Verordening gemeentelijke antidiscriminatievoorziening gemeente Drimmelen

Geldend van 07-02-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening gemeentelijke antidiscriminatievoorziening gemeente Drimmelen

De raad van de gemeente Drimmelen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 december 2012 nr. 12int04134, inzake Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

gelet op artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Gemeentelijke antidiscriminatievoorziening gemeente Drimmelen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • · Wet: de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • · Besluit: het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • · De antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • · Klacht: klacht bedoelt in artikel 2, eerste lid, onder a, van de wet.

  • · Klachtbehandelaar: klachtbehandelaar als bedoeld in artikel 1 van het besluit.

  • · Klager: Klager als bedoeld in artikel 1 van het besluit.

  • · Ingezetene: ingezetene als bedoeld in artikel 2 van de Gemeentewet.

Artikel 2

Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

Een antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 2 heeft tot taak:

Onafhankelijke bijstand te verlenen aan personen bij de afwikkeling van hun klachten betreffende onderscheid als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling, de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, de artikelen 125g en 125h van de Ambtenarenwet, de artikelen 646 tot en met 649 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, en artikel II van de wet van 7 november 2002 tot uitvoering van de richtlijn 1999/70/EG van de Raad van de Europese Unie van 28 juni 1999 betreffende de door het Europees Verbond van Vakverenigingen, de Union of Industrial and Employers' Confederations of Europe en het European Centre of Employers and Enterprises providing Public services (CEEP) gesloten raamovereenkomst inzake arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd, of discriminatie als bedoeld in artikel 90quater van het Wetboek van Strafrecht.

De klachten, bedoeld in onderdeel a, te registreren.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen eisen worden gesteld aan de inrichting van de antidiscriminatievoorziening en de uitvoering door die voorziening van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.

Bij regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kunnen regels worden gesteld omtrent de taak, bedoeld in het eerste lid, onder b.

Artikel 3 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders brengt jaarlijks vóór 1 april verslag uit aan Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de door de antidiscriminatievoorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten.

Artikel 4 Klachten behandeling

Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de voorziening gewaarborgd.

De antidiscriminatievoorziening draagt er zorg voor dat de klachtbehandelaars voldoen aan de voor klachtenbehandeling vereiste deskundigheid en biedt de klachtbehandelaars de mogelijkheid hun deskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen.

De klager heeft in ieder geval de mogelijkheid om een klacht te melden:

  • ·

    Per post;

  • ·

    Per e-mail;

  • ·

    Telefonisch;

  • ·

    Mondeling op het gemeentehuis;

Artikel 5 Protocol klachtenbehandeling

Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van de wet regelt in ieder geval:

  • a.

    De afdoeningstermijn van klachten;

  • b.

    De wijze van afdoening van klachten;

  • c.

    De registratie van klachten.

Artikel 6 Laagdrempeligheid antidiscriminatievoorziening

Ingezetenen worden in de gelegenheid gesteld een klacht in hun directe leefomgeving te melden.

Het college draagt zorg voor de deskundigheid van de medewerkers die deze meldingen op adequate manier opneemt en doorverwijst.

De klager wordt door de medewerkers doorgeleid naar de antidiscriminatievoorziening.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Gemeentelijke Antidiscriminatievoorziening gemeente Drimmelen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 januari 2013
de raad voornoemd,
drs. G.L.C.M. de Kok, voorzitter
mr. M.J.N. Schetters-Schuurbiers, griffier

Toelichting

Algemeen

Artikel 1 van de wet legt het college van burgemeester en wethouders op om toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening. Zie ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

Artikel 2, tweede lid, van de wet wordt opgedragen dat de gemeenteraad stelt “met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening, bedoeld in artikel 1, en de uitvoering van de taak, bedoeld in het eerste lid, onder a.” De wet is als bijlage toegevoegd aan deze verordening.

De wet is nader ingevuld in een Algemene Maatregel van Bestuur vastgesteld op 16 september 2009, het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Het besluit is als bijlage toegevoegd aan deze verordening.

Nu veel van de nadere invulling die de wet behoeft is geregeld in het besluit, kan deze verordening beknopt blijven.

De Handreiking Iedereen=Gelijk: lokale aanpak discriminatie zal als ondersteuning dienen bij de uitvoering van de Algemene Maatregel van Bestuur en deze verordening.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 2

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in artikel 1 van de wet. In wetstechnische zin is het dan ook niet noodzakelijk om deze hier te herhalen. Er is voor gekozen om dat wel te doen, nu deze zorgplicht zozeer de kern van deze regelgeving uitmaakt, dat het opnemen ervan sterk bijdraagt aan de begrijpelijkheid van deze verordening.

Artikel 3

Het college van burgemeester en wethouders heeft de verplichting volgens artikel 3 lid 1 van de Wet anti discriminatie voorzieningen om jaarlijks verslag uit te brengen vóór 1 april uit aan Onze Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties over de door de antidiscriminatie voorziening in het daaraan voorafgaande kalenderjaar geregistreerde klachten. Dit is mede voor Onze Minister van Binnenlandse Zaken over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

Artikel 4

Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 4 van het besluit, dat luidt: “Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd”. Ook op de verantwoordelijkheid met de omgang met gegevens zal worden toegezien. Er is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.

De antidiscriminatievoorziening dient aan te geven of ze beschikt over een opleidingprotocol waar klachtbehandelaars gebruik van kunnen maken. Ook moet worden aangegeven hoe vaak van behandelaars wordt verwacht aan een opleiding deel te nemen. Het landelijke expertisebureau van Art.1 kan de opleidingen en cursussen verzorgen.

De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet- fysiek kan melden.

De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent tevens dat een burger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn waar hij of zij terecht kan om te melden. De gemeente draagt zorg voor de aanwezigheid van een locatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een bestaande balie (zie ook de toelichting bij artikel 6). Uiteraard kan ook worden afgesproken dat de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct bij de voorziening kunnen worden ingediend.

Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger via sms, telefoon (0900 landelijk en 0900 ADV), brief of email om de klacht te melden of in te dienen.

Ook hier geldt dat op de gemeente een zorgplicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.

Artikel 5

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: “De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten”. Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.

Strikt juridisch is deze bepaling niet noodzakelijk, vandaar dat we deze als facultatief hebben opgenomen.

Artikel 6

De wet vermeldt dat de antidiscriminatievoorziening zich in de leefomgeving van burgers moet bevinden. De memorie van toelichting geeft aan dat het gemeenten vrij staat om daar op een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente zelf aanwezig te zijn. Een gemeente kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een (bestaande) regionale antidiscriminatievoorziening. Ook kan de gemeente aansluiting zoeken bij het regionaal discriminatieoverleg (RDO) waar politie, openbaar ministerie en antidiscriminatievoorzieningen overleg voeren over discriminatie incidenten en deze in zaaksoverzichten opnemen.

Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of meldpunt te creëren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een loket burgerzaken, slachtofferhulp of WMO-loket.

Een gemeente kan er ook voor kiezen deze toegang een meer inhoudelijk karakter te geven door een eigen frontoffice in te richten. Daarbij moet het voor klagers ondubbelzinnig duidelijk zijn dat een gemeentelijk loket een luisterend oor en de nodige deskundigheid kan bieden, maar dat het zijn taak is om de klager door te geleiden naar de antidiscriminatievoorziening. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.

Vereisten voor de frontoffice zijn:

Een loket gefaciliteerd door de gemeente dan wel een gemeenteloket waar klager een klacht kan melden, luisterend oor kan vinden en professioneel kan worden doorverwezen naar de antidiscriminatievoorziening.

Loketmedewerker dient inzicht te hebben in de materie.

Positie als doorgeefluik helder moet zijn.

Vereisten voor de backoffice:

Deze worden opgenomen in de subsidieregeling tussen gemeenten en antidiscriminatievoorzieningen

Strikt juridisch is het niet noodzakelijk om met een front- en backoffice te werken. Daarom hebben wij deze vereisten niet in de Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen opgenomen.

Artikel 7

Deze bepaling behoeft geen toelichting

Artikel 8

Deze bepaling behoeft geen toelichting