Beleidsnotitie parkeerexcessen

Geldend van 02-08-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsnotitie parkeerexcessen

BeleidsnotitieParkeerexcessen

Inleiding

1.1 Achtergrond

Zowel door de gemeente als door de politie worden op de openbare weg binnen de gemeente Dronten met regelmaat voertuigen, waaronder defecte voertuigen, autowrakken, reclamevoertuigen en caravans / aanhangwagens, aangetroffen die de parkeerruimte onnodig lang bezet houden. Burgers irriteren zich hier (ook) aan, hetgeen blijkt uit klachten en meldingen die bij de politie en/of de gemeente binnenkomen.

1.2 Uitgangspunten

In de Algemene plaatselijke verordening (Apv) van de gemeente Dronten worden regels gesteld ter voorkoming van “parkeerexcessen” zoals hiervoor bedoeld. Bij het overtreden van de betreffende bepalingen zullen de beschikbare bestuursrechtelijke dwangmiddelen als bedoeld in afdeling 5.3.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezet worden. In de praktijk betekent dit dat het voertuig, indien deze, na aanmaning daartoe, niet op eigen initiatief van de eigenaar verwijdert wordt, (uiteindelijk) op kosten van de eigenaar door de gemeente zal worden verwijderd.

Om het, door de eigenaar dan wel van gemeentewege, verwijderen van voertuigen eenduidig te laten verlopen en om het procesverloop daarvan inzichtelijk te maken, wordt in deze beleidsnotitie de daarbij toe te passen (bestuursrechtelijke) handhavingprocedure beschreven, waarbij tevens duidelijkheid wordt verschaft over wie welke taken uitvoert.

In deze notitie wordt het handhavingbeleid beschreven voor het verwijderen van voertuigen (defecte voertuigen, voertuigwrakken, kampeermiddelen, aanhangwagens en reclamevoertuigen) op grond van hoofdstuk 5, afdeling 1, van genoemde Apv

De afdeling VHV is belast met de coördinatie en uitvoering van de in deze nota beschreven handhavingprocedure. De afdeling A&A is belast met de daadwerkelijke verwijdering, opslag en zo nodig het (laten) vernietigen c.q. verkopen van voertuigen.

2.Wettelijk kader voor de handhaving van parkeerexcessen

2.1 Bevoegdheid tot regeling van parkeerexcessen

Sinds de inwerkingtreding van de Wegenverkeerswet 1994 (WvW 1994)) kunnen verkeersbesluiten, behalve ten behoeve van de verkeersveiligheid en de vrijheid van het verkeer, ook worden genomen ter bescherming van de zogenaamde milieubelangen. Hierbij moet worden gedacht aan maatregelen ter voorkoming of beperking van overlast, hinder of schade dan wel aantasting van het karakter of de functie van objecten of gebieden ten gevolge van het verkeer (zie art. 2, tweede lid WvW 1994).

Op initiatief van de VNG heeft de Tweede Kamer door middel van een amendement een nieuw artikel 2a in de Invoeringswet WvW 1994 ingevoegd. Dit artikel luidt als volgt: “Provincies, gemeenten en waterschappen behouden hun bevoegdheid om bij verordening regels vast te stellen ten aanzien van het onderwerp waarin deze wet voorziet, voor zover die regels niet in strijd zijn met de bij of krachtens deze wet vastgestelde regels en voor zover verkeerstekens krachtens deze wet zich daar niet toe lenen.”

Hierbij werd met name gedacht aan de regeling van parkeerexcessen, zoals ook blijkt uit de toelichting bij dit amendement. Artikel 2a WvW 1994 geeft derhalve aan dat gemeenten bevoegd zijn om parkeerexcessenbepalingen vast te stellen. De bevoegdheid voor het opstellen van een verordening is overigens geregeld in artikel 149 Gemeentewet. De gemeentelijke verordening die regels stelt omtrent “parkeerexcessen” is de Algemene plaatselijke verordening.

Uit het vorenstaande kan afgeleid worden dat optreden in het kader van “parkeerexcessen” plaats vindt op basis van voornoemde Apv. Indien optreden vereist is in het kader van “verkeersveiligheid” en/of “de vrijheid van het verkeer” zal dit plaatsvinden op basis van de daartoe strekkende bepalingen van de WvW 1994.

2.2 Algemene plaatselijke verordening (Apv)

In hoofdstuk 5, afdeling 1, van de Apv 2011 is het onderwerp “parkeerexcessen” geregeld.

In het kader van deze beleidsnotitie zijn de volgende bepalingen uit genoemd hoofdstuk van de Apv van belang:

  • ·

    artikel 5:4: verbod op het langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg parkeren van defecte voertuigen;

  • ·

    artikel 5:5: verbod op de weg parkeren van voertuigwrakken

  • ·

    artikel 5:6: verbod op het langer dan drie achtereenvolgende dagen binnen de gemeente Dronten op de weg parkeren van kampeermiddelen, aanhangwagens e.d.

  • ·

    artikel 5:7: verbod op de weg parkeren van reclamevoertuigen (met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken).

Ontheffingen

Om onnodig beslag op de beschikbare parkeerruimte tegen te gaan en/of het straatbeeld overzichtelijk te houden, wordt terughoudend omgegaan met het verlenen van ontheffingen, waarvoor in de APV de mogelijkheid wordt geboden. Een eventuele ontheffing is in de eerste plaats alleen mogelijk als er geen mogelijkheid is om op eigen grond te parkeren. In uitzonderlijke gevallen kan een tijdelijke ontheffing worden verleend zoals bijvoorbeeld in het geval dat een inwoner een caravan wil verbouwen (en daarvoor geen mogelijkheid op eigen grond heeft) of als een burger regelmatig een aanhangwagen nodig heeft ten behoeve van het dagelijkse leven / werk.

2.3 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt in afdeling 5.3.1 (artikel 5.21 e.v.) de last onder bestuursdwang.

De last onder bestuursdwang wordt in artikel 5:21 Awb als volgt gedefinieerd:

“de herstelsanctie, inhoudende:

  • a.

    een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding; en

  • b.

    de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.”

Voor het toepassen van de “last onder bestuursdwang” zijn in dit kader de navolgende bepalingen van afdeling 5.3.1 van de Awb van belang:

  • ·

    artikel 5.21: begrip last onder bestuursdwang

  • ·

    artikel 5:24: de beschikking tot toepassing van bestuursdwang

  • ·

    artikel 5:25: kostenverhaal

  • ·

    artikel 5:30: parate executie (verkoop, overdracht of vernietiging)

  • ·

    artikel 5:31: toepassing bestuursdwang in spoedeisende situaties

  • ·

    artikel 5:31a: verzoek tot toepassing bestuursdwang

    3.Begripsbepalingen

3.1 Parkeerexces

In de WvW 1994 wordt nergens aangegeven wat het begrip “parkeerexces” precies inhoudt.

Blijkens (vaste) jurisprudentie kan onder het begrip “parkeerexces” echter ieder excessief parkeren op de weg worden begrepen. Dat wil zeggen het parkeren op de weg dat met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte jegens andere weggebruikers, die gelegenheid om te parkeren behoeven, buitensporig is en uit dien hoofde niet toelaatbaar kan worden geacht. Maar ook parkeren dat onaanvaardbaar is te achten om andere motieven, zoals het tegengaan van aantasting van de openbare orde of veiligheid en de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente, het voorkomen van uitzichtbelemmering en stankoverlast.

Uit de (vaste) jurisprudentie valt verder op te maken dat (in de eerste plaats) van een parkeerexces sprake is als het gaat om excessief gebruik van de weg, d.w.z. strijdig met de bestemming die de weg heeft. Wegen zijn in de eerste plaats bestemd om zich daarover te kunnen verplaatsen en daarop tijdelijk een voertuig te kunnen laten staan. Ten aanzien van bepaalde (categorieën van) voertuigen, die de weg in strijd met deze bestemming gebruiken, is het bestuur gerechtigd strengere eisen te stellen en scherpere grenzen te trekken.

3.2 Weg

Artikel 1:1, onder b, van de Apv definieert het begrip “weg”als: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WvW 1994).

Concreet gaat het om alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot de wegen behorende paden en bermen of zijkanten.

Ook voor het openbaar verkeer openstaande parkeerterreinen kunnen onder de definitie van “weg” in de zin van de WvW 1994 worden gebracht. Hiervoor pleiten de volgende argumenten. De WvW 1994 bevat blijkens haar considerans regels inzake het verkeer op de weg. Wat in de wet onder “wegen” wordt verstaan is hiervoor reeds vermeld. Artikel 2 van de WvW 1994 bepaalt dat, met inachtneming van de voorschriften van de WvW 1994, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regelingen worden gesteld nopens het verkeer op de wegen. In één van die algemene maatregelen van bestuur, te weten: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990), worden gedragsregels gegeven voor parkeerplaatsen. Zie bijvoorbeeld in artikel 24 e.v. en artikel 46 RVV 1990. Aldaar wordt onder parkeerplaats ook een parkeerterrein begrepen.

3.3 Voertuigen

Om te voorkomen dat over de inhoud van het begrip “voertuigen” onzekerheid zal bestaan, is in artikel 5:1, onder a, van de Apv een definitie van dit begrip opgenomen. Tot uitgangspunt is genomen de definitie van “voertuigen” die in artikel 1, onder al, van het RVV 1990 wordt gegeven. Voertuigen in de zin van dit artikel zijn: fietsen, bromfietsen, gehandicaptenvoertuigen, motorvoertuigen, trams en wagens. Voor kleine voertuigen, zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen is een uitzondering gemaakt.

3.4 Parkeren

De omschrijving van het begrip “parkeren” is dezelfde als de omschrijving in artikel 1, onder ac, van het RVV 1990. Dit artikelonderdeel verstaat onder parkeren: het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

Anders dan het RVV 1990 richten de bepalingen van hoofdstuk 5, afdeling 1 van de Apv zich ook tot niet-bestuurders die anderszins belanghebbend zijn bij een voertuig (de eigenaar, huurder, opdrachtgever etc.), zodat de zinsnede “het laten stilstaan” een iets ruimere strekking heeft dan in de wegenverkeerswetgeving gebruikelijk is. Die ruimere strekking maakt het mogelijk dat ook de andere belanghebbenden bij het voertuig (dan de bestuurder) kunnen worden aangesproken op niet-naleving van de (parkeer)verboden in deze afdeling van de Apv.

3.5 Defecte voertuigen

Veelvuldig doet zich het verschijnsel voor dat niet-rijklare (defecte) voertuigen op de weg worden geplaatst. In veel voorkomende gevallen zal de eigenaar of houder van een dergelijk voertuig deze aangekocht hebben om deze weer rijklaar te (laten) maken. Indien hierin echter niet wordt geslaagd, wordt het voertuig veelal op de weg achtergelaten, waar het na verloop van tijd degenereert tot autowrak (zie hieronder). Artikel 5:4 van de Apv richt zich in het bijzonder tegen dit soort (parkeer)gedragingen.

3.6 Voertuigwrakken

Artikel 5:5 Apv. Anders dan de niet-rijklare voertuigen die in geval van parkeren gedurende zekere tijd in het bijzonder een parkeerexces kunnen opleveren, geeft een achtergelaten voertuigwrak in de eerste plaats aanstoot, doordat het een ontsierend element in het straatbeeld vormt. Ook houdt een wrak een gevaar in voor spelende kinderen en voor de weggebruikers. Het op de weg plaatsen of hebben van een wrak is dus primair om die reden excessief.

Ofschoon een wrak vaak niet meer zal kunnen worden beschouwd als voertuig in de zin van de wegenverkeerswetgeving, is de onderhavige bepaling gezien haar strekking en het verband met de andere bepalingen wel als parkeersexcesbepaling aan te merken.

De onderhavige bepaling heeft betrekking op het plaatsen en hebben van wrakken op de weg (in de zin van de WvW 1994). Het verbod richt zich op degene die het voertuigwrak op de weg plaatst of heeft. Dat is dus een ruimere kring van subjecten dan alleen de bestuurder; ook andere belanghebbenden bij het voertuig vallen dan onder deze bepaling.

3.7 Kampeermiddelen / aanhangwagens

Artikel 5:6 Apv richt zich tegen het langer dan drie achtereenvolgende dagen parkeren van voertuigen die voor recreatie worden gebruikt. Hieronder vallen in ieder geval: caravans, campers, kampeerwagens, aanhangwagens, magazijnwagens, keetwagens e.d. op een openbare plaats. In deze bepaling is de term parkeren gebruikt om de handhaving van deze bepaling eenvoudiger te maken. Met het steeds een paar meter verplaatsen van een caravan, aanhangwagentje e.d. op de openbare weg wordt overtreding van deze bepaling niet voorkomen.

Met de zinsnede “of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt”, in artikel 5:6 van de Apv, is beoogd aan te geven dat alle soorten (aanhang)wagens en voertuigen, die niet “dagelijks” worden gebruikt als vervoermiddel onder deze bepaling vallen.

Het plaatsen of hebben gedurende ten hoogste drie (achtereenvolgende) dagen wordt niet verboden, opdat de betrokkene de gelegenheid zal hebben zijn kampeerwagen, caravan of camper voor een te ondernemen reis gereed te maken, respectievelijk na de reis op te ruimen.

Voor het begrip “aanhangwagen” wordt aangesloten bij artikel 1, lid 1 onder e Wegenverkeerswet:

“Aanhangwagens: voertuig dat kennelijk is bestemd om te worden voortbewogen door een motorrijtuig. In het bepaalde krachtens deze wet kan onder aanhangwagens tevens worden verstaan een voertuig dat door een ander voertuig wordt voortbewogen of kennelijk is bestemd om door een ander voertuig te worden voortbewogen”.

3.8 Reclamevoertuigen

Artikel 5:7 van de Apv richt zich tegen degenen die voor een beroep of bedrijf reclame maken door één of meer voertuigen, voorzien van handelsreclame, op de weg te parkeren. Hierbij staat het maken van reclame voorop. Als handelsreclame in de zin van deze bepaling wordt niet gezien de vermelding op een voertuig van de naam van het bedrijf waarbij het voertuig in gebruik is en een (korte) aanduiding van de goederen of diensten die dat bedrijf pleegt aan te bieden. Deze voertuigen worden immers niet primair gebruik “met het kennelijke doel om daarmee handelsreclame te maken”, maar vooral als vervoersmiddel.

4.Handhavingsprocedure “parkeerexcessen”

4.1 Inleiding

Zoals in paragraaf 1 aangegeven is de afdeling VHV belast met de coördinatie en uitvoering van deze beleidsnota. De afdeling A&A is belast met de daadwerkelijke verwijdering en opslag van voertuigen.

Deze handhavingprocedure beschrijft het verwijderen, opslaan, teruggeven en zo nodig verkopen c.q. vernietigen van voertuigen die in strijd met de Apv worden aangetroffen.

4.2 Constatering

De milieuagenten van de gemeente Dronten voeren actief controles uit in het kader van “parkeerexcessen” conform de bepalingen van de Apv. De controles richten zich op boven genoemde verboden, als geregeld in de artikelen 5:4 tot en met 5:7 van de Apv

Ook kunnen de door de milieuagenten uit te voeren controles plaatsvinden nadat hierover een melding / klacht bij de gemeente is binnengekomen. Verder kan op aanwijzing van de politie een controle uitgevoerd worden.

Indien een voertuig in strijd met de artikelen 5:4 tot en met 5:7 van de Apv wordt aangetroffen wordt deze illegale situatie door de milieuagent vastgelegd middels een rapportage, welke wordt voorzien van foto’s. Daarnaast zal een “schadeformulier” opgemaakt worden om eventuele geconstateerde schades aan het voertuig vast te leggen.

Gedurende het handhavingproces zal de milieuagent tussentijdse hercontroles uitvoeren om te kunnen constateren of het betreffende voertuig daadwerkelijk door de eigenaar, na aanmaning daartoe door de gemeente, is verwijderd (zie hieronder).

4.3 Verwijdering door eigenaar

Indien een voertuig in strijd met de Apv wordt aangetroffen dient deze door de eigenaar van het betreffende voertuig te worden verwijderd. De eigenaar wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld. De eigenaar wordt in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken.

De termijn waarbinnen het betreffende voertuig door de eigenaar verwijderd dient te worden bedraagt (maximaal) 14 dagen, te rekenen vanaf de dagtekening van de aanschrijving (in geval van bekende eigenaar) c.q. vanaf de datum van publicatie van de verwijdering in de Flevopost (in geval van onbekende eigenaar). In het laatste geval zal ook een waarschuwingssticker op het voertuig geplakt worden.

4.4 Verwijdering van gemeentewege

In het geval de eigenaar het voertuig niet binnen de gestelde termijn verwijderd wordt, wordt deze door de gemeente verwijderd. De eigenaar wordt hiervan middels een besluit (met bezwaarpassage) op de hoogte gesteld. Als de eigenaar van het voertuig niet bekend is wordt het besluit gepubliceerd in de Flevopost.

Het daadwerkelijk verwijderen van het voertuig wordt door de afdeling A&A uitgevoerd.

Indien de eigenaar zich tijdens de uitvoering van het verwijderen van het voertuig ter plaatse meldt en het voertuig (alsnog) direct wil verwijderen, wordt Є 60, voor het uitrijden van de sleepwagen aan de eigenaar in rekening gebracht. Indien deze kosten niet (gelijktijdig) worden voldaan, zal het voertuig alsnog worden verwijderd.

Van de daadwerkelijke verwijdering wordt een proces-verbaal van bevindingen (met foto’s) opgemaakt en aan de eigenaar bekend gemaakt (artikel 5:29 Awb).

Verwijderen van gemeentewege in geval van spoed (toepassen spoedeisende bestuursdwang)

In gevallen waarbij het verwijderen van een voertuig op (zeer) korte termijn of zo nodig direct dient te gebeuren kan de gemeente gebruik maken van de mogelijkheid om een zogenaamde “besluit last onder bestuursdwang” pas te nemen ná toepassing daarvan. Men kan hierbij denken aan gevallen waarin het voertuig vernield is en (de grote kans op) verder vandalisme aantrekt of gevallen waarbij gevaar voor brandstichting bestaat of tot onveilige situaties leidt. De gemeente kan op basis van artikel 5:31 Awb in dergelijke gevallen het voertuig (laten) verwijderen en vervolgens de eigenaar daarvan op de hoogte stellen (middels een aanschrijving). Indien de eigenaar van het voertuig niet bekend is, dient het besluit nadien te worden gepubliceerd in de Flevopost.

4.5 Opslag

De opslag van het verwijderde voertuig vindt plaats aan de gemeentewerf door en onder toezicht van de afdeling A&A.

De opslagtermijn bedraagt maximaal dertien weken (artikel 5:30 Awb). Indien de kosten voor verwijdering, opslaan en vernietiging van het voertuig in verhouding tot de waarde van het voertuig (door een taxateur vast te stellen) onevenredig hoog worden, kan de opslagtermijn worden bekort. De minimale opslagtermijn bedraagt 14 dagen (artikel 5:30 Awb), te rekenen vanaf de datum waarop de verwijdering van het voertuig bekend is gemaakt aan de eigenaar daarvan dan wel waarop publicatie van de verwijdering in het plaatselijke nieuwsblad heeft plaatsgevonden. Aan de hand van de kostenafweging (hiervoor zullen de kosten van opslag en de waarde van het (getaxeerde) voertuig bepalend zijn) adviseert de manager A&A per geval hoelang de opslagtermijn dient te duren.

4.6 Teruggave

In het geval de eigenaar van het opgeslagen voertuig zich binnen de (vastgestelde) opslagtermijn bij de milieuagenten meldt / bekend maakt en om teruggave van het voertuig verzoekt, dan wordt het voertuig teruggegeven en kan hij / zij het voertuig ophalen van de Gemeentewerf.

De verschuldigde kosten voor het verwijderen van het voertuig bedragen Є 155,00.

De kosten voor de opslag (en uitgifte) bedragen de 1e 24 uur Є 40,00.Voor elk volgende 24 uur (of deel daarvan) bedragen de kosten Є 5,00.

De totale verschuldigde kosten dienen te worden voldaan bij de balie van het gemeentehuis. Met een kwitantie kan het voertuig worden opgehaald.

4.7 Verkoop c.q. vernietiging

In het geval de eigenaar van het opgeslagen voertuig zich niet binnen de (vastgestelde) opslagtermijn bij de milieuagent meldt / bekend maakt of de eigenaar niet om teruggave van het opgeslagen voertuig verzoekt, wordt het voertuig na het verstrijken van de opslagtermijn verkocht dan wel vernietigd (artikel 5:30 Awb).

4.8 Terugvorderen gemaakte kosten

De kosten voor het verwijderen, opslaan en verkopen c.q. vernietigen van het betreffende voertuig worden bij de (bekende) eigenaar in rekening gebracht, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijner lasten behoren te komen (artikel 5:25 Awb)

4.9 Bezwaar

Nadat een besluit tot verwijdering van het voertuig is genomen en aan de eigenaar bekend is gemaakt, kan daartegen door belanghebbenden bezwaar worden gemaakt binnen zes weken, na de dag van verzending van de aanschrijving dan wel publicatie daarvan in het plaatselijke nieuwsblad, bij het college van Burgemeester en Wethouders van Dronten, Postbus 100, 8250 AC Dronten.

Het bezwaar moet op grond van artikel 6:5 van de Awb zijn ondertekend en dient ten minste te bevatten: de naam en adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaarschrift rust. Zo mogelijk dient een kopie van het bestreden besluit bijgevoegd te worden.

Tevens is het mogelijk om een voorlopige voorziening te verzoeken bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Zwolle/Lelystad (sector Bestuursrecht). Een voorlopige voorziening kan door de voorzieningenrechter van de rechtbank worden getroffen indien “onverwijlde spoed”, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Van de verzoeker van een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven door de griffier van de rechtbank.