Algemene subsidieverordening Druten 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Druten 2020

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende subsidieregelingen verstaan we onder:

  • a.

    Aanvrager: organisatie of (groep van) personen die subsidie aanvraagt /aanvragen.

  • b.

    Activiteitenplan: zoals genoemd in artikel 4:62 van de wet.

  • c.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

  • d.

    Algemene reserve: de reserve die ervoor is om onvoorziene schommelingen in de bedrijfsvoering van de subsidieaanvrager op te vangen.

  • e.

    Boekjaar: een boekjaar is de periode waarover een financieel verslag loopt.

    Het activiteitenverslag en de jaarrekening wordt opgemaakt over een boekjaar.

    Het boekjaar loopt gelijk met het kalenderjaar (van 1 januari tot en met 31 december).

  • f.

    Per boekjaar verstrekte subsidie: een subsidie met een structureel karakter.

    Dat betekent dat deze subsidie geldt voor activiteiten in een kalenderjaar of een bepaald aantal kalenderjaren.

  • g.

    Bestemmingsreserve: dit is een reserve voor een te verwachten uitgave in een bepaalde periode voor een vooraf vastgestelde activiteit. Het vormen van een bestemmingsreserve heeft toestemming nodig van het College.

  • h.

    Budgetsubsidie: een subsidie voor meerdere boekjaren met een minimum van twee en een maximum van vier boekjaren. De omvang van het subsidiebedrag is afhankelijk van de gewenste activiteiten of het prestatieniveau. Het (maximum) subsidiebedrag wordt vooraf bepaald.

  • i.

    College: het College van burgemeester en wethouders van Druten.

  • j.

    Commissie: De Europese Commissie.

  • k.

    De-minimissteun: steun die wordt verstrekt op basis van Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352/1); Verordening (EU) nr. 2019/316 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 51 I/1); Verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), of Verordening (EU) 2018/1923 van de Commissie van 7 december 2018 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen (PbEU L 313/2).

  • l.

    Eénmalige subsidie: een subsidie voor incidentele en/of onvoorziene activiteiten. Die activiteiten moeten starten binnen twaalf maanden na de aanvraag. Aan deze subsidie kan de aanvrager geen rechten ontlenen voor de daarop volgende jaren.

  • m.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellings-verordening op het gebied van staatssteun die de Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 2017/1084 van de Commissie tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1); de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 193/1); en de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 1388/2014 van de Commissie van 16 december 2014 waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 369/37).

  • n.

    Normsubsidie: een vorm van per boekjaar verstrekte subsidie. Het maximum subsidiebedrag is berekend volgens een aantal objectieve en duidelijk meetbare eenheden.

  • o.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

  • p.

    Organisatie: een rechtspersoon naar burgerlijk recht die:

    • als hoofddoel de belangen behartigt op één of meer terreinen waarvoor deze verordening geldt en

    • volgens deze verordening subsidie wil aanvragen of aan wie subsidie is verleend.

  • q.

    Projectsubsidie: een vorm van éénmalige subsidie. De aanvrager heeft éénmalig recht op een vooraf bepaald (maximaal) subsidiebedrag om een vooraf goedgekeurd en een in tijd en omvang begrensd project uit te voeren.

  • r.

    Raad: de gemeenteraad van Druten.

  • s.

    Subsidieperiode: de in de beschikking tot subsidieverlening vastgestelde periode waarvoor subsidie wordt verleend.

  • t.

    Subsidieregeling: regels ter uitwerking van deze verordening.

  • u.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU, PbEU C 326/47).

  • v.

    Voorziening: Dit is een post op de balans die een schatting geeft van voorzienbare lasten door risico’s en verplichtingen.

  • w.

    Waarderingssubsidie: een eenmalige of per boekjaar verstrekt subsidiebedrag voor activiteiten zonder dat de Gemeente Druten deze activiteiten wenst te beïnvloeden.

  • x.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening geldt voor de verstrekking van subsidies genoemd in lid 3 van dit artikel. Deze verordening geldt niet voor subsidies waarvoor:

    • a.

      de Raad een aparte verordening heeft vastgesteld;

    • b.

      geen wettelijke grondslag nodig is volgens artikel 4:23, derde lid, van de wet.

  • 2. Voor subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is, kan het College besluiten dat deze verordening geheel of gedeeltelijk geldt.

  • 3. Er zijn de volgende soorten subsidies:

    • a.

      Budgetsubsidie;

    • b.

      Normsubsidie;

    • c.

      Projectsubsidie;

    • d.

      Waarderingssubsidie.

  • 4. Voor subsidies genoemd in lid 3a, 3b en 3d geldt Afdeling 4.2.8 van de wet, behalve voor éénmalige waarderingssubsidies.

  • 5. Het College verleent alleen subsidies aan organisaties. Het College kan een projectsubsidie of eenmalige waarderingssubsidie tot maximaal € 5.000 ook aan groepen natuurlijke personen verlenen; de meerderheid van die mensen moet dan wel in de gemeente Druten wonen.

Artikel 3. Subsidieregelingen

  • 1. Het College kan voor de subsidies genoemd in artikel 2, lid 3 subsidieregelingen vaststellen. In die regeling legt zij vast voor welke activiteiten het College subsidie kan verlenen. In die regeling staat welke aanvragers subsidie kunnen ontvangen, hoe het College de subsidie berekent en hoe zij het subsidiebedrag betaalt.

  • 2. Het College kan in een subsidieregeling afwijken van artikel 6, 7, 8, 9 en 13.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Het College kan in een subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen als dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is.

  • 2. Bij subsidieregelingen die bepalen dat een Europees steunkader kan gelden, verwijst de regeling naar dit steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarvoor een Europees steunkader geldt, geldt dat:

    • a.

      de verleningsbeschikking verwijst naar de geldende artikelen van het steunkader;

    • b.

      het College alleen subsidie verleent voor activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten die voldoen aan de eisen van dit steunkader;

    • c.

      ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van dit steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Alleen de Raad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. In dat geval bepaalt het College in een subsidieregeling de wijze van verdeling en verstrekking van de subsidie.

  • 3. Alleen de Raad kan een plafond verlagen of verhogen als:

    • a.

      zij het plafond vaststelt voordat ze de begroting voor het betrokken jaar vaststelt of goedkeurt en

    • b.

      de aanvragen waarvoor het plafond geldt, moeten worden ingediend voordat de Raad de begroting voor het betrokken jaar vaststelt of goedkeurt.

  • 4. Bij de bekendmaking van een plafond wijst het College op de kans dat de Raad een plafond kan verlagen en op de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.

  • 5. Als het College subsidie verleent ten laste van een begroting die niet is vastgesteld of goedgekeurd, dan geldt een voorwaarde. Voorwaarde is dat voldoende geld op de begroting beschikbaar komt. In de beschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvrager vraagt schriftelijk subsidie aan bij het College. Als hiervoor een aanvraagformulier aanwezig is, dan moet de aanvrager dit gebruiken.

  • 2. Bij de aanvraag geeft de aanvrager in ieder geval de volgende informatie:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor hij subsidie wil;

    • b.

      de doelen en resultaten die hij met die activiteiten wil bereiken en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen;

    • c.

      een begroting van de kosten van de activiteiten en een dekkingsplan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • 1.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de aanvrager subsidie wenst;

      • 2.

        de zogenaamde “de-minimisverklaring” volgens de verordening met betrekking tot de-minimissteun.

    • e.

      de stand van de algemene reserve op het moment van de aanvraag als de aanvrager een subsidie aanvraagt die per boekjaar wordt verstrekt.

  • 3. Een aanvrager die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, voegt bij de aanvraag:

    • a.

      van een organisatie:

      • 1.

        een kopie van de oprichtingsakte of de statuten;

      • 2.

        de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar;

      • 3.

        haar inschrijvingsnummer bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      van een natuurlijk persoon of groep van personen het Burgerservicenummer.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Als een aanvrager per boekjaar subsidie vraagt, dan moet hij de aanvraag indienen uiterlijk 1 juni vóór het jaar of de jaren waarover de aanvraag gaat.

  • 2. Een aanvrager moet een éénmalige aanvraag om subsidie tot € 25.000 indienen uiterlijk 6 weken voordat hij van plan is te beginnen met de activiteiten waarvoor hij subsidie vraagt.

  • 3. Een aanvrager moet een éénmalige aanvraag om subsidie van € 25.000 of meer indienen uiterlijk 12 weken voordat hij van plan is te beginnen met de activiteiten waarvoor hij subsidie vraagt.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het College beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 7, lid 1, vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het College beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 7, lid 2 binnen 4 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Het College beslist op een aanvraag als bedoeld in artikel 7, lid 3 binnen 12 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 4. Bij een aanvraag om subsidie, die volgens het Verdrag wordt aangemeld bij de Commissie, volgt een beslissing direct nadat de Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. In de artikelen 4:25, tweede lid en 4:35 van de wet staan artikelen om subsidie te weigeren, in te trekken of terug te vorderen. Het College weigert daarnaast subsidie in elk geval als:

    • a.

      de Commissie volgens artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie in strijd is met de interne markt, of

    • b.

      het om een aanvrager gaat tegen wie de Commissie een bevel tot terugvordering heeft uitstaan

    • c.

      de aanvrager minder dan € 250 subsidie aanvraagt.

  • 2. Het College weigert subsidie in elk geval als de verstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden zit als bedoeld in dat steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in dat steunkader.

  • 3. Het College kan ook subsidie weigeren als:

    • a.

      de te subsidiëren activiteit(-en) al heeft / hebben plaats gevonden;

    • b.

      de te subsidiëren activiteiten niet of niet in stevige mate gericht zijn op of als ze onvoldoende ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Druten;

    • c.

      de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Commissie heeft vastgesteld dat de subsidie niet strijdig is met de interne markt;

    • d.

      de activiteiten, waarvoor een aanvrager subsidie aanvraagt, niet behoren tot de gemeentelijke (mede-)verantwoordelijkheid;

    • e.

      aan de activiteiten onvoldoende aantoonbare plaatselijke behoefte bestaat. Aantoonbare plaatselijke behoefte is aanwezig als een verantwoord lokaal effect te verwachten is waarmee het belang van de inwoners van de gemeente Druten wordt gediend;

    • f.

      de aanvrager zijn activiteiten in hoofdzaak om zuiver politieke, commerciële of godsdienstige redenen organiseert;

    • g.

      in de gemeente Druten al in voldoende mate direct of indirect wordt voorzien in dezelfde soort activiteiten;

    • h.

      inwoners van de gemeente Druten worden uitgesloten terwijl ze wel tot de doelgroep behoren waarop de activiteiten gericht zijn;

    • i.

      de activiteiten buiten de gemeente Druten plaatsvinden, tenzij dit op grond van de aard van de activiteiten redelijk is en van de aanvrager niet verwacht mag worden dat hij de activiteiten in de gemeente Druten uitvoert;

    • j.

      de activiteiten een zodanig breed regionaal en/of landelijk bereik hebben, dat de gevraagde subsidie in financieel opzicht alleen een solidair karakter heeft. Uitzondering is als het College met de verlening een duidelijk politiek signaal wil afgeven;

    • k.

      door de aanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast dat het College niet verwacht dat de beoogde doelstelling wordt bereikt;

    • l.

      de aanvrager niet beschikt over bekwame betaalde en/of vrijwillige medewerkers waarmee de kwaliteit van de te verrichten activiteiten en de te bereiken doeleinden gewaarborgd is;

    • m.

      de aanvrager, met inbegrip van de te verlenen subsidie, niet over de benodigde financiële middelen beschikt om de activiteiten te organiseren;

    • n.

      de aanvrager geen redelijke eigen bijdrage vraagt voor de aangeboden activiteiten aan deelnemers, bezoekers, gebruikers, leden en/of cliënten;

    • o.

      voor de subsidies genoemd in artikel 2, lid 3a, 3b en 3c voldoende andere financiële mogelijkheden bestaan;

    • p.

      een aanvrager subsidie aanvraagt voor een activiteit waarbij minder dan 50% van de deelnemers, bezoekers, gebruikers, leden en/of cliënten woonachtig is in de gemeente Druten;

    • q.

      de aanvraag niet voldoet aan de overige regels die in de wet, wettelijk voorschrift, subsidieregeling of beleidsregels staan.

  • 4. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieaanvragers

  • 1. Een aanvrager meldt direct schriftelijk aan het College:

    • a.

      als hij denkt dat hij de activiteiten waarvoor hij subsidie ontvangt niet, niet op tijd of niet volledig kan uitvoeren;

    • b.

      als hij niet, niet op tijd of niet volledig aan de voorwaarden van de subsidie kan voldoen;

    • c.

      besluiten of procedures die gericht zijn op het stoppen van activiteiten waarvoor de aanvrager subsidie ontvangt of tot opheffing van de ontvangende organisatie;

    • d.

      wijzigingen in de financiële en organisatorische relatie met anderen;

    • e.

      wijziging van de statuten van de ontvangende organisatie, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de organisatie.

Artikel 11. Aan subsidie te verbinden bijzondere voorwaarden / algemene reserve

  • 1. Het College kan een aanvrager die meer subsidie van de gemeente Druten ontvangt dan € 75.000,- per jaar voor activiteiten die langer dan een jaar duren, verplichten zich één maal per jaar te verantwoorden. De verantwoording gaat over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Het College kan in een subsidieregeling of in een verleningsbeschikking aan de aanvrager ook andere voorwaarden dan genoemd in artikel 4:37 eerste lid van de wet opleggen.

  • 3. Het College kan via een subsidieregeling voorwaarden aan de subsidie verbinden over hoe en/of met welke middelen de gesubsidieerde activiteiten worden uitgevoerd.

  • 4. Het College kan via een subsidieregeling of in een verleningsbeschikking bepalen dat de aanvrager, als de subsidie heeft geleid tot de vorming van vermogen, daarvoor aan de gemeente Druten een bedrag moet betalen. Dit geldt bij een situatie volgensartikel 4:41, tweede lid, van de wet. Het College vermeldt hoe ze de hoogte van de vergoeding berekent.

  • 5. Het College kan in een verleningsbeschikking de aanvrager van een per boekjaar verstrekte subsidie die hoger is dan € 75.000,- per jaar verplichten een algemene reserve te vormen volgens artikel 4:72, eerste lid, van de wet.

  • 6. De aanvrager kan het College verzoeken om een algemene reserve te mogen vormen volgens de artikel 4:72 van de wet, hieraan zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • a.

      schriftelijke toestemming van het College;

    • b.

      alleen mogelijk bij een positief jaarresultaat;

    • c.

      maximaal 20% van de subsidie mag worden opgenomen als een algemene reserve;

    • d.

      de algemene reserve is aantoonbaar noodzakelijk voor het verbeteren van prestaties voor de komende jaren.

Artikel 12. Subsidies verlenen en vaststellen

  • 1. Het College verleent alle subsidies en stelt deze vast.

  • 2. In de volgende situaties is de subsidieverlening gelijk aan de subsidievaststelling:

    • a.

      alle eenmalige waarderingssubsidies;

    • b.

      alle per boekjaar verstrekte waarderingssubsidies tot € 5.000;

    • c.

      alle normsubsidies tot € 5.000 per boekjaar.

  • 3. De aanvrager kan bij de verlening verplicht worden aan te tonen hoe de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt zijn uitgevoerd.

Artikel 13. Aanvraag tot vaststelling en vereisten

  • 1. De aanvrager moet een aanvraag tot vaststelling van de subsidie indienen:

    • a.

      voor een per boekjaar verstrekte subsidie, uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het betrokken boekjaar;

    • b.

      voor andere subsidies binnen 12 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie bevat een:

    • a.

      inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn uitgevoerd en aan de voorwaarden is voldaan;

    • b.

      overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      balans van de afgelopen subsidieperiode met een toelichting daarop;

    • d.

      een controleverklaring van een accountant voor subsidies vanaf € 75.000,- per jaar.

  • 3. Het College kan de aanvrager een nieuwe termijn stellen als het College de aanvraag niet tijdig ontvangen heeft volgens lid 1. Als de aanvrager niet voldoet aan de nieuwe termijn, dan kan het College de subsidie zonder aanvraag vast stellen.

  • 4. Het College stelt de subsidie binnen 8 weken vast nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn uitgevoerd. De aanvrager moet dan wel aan artikel 12, lid 3 voldoen, de gevraagde inlichtingen geven én aan de subsidievoorwaarden voldoen.

  • 5. Het College kan in een subsidieregeling subsidiecategorieën aanwijzen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld. Een aanvraag tot vaststelling is dan niet nodig.

Artikel 14. Berekening tarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Een subsidieregeling kan een methode vermelden die een aanvrager moet gebruiken om de subsidiabele kosten van bepaalde tarieven te berekenen.

  • 2. De aanvrager moet voldoen aan de eisen van een Europees steunkader als dat kader geldt voor de subsidieverstrekking.

Artikel 15. Hardheidsclausule

  • 1. Het College kan een andere termijn stellen als een aanvrager een termijn uit de verordening of subsidieregeling niet kan halen wegens zijn bijzondere situatie.

  • 2. Het College kan in een subsidieregeling bepalen dat zij van die regeling kan afwijken in het volgende geval. Toepassing van de subsidieregeling heeft voor de aanvrager gevolgen die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in vergelijking met het doel van de subsidieregeling.

  • 3. Het College motiveert het gebruik van lid 1 en 2 in haar besluit.

Artikel 16. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2020 en heeft als titel “Algemene subsidieverordening Druten 2020”.

  • 2. De “Algemene subsidieverordening gemeente Druten 2018” wordt ingetrokken op 1 januari 2020.

  • 3. De “Algemene Subsidieverordening Druten 2018” geldt nog voor alle aanvragen om subsidievaststelling waarvan de aanvragen om subsidieverlening vóór 1 januari 2020 zijn ingediend.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de openbare raadsvergadering van 14 november 2019.

De Voorzitter,

C.A.A. van Rhee-Oud Ammerveld

De Griffier,

H.W.G.M. Vreman

Toelichting op de Algemene subsidieverordening Druten 2020

De Algemene subsidieverordening Druten 2020 is gebaseerd op de Model Algemene subsidieverordening 2013 van de VNG. We hebben rekening gehouden met de updates hierop van 2016 en die van 2019. De nieuwe Drutense verordening is een bewerking van de vorige verordening (Algemene subsidieverordening Druten 2018).

Deze verordening en de toelichting zijn zoveel mogelijk inhoudelijk afgestemd op die van Wijchen. Er is één inhoudelijke verschil dat tot uitdrukking komt bij diverse artikelen: het bevoegd bestuursorgaan om subsidies vast te stellen in Wijchen kan de Raad of het College zijn. In Druten is dat steeds het College.

Druten heeft in artikel 1 bij de begripsomschrijving “de Commissie” toegevoegd aan de verordening. Verder is de “Awb” (de Algemene wet bestuursrecht) vervangen door de aanduiding “de wet”.

Qua tekst en lay-out zijn er kleine verschillen.

Artikelsgewijze toelichting

Algemeen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel staan definities. Deze definities gelden voor deze verordening én voor de hierop te baseren subsidieregelingen. Deze definities hoeven dus niet nog eens in de verschillende subsidieregelingen te worden vermeld. Hier kan ook niet van worden afgeweken.

Definitie van subsidie

in artikel 4:21 van de wet staat wat onder een subsidie wordt verstaan. Kenmerken van een subsidie zijn dat er aanspraak is op financiële middelen, door het College verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan de Gemeente Druten geleverde goederen of diensten.

Ook garanties en leningen kunnen onder het subsidiebegrip vallen.1

Verstrekkingen in natura (indirecte subsidies) vallen niet onder het subsidiebegrip, ook niet als deze op geld waardeerbaar zijn.

Een overheidsgarantie is in de systematiek van de subsidietitel een subsidieverlening onder de opschortende voorwaarde dat zich een onzekere gebeurtenis voordoet. Namelijk als degene, voor wie de overheid garant staat, zijn verplichtingen niet na komt. Met het nakomen van de verplichtingen eindigt de subsidieverhouding met de overheid.

Artikel 1, lid a: Aanvrager

De aanvrager kan een rechtspersoon naar burgerlijk recht zijn, een groep van natuurlijke personen of een natuurlijke persoon.

Artikel 1, lid c: Algemene groepsvrijstellingsverordening

Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEUL127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

Artikel 1, lid f en h: Per boekjaar verstrekte subsidie

We kennen twee soorten subsidies. Dat zijn de

  • -

    de structurele of per boekjaar verstrekte subsidies;

  • -

    de incidentele of eenmalige subsidies.

Een budgetsubsidie is een per boekjaar verstrekte subsidie die voor meerdere jaren verstrekt wordt. In uitzonderlijke gevallen kan ervoor gekozen worden deze voor de eerste keer voor één jaar te verstrekken.

De aanvrager kan volstaan met één aanvraag. Het college neemt een besluit dat geldig is voor meerdere boekjaren. De subsidie kan in beginsel vrij besteed worden voor de aangegeven doelstelling en binnen de voorwaarden.

Dit wordt of in een budgetovereenkomst vastgelegd of in de beschikking opgenomen.

Artikel 1, lid d: Algemene reserve

Zie de toelichting hieronder bij artikel 11. Deze reserve moet niet verward worden met het begrip “voorziening”, zoals beschreven in artikel 1, lid v.

Artikel 1, lid m: Europees steunkader

Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen in ieder geval de vermelde algemene groepsvrijstellingsverordeningen en de vermelde de-minimisverordeningen.

Artikel 1, lid v: Voorziening

Dit is een post op de balans die een schatting geeft van voorzienbare lasten door risico’s en verplichtingen. Hierbij is de omvang en/of het tijdstip dat dit risico of de verplichting optreedt op de balansdatum onzeker. Dit risico of de verplichting moet zijn oorzaak hebben in de periode voorafgaand aan die datum. Als de aanvrager van anderen dan de Gemeente Druten gelden voor een specifiek doel ontvangen heeft, dan moeten die ook als voorziening op de balans vermeld worden. Het begrip “voorziening” moet niet verward worden met het begrip “algemene reserve” zoals omschreven in artikel 1, lid d.

Artikel 2. Reikwijdte

Artikel 2, lid 1

Met lid 1 krijgt het College de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies volgens de ASV Druten 2020.

Artikel 2, lid 2

Voor subsidies waarvoor volgens artikel 4:23, lid 3 van de wet geen wettelijke regeling nodig is (zoals bijvoorbeeld eenmalige subsidies) geldt de ASV niet.

Dit lid geeft het College de bevoegdheid om de ASV (deels) geldig te verklaren als er een aanleiding is.

Artikel 2, lid 5

Hier staat de nieuwe regel dat het College een projectsubsidie of eenmalige waarderingssubsidie tot maximaal € 5.000 kan verlenen aan een groep van natuurlijke personen. De meerderheid van die natuurlijke groep personen moet in de gemeente Druten wonen.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Met dit artikel krijgt het College de bevoegdheid om in subsidieregelingen de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Het College kan in deze regelingen vast stellen:

  • welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen;

  • hoe ze de subsidie berekent;

  • hoe ze de subsidie uitbetaalt.

Alleen het College heeft de bevoegdheid om subsidieregelingen vast te stellen, mits zij dat doet binnen het kader van de ASV. Een subsidieregeling is pas geldig na publicatie.

Artikel 3, lid 2

Via lid 2 heeft het College de bevoegdheid om in subsidieregelingen andere verplichtingen te stellen aan de verstrekking van subsidie.

Als het College geen gebruik maakt van deze bevoegdheid, dan mag het College maar in beperkte mate subsidies geven.

De hoofdregel van de wet is namelijk dat subsidieverstrekking gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift. Dus op een subsidieregeling waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, lid 3 van de wet, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de aanvrager en het bedrag dat maximaal kan worden vastgesteld te vermelden);

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, als slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies (is voor gemeenten nauwelijks van belang).

Artikel 4. Staatssteunregels

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Dan kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de ASV of dat deze aangevuld wordt. Lid 1 maakt het College daartoe bevoegd. Lid 2 en 3 volgen op een eis van de Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 3b). Net zo goed als dat bij subsidies, waarop een Europees steunkader van toepassing is, kunnen ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 3c).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Hier is bedoeld het subsidieplafond zoals genoemd in artikel 4:22 van de wet. Alleen de Raad kan subsidieplafonds vaststellen (lid 1) en vermeldt bij de bekendmaking de wijze van verdelen (lid 1 in combinatie met artikel 4:26, lid 2 van de wet).

De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door verwijzing naar de –door het College vastgestelde– subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd (lid 2 in combinatie met de artikel 4:26, lid 2 van de wet). Als dat geen bestaande subsidieregeling is, zal –in samenspraak tussen de Raad en het College– geregeld (moeten) zijn dat

  • óf de subsidieregeling en het plafond gelijktijdig in werking treden;

  • of de subsidieregeling vóór het vaststellen van het plafond in werking treedt, maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het plafond kunnen worden ingediend.

Als dit niet (goed) geregeld is kan het College de subsidie niet weigeren als deze subsidie is aangevraagd vóór bekendmaking. Als de Raad plafonds bekend maakt, dan wijst zij, indien van toepassing, op de mogelijkheid dat het plafond verlaagd kan worden (lid 3 en 4, zie verder hieronder).

Het College, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het geven van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van de artikel 4:34, lid 1 van de wet om in bepaalde gevallen bij het gebruik van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (lid 5).

Verlaging subsidieplafond

De verlaging van een plafond heeft geen gevolgen voor aanvragen die vóór bekendmaking van de verlaging zijn ingediend artikel 4:27, lid 2 van de wet. Dat is anders als aan de drie voorwaarden genoemd in artikel 4:28 van de wet is voldaan:

  • 1)

    aanvragen voor de desbetreffende subsidie moeten worden ingediend voordat de gemeentebegroting is vastgesteld of goedgekeurd,

  • 2)

    de verlaging vloeit voort uit vaststelling van de gemeentebegroting en

  • 3)

    de mogelijkheid van verlaging is aangekondigd bij de vaststelling van het oorspronkelijke subsidieplafond.

Artikel 6. Aanvraag

Lid 1 stelt dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet worden ingediend. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld, dan moet de aanvrager dat formulier gebruiken. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, mits de digitale weg open is gesteld.

In lid 2 en 3 staat welke stukken en gegevens bij de aanvraag in elk geval mee gestuurd moeten worden.

Uiteraard mogen van de aanvrager alleen die gegevens verlangd worden die noodzakelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag; dit volgt uit de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

Artikel 6, lid 2c: Dekkingsplan

Het dekkingsplan vermeldt welke subsidies of vergoedingen de aanvrager bij anderen heeft gevraagd voor dezelfde activiteiten. Dat plan vermeldt ook de stand van zaken daarvan.

Artikel 6, lid 2d: De ondernemer als aanvrager

Bij een aanvraag om subsidie van een onderneming moet het bestuursorgaan voorkomen dat ze aan de onderneming subsidie verleent die strijdig is met het Verdrag (artikel 107 en 108 VWEU). Daarom zijn twee eisen opgenomen specifiek voor ondernemingen, als volgt:

  • 1.

    Om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die de onderneming heeft of zal ontvangen voor de activiteiten waarvoor ze subsidie aanvraagt (lid 2, onderdeel d-1).

  • 2.

    Om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring leveren (lid 2, onderdeel d-2). Op basis van deze verklaring moet het College controleren of het verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

Artikel 6, lid 2e: Algemene reserve

Zie voor de toelichting hieronder bij artikel 11.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

Aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Volgens artikel 3, lid 2 heeft het College de bevoegdheid om in een subsidieregeling andere aanvraagtermijnen vast te stellen dan die in artikel 7.

Artikel 8. Beslistermijn

In dit artikel staan de termijnen waarbinnen het College moet beslissen op een aanvraag om subsidie. Volgens artikel 3, lid 2 heeft het College de bevoegdheid om in een subsidieregeling andere beslistermijnen vast te stellen dan die in artikel 8.

In de wet staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. De beslistermijn van het College is afhankelijk van het soort subsidie.

De beslistermijn bij aanvragen om subsidie die bij de Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Commissie een eindbeslissing heeft genomen (lid 5). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikel 107 en 108 van de VWEU en vervolgens teruggevorderd dient te worden. In de Drutense situatie zullen we zelden met deze Europese bepalingen te maken hebben.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In 9, lid 1: algemeen geldende weigeringsgronden

In dit lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de wet (de artikelen: 4:25, lid 2, 4:35, 4:48 en volgende) met extra verplichte redenen aangevuld.

Ook als sprake is van staatssteun is het soms mogelijk dat het College steun verstrekt op basis van een vrijstellingsverordening. Hierdoor kan het College volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan het College goedkeuring van de Commissie vragen via een formele aanmelding. Als de Commissie de steun niet goedkeurt, dan moet het College weigeren (vandaar de verplichte weigeringsgrond in lid 1a).

Soms is er een bevel tot terugvordering op grond van een beschikking van de Europese Commissie waarin de steun van Nederland onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard. Bepaalde Europese steunkaders verbieden in die situatie alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening. Niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in lid 1b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de ASV echter neer op een, op zichzelf verdedigbare, verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

Artikel 9, lid 2: Absolute weigeringsgrond

Er geldt een absolute weigeringsgrond als de subsidieverstrekking strijdig zou zijn met een Europees steunkader. Het niet de bedoeling om subsidie te verstrekken:

  • aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het geldende steunkader. Een onderneming wordt volgens de Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen2. of

  • omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het geldende steunkader. Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders –zonder de steun– niet had uitgevoerd. Ook houdt het in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

Artikel 9, lid 3: Optionele weigeringsgronden

In lid 3 staan weigeringsgronden als optie. Het bestuursorgaan kan in deze gevallen een aanvraag om subsidie weigeren, maar is dat niet verplicht. Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (art. 6 Wet Bibob).

Artikel 9, lid 3c: Weigeren in relatie tot Europese wetgeving

Met deze weigeringsgrond kan het College een aanvraag weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan voordat deze volgens artikel 108, lid 3.VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Commissie.

Het gaat hier om subsidieverstrekking die niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het College óf weigeren de subsidie te geven óf de subsidie melden bij de Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen.

Als het College besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, lid 4). Als de Commissie de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed keurt, dan zal het College de aanvraag alsnog weigeren (zie lid 1a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Artikel 9, lid 3d

Het College kan op grond van artikel 3, lid 2 in een subsidieregeling vast leggen wat tot de gemeentelijke (mede-) verantwoordelijkheid mag worden gerekend.

Artikel 9, lid 3l

Het College kan op grond van artikel 3, lid 2 in een subsidieregeling vast leggen aan welke eisen van bekwaamheid medewerkers, die de activiteit begeleiden, minimaal moeten voldoen. Bij twijfel over de mate van bekwaamheid ligt de bewijslast bij de aanvrager.

Artikel 9, lid 3o: Andere financiële mogelijkheden

Dit lid geeft het bestuursorgaan de mogelijkheid subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt om de activiteit uit te voeren, waarvoor hij subsidie aanvraagt. Denk bij “voldoende andere financiële mogelijkheden” aan: financiële bijdragen van fondsen, donaties, giften, inzet van eigen reserves, entreegelden, barinkomsten, leningen, vorderingen en alle financiële ondersteuning van andere overheden. We spreken dan van een “voorliggende voorziening”.

Artikel 9, lid 3p: Subsidie voor inwoners gemeente Druten

De met inbegrip van de subsidie te organiseren activiteit moet in redelijkheid ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Druten.

Buiten artikel 9: Weigeringsgronden die in andere wetten staan, zoals bijvoorbeeld

  • -

    als de Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente); in de Wet terugvordering Staatssteun staat vermeld waaraan de terugvordering moet voldoen.

  • -

    het College kan een subsidie ook weigeren en/of intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 en 6 van de Wet Bibob.

Het betalen van salarissen die de norm van de Wet normering topinkomens te boven gaat, mag niet als weigeringsgrond worden gebruikt.3

Artikel 10. Algemene verplichtingen van subsidieaanvragers

Dit artikel bevat een meldingsplicht (lid 1) die voor alle aanvragers geldt. Met ‘schriftelijk’

in lid 1 is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. De melding kan ook digitaal worden gedaan als het College de digitale weg open heeft gesteld.

Artikel 11. Bijzondere subsidievoorwaarden / algemene reserve

Dit artikel geeft het College de bevoegdheid om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘

voorwaarden te verbinden. Dit in aanvulling op wat mogelijk is volgens artikel 4:37 van de wet.

Artikel 11, lid 2 en 3 bieden deze mogelijkheid onder verwijzing naar de wet:

  • als het verplichtingen zijn gericht op de realisatie van het doel van de subsidie (artikel 4:38);

  • als het verplichtingen zijn die niet gericht zijn op de realisatie van het doel van de subsidie (artikel 4:39).

De verordening moet eigenlijk een uitdrukkelijke grondslag bieden. In het geval van verplichtingen die moeten leiden tot realisatie van het doel van de subsidie moeten de verplichtingen in de verleningsbeschikking staan.

Artikel 11, lid 2 gaat over de verplichtingen die verband houden met de realisatie van het doel van de subsidie. Denk daarbij bijvoorbeeld aan eisen over de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

Artikel 11, lid 3 maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet bijdragen aan de realisatie van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Dit is echter geen vrijbrief.

Deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit.

Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen4. Als het College van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt, dan moet dat duidelijk gemotiveerd worden.

Artikel 11, lid 4 hier krijgt het College de bevoegdheid om invulling aan te geven aan het begrip “vermogensvorming” en een te betalen vergoeding aan de gemeente. Dit zal in de praktijk alleen aan de orde zijn bij aanvragers die elk boekjaar subsidie ontvangen. Maar het is ook mogelijk in andere gevallen.

Volgens artikel 4:41 van de wet moet de subsidieaanvrager in bepaalde gevallen een

vergoeding aan de Gemeente Druten betalen als het geven van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • -

    als de aanvrager voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • -

    als de aanvrager een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • -

    als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • -

    als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • -

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening, de subsidieregeling of in de subsidiebeschikking. Het bestuursorgaan moet bepalen hoe zij de hoogte van de vergoeding heeft berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te zijn).

Artikel 11, lid 5 gaat over de zogenaamde algemene reserve op basis van artikel 4:72 van de wet.

Een algemene reserve is een reserve van de subsidieaanvrager. Hij heeft deze reserve gevormd met als doel het dekken van exploitatierisico’s. Hij vormt deze reserve om tot een gelijkmatige verdeling van lasten te komen. Volgens artikel 4:58 van de wet geldt artikel 4:72 van de wet alleen voor per boekjaar verstrekte subsidie aan een rechtspersoon.

Bovendien alleen als dat in de ASV, een subsidieregeling of in de subsidiebeschikking is vastgelegd. De eis om een algemene reserve te vormen volgens lid 1 kan dus alleen aan rechtspersonen worden opgelegd voor per boekjaar verstrekte subsidies.

Toepassing hiervan heeft alleen zin als de subsidieaanvrager meerdere jaren achter elkaar subsidie ontvangt. Alleen dan kan hij een eventueel tekort in het ene jaar compenseren met een overschot in het andere jaar of andersom.

Het College kan volgens lid 5 in een beschikking tot verlening van een subsidie per boekjaar vastleggen dat de aanvrager een algemene reserve moet vormen. In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van die reserve.

De algemene reserve wordt dus gevormd uit (een deel van de) exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

Lid 6 elke aanvrager kan het College verzoeken om een algemene reserve te mogen vormen.

Ook toepassing van lid 6 heeft alleen zin als de subsidieaanvrager meerdere jaren achter elkaar subsidie ontvangt. Alleen dan kan hij een eventueel tekort in het ene jaar compenseren met een overschot in het andere jaar of andersom.

Artikel 12. Subsidies verlenen en vast stellen

Artikel 12 lid 1 het College is bevoegd.

Na uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten stelt het College de subsidie vast.

Het College kan in haar besluit het subsidiebedrag lager, gelijk aan het verleende bedrag óf hoger vast stellen.

In lid 2 stelt het college tegelijk met de aanvraag de subsidie vast.

In het Mandaatregister staat verder aangegeven in welke gevallen het College haar bevoegdheden (niet) heeft gemandateerd aan anderen.

Artikel 12, lid 2

Hier staan subsidies waarbij een besluit tot verlening van de subsidie gelijk staat aan een besluit tot vaststelling van de subsidie. De aanvrager hoeft dus na afloop van de activiteit(-en) of het boekjaar geen aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen.

Het kan voorkomen dat we overtuigende signalen en informatie ontvangen dat de aanvrager de subsidie voor andere activiteiten heeft gebruikt, dan we met de subsidieverlening beoogd hebben. We kunnen in dat geval met een beroep op artikel 4:49 van de wet de subsidievaststelling intrekken of in het nadeel van de aanvrager wijzigen.

Artikel 13. Aanvraag tot vaststelling en vereisten

Artikel 13, lid 2a

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt.

Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring, andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon.

Artikel 13, lid 2d

Voor subsidies van meer dan € 75.000 die incidenteel of per boekjaar zijn verleend, eisen we een verklaring over de getrouwheid van de jaarrekening van een accountant, zoals bedoeld in artikel 393, lid 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Het College kan volgens artikel 3, lid 2 een subsidieregeling vast stellen, waarin zij bepaald dat een aanvrager, die meer dan € 75.000 subsidie per boekjaar ontvangt, mag volstaan met een zogenaamde samenstellingsverklaring.

Artikel 13, lid 3

Als het College over mag gaan tot het vast stellen van de subsidie zonder dat er een aanvraag ligt, dan kan het College de subsidie zelfs op 0 Euro vast stellen. Het College vordert in dat geval het gehele betaalde voorschot terug van de aanvrager.

Artikel 13, lid 4

Dit lid gaat over het nemen van een besluit binnen redelijke termijn. We nemen de termijn van acht weken als vaste termijn zonder mogelijkheid tot opschorting van het besluit. Hiermee volgen we de wet (artikel 4:13 van de wet).

Artikel 13, lid 5

In een subsidieregeling kan sprake zijn van zogenaamde normsubsidies. Dat is doorgaans een subsidiebedrag gebaseerd op een meetbare eenheid. Die eenheid kan bijvoorbeeld het aantal leden van een vereniging zijn. Dan kan het voor de praktische afhandeling wenselijk zijn om het besluit tot verlening samen te laten vallen met het besluit tot vaststelling.

Artikel 14. Berekening van tarieven, uniforme kostenbegrippen

Het College kan in een subsidieregeling vaststellen dat een aanvrager een methode moet gebruiken om de subsidiabele kosten van bepaalde tarieven te berekenen. Het College kan besluiten dat zij de inzet van vrijwilligers bijvoorbeeld waardeert op € 10,- per uur en dat hun inzet maximaal bedrag X of percentage Y mag zijn van de totale kosten. De mate van zelfwerkzaamheid van vrijwilligers krijgt zo een objectieve maatstaf.

De aanvrager moet daar dan in zijn aanvraag rekening mee houden.

Bij subsidies waarvoor een Europees steunkader geldt, is het College hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van dat steunkader.

Artikel 15. Hardheidsclausule

Artikel 15, lid 1 geeft het College de ruimte om in bijzondere omstandigheden af te wijken van een termijn in de verordening of subsidieregeling. Het bestuursorgaan zal dit alleen doen als handhaving van een termijn het belang van een aanvrager zwaar treft. Men kan dan een andere termijn vaststellen. Het bestuursorgaan zal de bijzondere situatie van de aanvrager moeten beargumenteren.

Volgens lid 2 kan het College ook in een subsidieregeling een hardheidsclausule opnemen over regels in die subsidieregeling. Het College kan een afwijkend besluit nemen als zich een situatie voordoet waarin de subsidieregeling niet voorziet. Dat besluit moet wel altijd binnen het doel van de subsidieregeling passen. Ook hier zal het College de bijzondere situatie van de aanvrager moeten beargumenteren.

Artikel 16. Slotbepalingen

Artikel 16 lid 2 en 3

De nieuwe Verordening geldt voor alle subsidies die verstrekt worden in de boekjaren 2020 e.v.

Uitzondering hierop zijn de subsidiebesluiten die in 2019 of eerder genomen zijn waarvan de verstrekking in het boekjaar 2020 plaatsvindt en waarbij de vaststelling nog moet plaatsvinden.


Noot
1

Zie CBb 06-10-2016, ECLI:NL:CBB:2016:317 en CBb 01-05-2018, ECLI:NL:CBB:2018:237

Noot
2

Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren van de Commissie voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C249/01).

Noot
3

Uitspraak Afd. bestuursrechtspraak van de Raad van State van 05-07-2017, ECLI: NL:RVS:2017:1774

Noot
4

Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het bestuursorgaan terughoudend moet zijn met het opleggen van oneigenlijke subsidieverplichtingen (Kamerstukken II 1993/94, 23700, nr. 3, p. 66).