zoals bedoeld in artikel 4, lid 3 van de wet, worden bij overeenkomst geregeld.

  • 2. Indien nieuwe of gewijzigde omstandigheden aanleiding geven om de vorm, de voorwaarden of de duur van het schuldhulpverleningstraject te wijzigen kunnen op verzoek van belanghebbende dan wel op advies van het Drechtstedenbestuur tussentijds nadere afspraken worden gemaakt die in een gewijzigde overeenkomst worden vastgelegd.

Artikel 7 Beëindiging van de schuldhulpverlening

  • 1. Een schuldhulpverleningstraject eindigt van rechtswege:

    • a.

      bij het overlijden van de belanghebbende;

    • b.

      bij het succesvol afronden van een schuldhulpverleningstraject.

    • c.

      indien belanghebbende zelf verzoekt om beëindiging van het schuldhulpverleningstraject;

  • 2. Het Drechtstedenbestuur kan besluiten tot beëindiging van een schuldhulpverleningstraject;

    • d.

      indien belanghebbende de voor de aanvang of voortzetting van het schuldhulpverleningstraject van belang zijnde gegevens of de gevraagde bewijsstukken niet, niet tijdig of onvolledig heeft verstrekt en hem dit te verwijten valt;

    • e.

      indien belanghebbende niet voldoet aan de aan het schuldhulpverleningstraject verbonden voorwaarden of verplichtingen;

    • f.

      indien belanghebbende na aanvang van het schuldhulpverleningstraject nieuwe schulden heeft gemaakt, zonder hier vooraf toestemming te hebben gevraagd en verkregen;

    • g.

      indien belanghebbende anderszins onvoldoende medewerking verleent aan het schuldhulpverleningstraject;

    • h.

      bij verhuizing van de belanghebbende naar het buitenland;

    • i.

      bij verhuizing naar een gemeente buiten de regio van de Drechtsteden, voor zover er nog geen sprake is van een lopende schuldregeling;

    • j.

      indien tijdens het schuldhulpverleningstraject blijkt dat belanghebbende niet langer tot de doelgroep behoort dan wel dat op belanghebbende alsnog een van de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 van toepassing is;

    • k.

      indien door onvoldoende medewerking van de schuldeisers geen schuldregeling tot stand kan komen. Dit laat onverlet de inspanningen van het Drechtstedenbestuur om in een dergelijk geval tot een rechterlijk dwangakkoord te komen.

  • 3. Het Drechtstedenbestuur stelt, alvorens tot beëindiging als bedoeld in het vorige lid te besluiten, belanghebbende in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn te reageren op hetgeen door het Drechtstedenbestuur is geconstateerd.

Artikel 8 Fraude en strafrechtelijke boetes en schadevergoedingsmaatregelen

  • 1. Bij bepaling van het aanbod schuldhulpverlening in situaties waarin sprake is van fraudeschulden, strafrechtelijke boetes of strafrechtelijke schadevergoedingsmaatregelen wordt rekening gehouden met de mate van opzet, de ontstaansdatum van de schuld, boete of maatregel de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker.

  • 2. Voor fraudeschulden, strafrechtelijke boetes en schadevergoedingsmaatregelen die gedurende een schuldhulpverleningstraject ontstaan gelden dezelfde overwegingen.

Artikel 9 Zelfstandig ondernemers

  • 1. Het aanbod schuldhulpverlening aan een verzoeker die zelfstandig ondernemer is met een nog functionerende onderneming wordt in beginsel beperkt tot doorverwijzing en de inzet van instrumenten op grond van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen of doorverwijzing naar extern belegde schulddienstverlening voor ondernemers.

  • 2. In het geval van een (ex- )zelfstandig ondernemer, die gestopt is met zijn onderneming en uitgeschreven is bij de Kamer van Koophandel, maar nog geen afgeronde boekhouding of definitieve aanslag van de Belastingdienst kan overleggen, kan toegang tot schuldhulpverlening worden verleend.

Artikel 10 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

  • 1. Het Drechtstedenbestuur handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen;

  • 2. In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het Drechtstedenbestuur.

Artikel 11 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op 1 juli 2016

  • 2. Bij het inwerkingtreden van deze beleidsregels worden de `Beleidsregels Schuldhulpverlening Drechtsteden`, zoals deze op 7 oktober 2014 gewijzigd zijn vastgesteld ingetrokken.

Artikel 12 Citeertitel

Deze regeling wordt geciteerd als “Beleidsregels Schuldhulpverlening Drechtsteden”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het Drechtstedenbestuur van 16 juni 2016.
de secretaris, de voorzitter,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA drs. A.A.M. Brok

TOELICHTING

Inleiding

Onderhavige beleidsregels zijn gebaseerd op artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de opdracht uit het beleidsplan om regels op te stellen met betrekking tot toelating tot de schuldhulpverlening in de Drechtsteden. Achterliggende gedachte is dat GR Drechtsteden behoefte heeft aan heldere spelregels: de burger weet wat de voorwaarden zijn voor toelating tot de schuldhulpverlening de GR Drechtsteden weet wanneer zij toegang kan weigeren. Hierbij speelt mee dat de schulphulpverleningspraktijk onder het regime van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) valt. Het is dan ook om juridische redenen van belang om regels met betrekking tot de toelating tot de schuldhulpverlening, het opleggen van verplichtingen en het weigeren van hulp vast te leggen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel is gebaseerd op artikel 1 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening. Begrippen die in onderhavige regeling worden gebruikt hebben dezelfde betekening als in de wet. Daarom worden bepaalde begrippen niet opnieuw gedefinieerd. Waar bepaalde begrippen wel nadere definiëring behoeven zijn deze opgenomen in dit artikel. Voor de definiëring van het begrip schuldhulpverlening wordt bewust afgeweken van de wettelijke definitie van dit begrip. De wettelijke definitie geeft aan dat schuldhulpverlening het ondersteunen bij het vinden van een adequate oplossing is gericht op de aflossing van schulden. Deze definitie wordt te beperkt gevonden. In sommige situaties behoort een schuldregeling of aflossing van schulden niet tot de mogelijkheden en is het stabiliseren en het beheersbaar maken van de schuldsituatie het maximaal haalbare resultaat.

In het geval dat in andere wetgeving (zoals bijvoorbeeld de Algemene wet bestuursrecht, het Burgerlijk Wetboek, de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, de Wet op het financieel toezicht) een andere betekenis aan een begrip wordt gegeven, geldt in het voorkomende geval vanzelfsprekend de betekenis die volgt uit de relatie tussen lagere en hogere regelgeving.

Artikel 2 Doelgroep

Schuldhulpverlening staat in beginsel open voor alle inwoners van de Drechtsteden van 18 jaar en ouder. Een specifiek doelgroepenbeleid wordt niet gevoerd.

Artikel 3 Toegang

De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening brengt de dienstverlening op het gebied van schuldhulpverlening binnen een publiekrechtelijk kader. De bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht hebben vooral betrekking tot de totstandkoming en de (tussentijdse) beëindiging van de schuldhulpverlening en zijn formeel van aard. Het gaat met name om zaken als:

  • -

    De vorm van het verzoek ( een verzoek kan ook elektronisch worden ingediend)

  • -

    De procedure van het verzoek (melding- eerste gesprek- wachttijd- beslistermijn en doorlooptijd).

  • -

    De beschikking (toewijzing, afwijzing, buitenbehandelingstelling, beëindiging).

  • -

    Rechtsbescherming (bezwaar, beroep en klachtrecht).

Het traject van de besluitvorming wordt in belangrijke mate gereguleerd door de algemene regeling die de Algemene wet bestuursrecht bevat in de hoofdstukken 3 en 4. Daarnaast hecht de wetgever er aan om de verzoeker van schuldhulpverlening een grote mate van transparantie te bieden betreffende de voortgang van de behandeling van zijn of haar verzoek. Daarom regelt de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de termijn waarbinnen de hulpvraag in een eerste gesprek moet zijn vastgesteld (de wachttijd) en schrijft het voor dat de verzoeker inzicht krijgt in het aantal weken dat verstrijkt tussen het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld waarin tevens het verzoek om toelating tot de schuldhulpverlening wordt ingediend en het bereiken van het resultaat ( de doorlooptijd). De verzoeker die niet binnen de door de Algemene wet bestuursrecht genoemde redelijke termijn van acht weken een beslissing heeft ontvangen op het verzoek kan het Drechtstedenbestuur in gebreke stellen. Als vervolgens niet binnen een termijn van twee weken alsnog een besluit volgt dan is het Drechtstedenbestuur van rechtswege dwangsommen verschuldigd. Anderzijds zijn er situaties waarin de beslistermijn wordt opgeschort, bijvoorbeeld als de verzoeker een termijn krijgt voor aanvulling van het verzoek.

De melding:

Een inwoner kan zich voor schuldhulpverlening melden bij de Sociale Dienst Drechtsteden met het verzoek om toegelaten te worden tot de schuldhulpverlening. De melding kan digitaal via de website, de telefoon of persoonlijk plaatsvinden.

Wacht- en doorlooptijden De wet stelt eisen aan de wacht- en doorlooptijden. Het gaat hierbij om de periode tussen de eerste melding en het moment waarop de hulpvraag wordt vastgesteld. Tijdens het eerste gesprek met de schuldhulpverlener wordt de hulpvraag vastgesteld. De wettelijke maximale wachttijd tussen de melding en het eerste gesprek is vier weken.

De doorlooptijd van de bestuursrechtelijke beslistermijn van acht weken begint als verzoek tot toelating is ingediend, dit is tijdens het eerste gesprek met de schuldhulpverlener waarin ook de hulpvraag wordt vastgesteld.

Uitzondering bij een crisis: de wettelijke toegestane wachttijd bij crisis is maximaal drie werkdagen. Binnen drie werkdagen vindt dan het eerste gesprek met de schuldhulpverlener plaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld en de crisisinterventie wordt toegepast.

Artikel 4 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd de overige bepalingen in deze beleidsregels, kan het Drechtstedenbestuur besluiten tot het weigeren van schuldhulpverlening. Hieronder worden de weigeringsgronden afzonderlijk toegelicht.

    • a.

      Verzoeker is vanwege in de persoon gelegen factoren niet in staat een schuldhulpverleningstraject te volgen.

      Hiermee worden in de persoon gelegen factoren bedoeld die het volgen van een schuldhulpverleningstraject in de weg staan: bijvoorbeeld een nog niet onder behandeling zijnde verslaving.

      Let op: als duidelijk is dat de in de persoon gelegen factoren een traject niet langer in de weg staan doordat verzoeker maatregelen gaat treffen of heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt (bijvoorbeeld door ondersteuning van een hulpverlener/begeleider/familielid) kan toelating wel mogelijk zijn.

    • b.

      Uit houding en gedragingen van verzoeker blijkt ondubbelzinnig dat hij zijn beschikbare middelen niet wil gebruiken ter delging van zijn schulden, danwel dat hij op een andere wijze niet wil meewerken aan een schuldhulpverleningstraject.

      Het gaat hierbij bijvoorbeeld om verzoekers die niet noodzakelijke uitgaven doen en weigeren hun uitgavenpatroon aan te passen aan hun inkomenssituatie (= een sluitende begroting op basis van de beslagvrije voet) door bijvoorbeeld hun auto te verkopen. Ook kan een aanbod tot schuldhulpverlening worden geweigerd als uit houding en gedrag van verzoeker ondubbelzinnig blijkt dat hij onvoldoende gemotiveerd is om aan de verplichtingen in het kader van de op te stellen overeenkomst te gaan voldoen. Bijvoorbeeld als hij aangeeft dat een ander zijn schuldenproblemen moet oplossen en hij zichzelf onvoldoende wil inzetten en/of niet lerend opstelt.

    • c.

      Verzoeker misdraagt zich ten opzichte van de medewerkers, belast met werkzaamheden die voortkomen uit het schuldhulpverleningstraject.

      In de situatie dat een verzoeker zich ernstig heeft misdragen, zal gekeken worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de betrokkene. Voorbeelden van uitingen van agressief gedrag zijn verbaal geweld (schelden), discriminatie, intimidatie (uitoefenen van psychische druk), zaakgericht geweld (vernielingen) en mensgericht fysiek geweld. Onder de term: ’zeer ernstige gedragingen’ kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel wordt beschouwd.

  • 2.

    Wanneer verzoeker de belemmeringen heeft weggenomen als bedoeld in lid 1 onderdeel a en b, kan alsnog toegang worden verleend tot de schuldhulpverlening.Deze bepaling is opgenomen om duidelijkheid te verschaffen dat er in deze gevallen geen sprake is van een uitsluitingstermijn met een bepaalde tijdsduur maar van een voorwaardelijke uitsluitingstermijn. Wanneer duidelijk is dat er aan de voorwaarde is voldaan waardoor de belemmering is weggenomen of wordt opgevangen door bijvoorbeeld flankerende hulpverlening, kan vanaf dat moment alsnog toegang worden verleend tot de schuldhulpverlening.

Artikel 5 Hernieuwde melding

Wat betreft de bevoegdheid tot weigering van een aanbod schuldhulpverlening in relatie tot eerdere schuldhulpverleningstrajecten, zijn in dit artikel regels gesteld. Op basis van het principe van eigen verantwoordelijkheid wordt een nadrukkelijke grens gesteld aan het kunnen doen van nieuwe aanvragen. Uitgangspunt hierbij is dat schuldhulpverlening in de Drechtsteden gericht is op duurzame gedragsverandering van de verzoeker en om die reden in principe eenmalig is.

Bij het bepalen of een persoon al eerder gebruik heeft gemaakt van schuldhulpverlening telt de verleende schuldhulpverlening c.q. de contacten daaromtrent vóór inwerkingtreding van deze beleidsregels ook mee. De vraag wanneer schuldhulpverlening wordt geweigerd, kan ook betrekking hebben op een eerder traject/contact ingevolge de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).

Van deze regels kan worden afgeweken als er sprake is van “onvoorziene omstandigheden met inkomensachteruitgang als gevolg”, bijvoorbeeld in het geval van plotselinge werkloosheid of echtscheiding. Daarnaast is afwijking mogelijk als de schulden zijn ontstaan door in de persoon gelegen factoren waarbij duidelijk is dat de zich eerder voorgedane situatie zich niet meer kan voordoen doordat de klant maatregelen heeft getroffen waardoor een nieuwe terugval voorkomen wordt. voorbeelden van dergelijke maatregelen zijn het inschakelen van een hulpverlener, bewindvoerder of het eigen sociale netwerk.

Uitsluitingstermijnen: Verzoekers worden nooit voor onbepaalde tijd uitgesloten van schuldhulpverlening. Uitsluiting is altijd voor een bepaalde periode en bedraagt maximaal 5 jaar. De lengte van de periode wordt bepaalde aan de hand van de reden van de beëindiging van het vorige traject, de vorm en zwaarte van de ingezette dienstverlening, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de verzoeker.

Artikel 6 De overeenkomst

Het Drechtstedenbestuur stelt middels onderhavige regeling regels voor de toegang tot de dienstverlening. In onderhavige regels zijn echter geen bepalingen opgenomen die de schuldhulpverlening inhoudelijk normeren. Het Drechtstedenbestuur is vrij om te bepalen welk(e) type(n) van dienstverlening word(t)(en) ingezet en maakt hieromtrent afspraken met de klant en legt deze vast in een (privaatrechtelijke) overeenkomst.

Hetzelfde geldt voor de informatie- en medewerkingsplicht. Weliswaar heeft de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, een informatie- en medewerkingsplicht voor de klant maar aan het niet nakomen van deze verplichting verbindt de wet geen gevolgen. Zo bevat het geen bepaling op grond waarvan de schuldhulpverlening kan worden beëindigd bij het niet nakomen van de inlichtingenplicht en evenmin is er een sanctiemogelijkheid. Overigens is die mogelijkheid er wél in geval van samenloop tussen de Participatiewet en de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening; op het niet nakomen van een verplichting met betrekking tot het voorkómen en oplossen van schulden die verbonden is aan het recht op bijstand kan wel degelijk een sanctie worden gekoppeld. Wel kan de verplichting tot het openen van een basisbankrekening opgelegd worden aan klant. Deze verplichting kan worden opgelegd indien het Drechtstedenbestuur dit noodzakelijk acht in het kader van effectieve schuldhulpverlening.

De inlichtingen- en medewerkingsverplichtingen worden ook in de overeenkomst opgenomen. Ook wordt in de overeenkomst opgenomen een sanctie te verbinden aan het niet nakomen van genoemde verplichtingen (lees: het stopzetten van het minnelijk traject). Als de verplichting aan het recht op een bijstandsuitkering is verbonden, is tevens een sanctie op grond van de Participatiewet mogelijk.

Samengevat sinds de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening is de schuldhulpverlening een publieke taak en heeft deze een bestuurlijk kader. De inhoudelijke dienstverlening is privaatrechtelijk geregeld. De afspraken die de Sociale Dienst Drechtsteden met de klant maakt worden contractueel in een overeenkomst vastlegt.

Artikel 7 Beëindiging van de schuldhulpverlening

In deze bepaling is de (bestuursrechtelijke) beëindiging van het schuldhulpverleningstraject vastgelegd.

In het eerste lid zijn de situaties opgesomd wanneer van rechtswege het traject wordt beëindigd. De beëindiging is in deze 3 gevallen evident en wordt daarom niet in een beschikking waar tegen bezwaar en beroep kan worden gemaakt, vastgelegd. Belanghebbende ontvangt voor zover mogelijk wel een schriftelijke bevestiging van de beëindiging. In het tweede lid zij situatie opgesomd wanneer een beëindigingsbeschikking wordt verzonden. Tegen deze beschikking staat bezwaar open.

In de onderdelen a tot en met d zijn situaties beschreven waarbij de reden van beëindiging te wijten is aan belanghebbende. Het gaat daarbij om het niet nakomen van de inlichtingen- of de medewerkingsplicht. Betreffende onderdelen e en f, is er geen sprake van een verwijt, maar staan praktische bezwaren de verdere uitvoering van het schuldhulpverleningstraject in de weg. In de situatie zoals beschreven in onderdeel g is er sprake van gewijzigde omstandigheden of van pas na aanvang van het schuldhulpverleningstraject gebleken omstandigheden die een verdere schuldhulpverlening in de weg staan.

In onderdeel h tot slot is aangegeven dat ook de houding van schuldeisers tot beëindiging van het (minnelijk) traject kunnen leiden. In deze situaties beoordeelt de sociale dienst of de wettelijke mogelijkheden van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen van toepassing zijn waarmee via de rechter een dwangakkoord aan de schuldeisers kan worden opgelegd. Indien mogelijk gaat dan na positieve beslissing van de rechter het beëindigde minnelijke traject over in een wettelijk traject. Op dit traject zijn deze beleidsregels echter niet van toepassing. Hier gelden de regels van de WSNP.

Artikel 8 Fraude en strafrechtelijke boetes en schadevergoedingsmaatregelen

De bepaling van het aanbod schuldhulpverlening in geval van fraude, strafrechtelijke boetes en schadevergoedingsmaatregelen, wordt in dit artikel nader uitgelegd.

Onder fraude wordt verstaan een opzettelijk handelen of nalaten waarbij misleiding wordt gebruikt om een wederrechtelijk voordeel te behalen ten koste van een bestuursorgaan. De aanwezigheid van fraudeschulden, strafrechtelijke boetes en schadevergoedingsmaatregelen is geen reden om toelating tot de schuldhulpverlening te weigeren. Bij het bepalen van het aanbod schuldhulpverlening wordt rekening gehouden met de mate van opzet, de ontstaansdatum, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke situatie van de verzoeker. Er wordt bepaald welke vorm van schuldhulpverlening ingezet kan worden. Dit betreft een aangepast aanbod waarbij niet saneerbare vorderingen als fraudeschulden en de daarmee verband houdende onherroepelijke bestuurlijke sanctie mee kunnen lopen in de schuldregeling. Deze schulden komen gezien hun juridische karakter niet voor geheel of gedeeltelijke kwijtschelding in aanmerking waardoor deze na de regeling blijven bestaan. Echter door deze schulden mee te laten lopen in een schuldregeling kan er een oplossing worden geboden voor de aanwezige schuldenproblematiek inzake de overige schulden en wordt tevens al een gedeelte van de fraudeschuld en/of onherroepelijke bestuurlijke boete afgelost. Bij het succesvol verlopen van deze schuldregeling is de schuldensituatie inzake bovenstaande meer beheersbaar en overzichtelijk.

In het geval van een strafrechtelijke boetes of schadevergoedingsmaatregel behoort gezien het juridische karakter van de vordering en de daaruit volgende medewerking van desbetreffende schuldeiser, een schuldregeling niet tot de mogelijkheden. Echter kan verzoeker wel worden toegelaten tot de schuldhulpverlening waarbij verzoeker een passend aanbod wordt gedaan. Zo kan er bijvoorbeeld informatie en advies worden geboden of een traject Duurzame Financiële Dienstverlening worden ingezet om de situatie te stabiliseren en beheersbaar te maken.

Artikel 9 Zelfstandig ondernemers

Bij de totstandkoming van de Wgs wordt door de wetgever gesteld dat zelfstandig ondernemers, die in financieel zwaar weer verkeren in eerste instantie een kredietverzoek moeten doen bij een bank. Wanneer dat niet mogelijk is kunnen zij een beroep doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz2004). Het Bbz wordt door het rijk als het eerst aangewezen loket gezien voor een zelfstandige. Hier wordt bepaald of het bedrijf voldoende levensvatbaar is en/of er misschien mogelijkheden zijn qua herfinanciering of inkomensondersteuning vanuit het Bbz. Indien een zelfstandig ondernemer niet in aanmerking komt voor het Bbz vanwege bijvoorbeeld het feit dat hij of zij een partner heeft met een inkomen boven bijstandsniveau kan er een beroep worden gedaan op de extern belegde schulddienstverlening voor ondernemers. Deze dienstverlening richt zich op ondernemers in zwaar weer die niet beschikken over de middelen om zelf de kosten van een extern schuldhulpverleningsbureau te kunnen dragen. Wanneer een onderneming niet levensvatbaar is en de onderneming of het beroep wordt beëindigd en de onderneming uitgeschreven is bij de Kamer van Koophandel kan er toegang worden verleend tot de (gemeentelijke) schuldhulpverlening.

Artikel 10 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden

Dit artikel geeft ruimte aan het Drechtstedenbestuur om in bijzondere (lid 1) c.q. onvoorziene (lid2) gevallen af te wijken van de regels zoals neergelegd in deze regeling.

Artikel 11 Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 12 Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.