Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent Beleidsnotitie Huisvesting shortstay - arbeidsmigranten 2018

Geldend van 04-04-2019 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren houdende regels omtrent Beleidsnotitie Huisvesting shortstay - arbeidsmigranten 2018

De dato 19 maart 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders de ‘Beleidsnotitie huisvesting shortstay-arbeidsmigranten 2018’ vastgesteld.

Samenvatting

Sinds het jaar 2017 is een aantal verzoeken bij de gemeente Echt-Susteren binnengekomen tot realisering van huisvesting voor tijdelijke buitenlandse werknemers (‘shortstay’-arbeidsmigranten). Als het gaat om tijdelijke buitenlandse werknemers betreft het in dit kader legale werknemers (in bezit van EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning) die hier tijdelijk verblijven in verband met hun werk. Deze vorm van tijdelijk wonen wordt ook wel ‘shortstay’ genoemd.

In de Structuurvisie 2012-2025 ‘Ontwikkelen met kwaliteit’ is onderkend dat steeds meer vraag is naar buitenlandse seizoensarbeiders en dat deze mensen deugdelijk gehuisvest dienen te worden. Er zijn echter alleen uitgangspunten en randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van het realiseren van tijdelijke en deels permanente huisvesting van seizoensarbeiders bij agrarische bedrijven. Onder de recente aanvragen in Echt-Susteren zijn ook verzoeken ingediend voor het realiseren van een logiesvoorzieningen voor ‘shortstay’-arbeidsmigranten van enkele grote niet-agrarische bedrijven in de regio. Ook zijn er verzoeken voor het realiseren van permanente logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten bij agrarisch bedrijven. Deze en andere aanvragen tot het realiseren van shortstay-voorzieningen hebben ertoe geleid dat een actueel en duidelijk kader moet worden geboden om deze initiatieven te stroomlijnen en een selectie te maken van eenduidige en begrijpelijke criteria om nieuwe initiatieven te kunnen beoordelen en vervolgens toe te staan dan wel af te wijzen. Dat is gebeurd door middel van de voorliggende notitie.

In deze Beleidsnotitie wordt onderscheid gemaakt in een basispakket van voorwaarden voor goede arbeidsmigrantenhuisvesting in algemene zin (het Basisvoorwaardenpakket, BVP) en een aanvullend toetsingskader met voorwaarden voor specifieke huisvestingstypen. Het BVP geldt in alle gevallen en bevat uitgangspunten betreffende de maximale verblijfsduur, voorzieningen, noodzakelijke oppervlakten, bouwkundige eisen, parkeren en vergunningen in het kader van de APV. Daarin is aansluiting gezocht bij de ‘Norm voor huisvesting van arbeidsmigranten’ van de Stichting Normering Flexwonen (SNF, september 2017), die als bijlage 1 bij deze notitie is opgenomen.

Huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten is toegestaan in het stedelijk gebied (waarbij het stedelijk gebied bestaat uit de gebieden binnen de komgrenzen, zoals aangegeven op de kaart in bijlage 3 bij deze notitie) en in het buitengebied, maar is uitgesloten op bedrijventerreinen en in bedrijfswoningen. Uitgangspunt van de gemeente Echt-Susteren is dat huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten primair binnen bestaande bebouwing dient plaats te vinden. Pas indien geen passende en realistische oplossing voorhanden is komen andere mogelijkheden in beeld. In stedelijk gebied wordt onderscheid gemaakt in arbeidsmigrantenhuisvesting in bestaande woningen, in overige leegstaande gebouwen en complexen en, indien het niet anders mogelijk is, in nieuwe logiesvoorzieningen. In het buitengebied wordt onderscheid gemaakt in arbeidsmigrantenhuisvesting in bestaande woningen, andere leegstaande gebouwen en complexen, tijdelijk gebruik van wooneenheden op agrarische bedrijven, permanente logiesgebouwen bij agrarische bedrijven in vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) en tijdelijke wooneenheden op recreatieve bedrijven. Voor elke vorm zijn specifieke aanvullende voorwaarden opgenomen die ervoor moeten zorgen dat er geen negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat ontstaan. In bijlage 2 is een stroomschema opgenomen dat gebruikt kan worden voor een efficiënte afweging van inkomende initiatieven. Het voorwaardenpakket om arbeidsmigrantenhuisvesting te realiseren bestaat in principe altijd uit het BVP plus de aanvullende voorwaarden per huisvestingstype. Indien geen aanvullende voorwaarden zijn opgenomen geldt alleen het BVP. 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Sinds het jaar 2017 is een aantal verzoeken bij de gemeente Echt-Susteren binnengekomen tot realisering van huisvesting voor tijdelijke buitenlandse werknemers (‘shortstay’-arbeidsmigranten). Als het gaat om tijdelijke buitenlandse werknemers betreft het in dit kader legale werknemers (in bezit van EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning) die hier tijdelijk verblijven in verband met hun werk. Deze vorm van tijdelijk wonen wordt ook wel ‘shortstay’ genoemd.

In de Structuurvisie 2012-2025 ‘Ontwikkelen met kwaliteit’ is onderkend dat steeds meer vraag is naar buitenlandse seizoensarbeiders. Deze term is beperkter dan de term ‘buitenlandse werknemers’. De term ‘seizoensarbeiders’ impliceert dat het hier vooral werknemers betreft die gedurende een bepaald seizoen werkzaam zijn bij agrarische bedrijven. De term ‘shortstay’-arbeidsmigranten’ is ruimer van betekenis en geeft meer rek in de periode en het soort werk dat wordt verricht.

In de Structuurvisie zijn alleen uitgangspunten en randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van het realiseren van tijdelijke en deels permanente huisvesting van seizoensarbeiders. Deze huisvesting is toegestaan binnen de rode contouren en buiten de rode contouren indien (onder meer) de werknemers werkzaam zijn voor het bedrijf dat de logiesvoorziening voor seizoensarbeiders realiseert. Deze regeling is te beperkend en, evenals de begripsomschrijving, hoofdzakelijk gericht op agrarische bedrijvigheid.

De meest recente aanvragen in Echt-Susteren betreffen een verzoek tot het realiseren van een logiesvoorziening voor ‘shortstay’-arbeidsmigranten, waarbij de doelgroep bestaat uit buitenlandse medewerkers van enkele grote bedrijven (geen agrarische bedrijven) in de regio. Ook is er een verzoek tot realiseren van permanente en tijdelijke logiesvoorzieningen voor arbeidsmigranten van een agrarisch bedrijf. Deze en andere aanvragen tot het realiseren van shortstay-voorzieningen (ook elders in de regio) hebben ertoe geleid dat een actueel en duidelijk kader moet worden geboden om deze initiatieven te stroomlijnen en een selectie te maken van eenduidige en begrijpelijke criteria om nieuwe initiatieven te kunnen beoordelen en vervolgens toe te staan dan wel af te wijzen. In eerste instantie is gedacht dit beleidsdocument in regionaal verband op te stellen. Gelet op de lange doorlooptijd van een dergelijke regionale beleidsnota enerzijds en de noodzaak tot het hebben van een actueel en duidelijk afwegingskader anderzijds is besloten voor de gemeente Echt-Susteren al een beleidskader vast te stellen. Dat neemt niet weg dat de gemeente Echt-Susteren streeft naar een regio-breed beleidskader op dit punt en hieromtrent afstemming met de omliggende gemeenten zal blijven zoeken.

1.2 Doelgroep

De doelgroep van dit beleidskader wordt gevormd door legale buitenlandse werknemers van bedrijven, die tijdelijk in Nederland verblijven (de zogenaamde ‘shortstayers’). Met ‘legaal’ wordt bedoeld werknemers die hun hoofdverblijf elders dan in Nederland hebben en die in het bezit zijn van een EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning (TWV, voor personen buiten de EU of de EER). Buiten de doelgroep vallen personen die meer dan negen maanden in Nederland verblijven (deze periode is gelijk aan de door de provincie in haar Wijzigingsverordening van de Omgevingsverordening 2014 opgenomen verblijfsduur van arbeidsmigranten), omdat een verblijf van meer dan negen maanden een meer permanent karakter heeft en daarom hogere eisen stelt aan de te realiseren verblijfsvoorziening. Daarnaast zullen mensen die slechts tijdelijk verblijven niet of nauwelijks integreren omdat zij vooraf weten dat zij geen duurzame band gaan opbouwen met Nederland. Het langer verblijven van deze ‘shortstay’- groep is vanuit maatschappelijk oogpunt dan ook niet wenselijk. Personen die echter langer willen of zullen verblijven kunnen op de reguliere woningmarkt terecht omdat dit mede de integratie bevordert.

Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het provinciaal beleid aan de orde. Hoofdstuk 3 handelt over de basisuitgangspunten voor huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten, waarvoor geldt dat deze uitgangspunten te allen tijde gelden voor alle situaties. Hiermee wordt bewerkstelligd dat een bepaalde basiskwaliteit wordt gewaarborgd. In hoofdstuk 4 komen de huisvestingstypen aan de orde. Daarbij gaat het om de verschillende mogelijke verschijningsvormen van huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten en de beleidsmatige afwegingen daaromtrent. In dit hoofdstuk is aangegeven welke vormen toelaatbaar zijn, op welke plekken, onder welke voorwaarden en met welke planologische procedure. Hoofdstuk 5 bestaat uit de verklaring van enkele begrippen die in dit beleidskader worden gebruikt. Dit beleidskader kent twee bijlagen (‘Uniforme huisvestingsnorm’ en ‘Stroomschema initiatieven’), behorende bij de basisuitgangspunten zoals beschreven in hoofdstuk 3.

2 Provinciaal beleid

Zoals in het eerste hoofdstuk is aangegeven is de intentie geweest dit beleidskader in regionaal verband op te stellen. De doorlooptijd van dergelijke regionale beleidstrajecten, de snel toenemende vraag naar huisvesting voor deze doelgroep en het toenemend aantal initiatieven van deze strekking hebben de gemeente Echt-Susteren ertoe gebracht eerst een gemeentelijk beleidskader op te stellen. In de Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025 zijn, zoals aangegeven, uitgangspunten en randvoorwaarden opgenomen ten aanzien van het realiseren van tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders, die vooral gericht zijn op buitenlandse werknemers binnen de agrarische bedrijvigheid. Dit kader is te beperkt. In dit hoofdstuk is aangegeven welke beleidsstukken op provinciaal en regionaal niveau iets aangeven over dit onderwerp. Voor zover relevant en actueel zijn deze meegenomen in dit beleidskader.

Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014)

In het POL2014 is aangegeven dat Limburg nu al te maken heeft met een stevige daling van de beroepsbevolking. Naast hoogopgeleide kenniswerkers heeft Limburg in de toekomst vooral behoefte aan werkers in de zorg, techniek en land- en tuinbouw. Er wordt onderkend dat er steeds meer arbeidsmigranten tijdelijk in Limburg werken. Dit, gevoegd bij de sterke ontgroening die zich voordoet, leidt ertoe dat het binden en boeien van (onder andere) arbeidsmigranten een belangrijke uitdaging is. Hun wensen, bijvoorbeeld op het gebied van stedelijke ontmoetingsplekken en huisvesting, vragen dan ook bijzondere aandacht.

In dit kader wordt in het POL2014 een en ander aangegeven over het onderbrengen van ‘shortstay’-arbeidsmigranten op recreatieterreinen (dit omdat recreatie op recreatieterreinen een specifiek provinciaal belang is). Om, zolang de noodzaak aanwezig is, aan de vraag naar geschikte huisvesting (kwalitatief, kwantitatief en financieel) voor shortstay-arbeidsmigranten te kunnen blijven voldoen, blijft het mogelijk ‘shortstay’-arbeidsmigranten via tijdelijke juridische (gedoog)constructies op recreatieterreinen en of in recreatieverblijven te huisvesten, mits aangetoond kan worden dat geschikte huisvesting in of aan de rand van de woonkern niet voorhanden is (zie ook ‘Wijzigingsverordening Omgevingsverordening Limburg 2014)’, verderop in dit hoofdstuk). Daarnaast worden door de provincie kansen gezien voor hergebruik van (toekomstig) leegstaand vastgoed in of aan de rand van woonkernen. Het is van belang om belemmeringen die nu nog deze huisvestingsvormen verhinderen op te heffen en partijen te stimuleren passende huisvesting op daarvoor geschikte locaties te realiseren. Regionaal maatwerk is daarbij geboden.

Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014)

Aan het toestaan van de huisvesting van shortstay-arbeidsmigranten op recreatieterreinen is in de OvL2014 verder handen en voeten gegeven. Dit is gebeurd door middel van een actualisering van de OvL2014. In deze herziening is ten aanzien van de huisvesting van shortstay-arbeidsmigranten op recreatieterreinen een aantal voorwaarden gekoppeld op basis waarvan dit mogelijk wordt gemaakt. Deze luiden als volgt (citaat):

‘Het bepaalde in artikel 2.5.2 1 Is niet van toepassing op tijdelijke huisvesting van shortstay - arbeidsmigranten op recreatieverblijven voor de duur van maximaal 10 jaar, onder de voorwaarde dat:

  • a)

    er geen huisvesting mogelijk is binnen de regio in bestaande woningen in of nabij het bestaand bebouwd gebied van steden en dorpen, en

  • b)

    er geen huisvesting mogelijk is binnen overige bebouwing in of nabij het bestaand bebouwd gebied van steden en dorpen, en

  • c)

    er op het recreatieterrein geen samenloop is met verblijfsrecreatief gebruik, en

  • d)

    er duidelijke en bindende afspraken zijn gemaakt over de sanering of revitalisering van de recreatieterreinen na afloop van de tijdelijke huisvesting.

  • 2.

    De toelichting bij het ruimtelijk plan bevat een verantwoording van de wijze waarop invulling is gegeven aan het bepaalde in het eerste lid.

De provincie heeft in de toelichting op de Omgevingsverordening aangegeven dat zij een periode van 9 maanden ziet als maximum verblijfstermijn van ‘shortstay’- arbeidsmigranten. Hiermee wordt, onder strikte voorwaarden, het voorzien in tijdelijke verblijven voor shortstay-arbeidsmigranten op recreatieterreinen mogelijk gemaakt. Deze mogelijkheid is meegenomen in het voorliggende gemeentelijke beleidskader.

Beleidsnotitie Huisvesting Arbeidsmigranten 2016

Provinciale Staten hebben d.d. 31.01.2017 de ‘Beleidsnotitie Huisvesting Arbeidsmigranten 2016’ vastgesteld. Deze beleidsnotitie geeft de provinciale visie weer op de huisvesting van shortstay-arbeidsmigranten. Op hoofdlijnen komt dit beleid op het volgende neer:

  • -

    huisvesting dient te voldoen aan het Bouwbesluit, toepassing van huisvestingsnormen van de SNF is gewenst;

  • -

    met betrekking tot beheer van de locaties dienen afspraken te worden gemaakt met de exploitant;

  • -

    arbeidsmigrantenhuisvesting dient zoveel mogelijk plaats te vinden in of nabij bestaand bebouwd gebied en in steden of dorpen;

  • -

    huisvesting op recreatieterreinen is conform de Omgevingsverordening Limburg 2014 niet toegestaan, uitsluitend bij revitalisering of sanering van recreatieterreinen en indien er geen recreatiefunctie plaatsvindt;

  • -

    huisvesting in VAB is mogelijk indienen deze is gelegen in of nabij bebouwd gebied van steden en dorpen;

  • -

    het aantal te huisvesten personen bij agrarische bedrijven dient te worden afgestemd op de eigen behoefte; nieuwbouw is niet toegestaan.

  • -

    nieuwbouw buiten de reguliere woningvoorraad is uitgesloten, behalve wanneer het gaat om transformatie van bestaande bebouwing door sloop en nieuwbouw op dezelfde plek.

Met name op de twee laatstgenoemde punten is sprake van discrepantie met het beleid dat de gemeente op dit punt voorstaat.

Interpretatie beleidsnotitie door de gemeente Echt-Susteren

In de beleidsnotitie is aangegeven dat deze een handreiking vormt voor gemeenten en overige belanghebbenden. Ook is aangegeven dat deze handreiking kan worden meegenomen worden bij nieuwe initiatieven. Gelet op de gebruikte terminologie in deze beleidsnotitie kan deze niet als een ‘hard’ beleidskader worden gezien (in tegenstelling tot het bepaalde in de Omgevingsverordening Limburg 2014). De gemeente is van mening dat van de in de provinciale beleidsnotitie aangegeven uitgangspunten gemotiveerd kan worden afgeweken.

Het verschil in inzicht ten aanzien van de provinciale beleidsnotitie is met name gelegen in de nieuwbouw van huisvestingsvoorzieningen, zowel in stedelijk gebied als in buitengebied. Ook de gemeente Echt-Susteren is voorstander van hergebruik van bestaande leegstaande panden voor de huisvesting van arbeidsmigranten, maar indien de situatie zodanig is dat dit niet tot de mogelijkheden behoort is nieuwbouw onder strikte voorwaarden mogelijk na een zorgvuldige afweging. Naar verwachting zal dit onderwerp in het stedelijk gebied niet tot nauwelijks aan de orde zijn, omdat daar veel leegstaande panden zijn gelegen. Het realiseren van nieuwbouw ten behoeve van permanente huisvesting speelt met name bij agrarische bedrijven een rol. Ook hier zal het, gelet op de hoge investeringskosten, niet al te vaak voorkomen, maar toch wil de gemeente ruimte bieden aan ondernemers waarvoor de inzet van shortstay-arbeidsmigranten onmisbaar is.

Bij agrarische bedrijven spelen de volgende aspecten een rol bij shortstay-arbeidsmigranten 2 :

  • -

    in het vigerende bestemmingsplan bestaat voor agrarische bedrijven reeds de mogelijkheid tot het realiseren van tijdelijke huisvestingsvoorzieningen (units) binnen het bestaande bouwvlak, waarbij een deel van de bebouwing ook permanent van aard mag zijn. Deze voorzieningen zijn qua omvang voor een aantal bedrijven te beperkt;

  • -

    vergunningen voor tijdelijke units (in oogstperiodes) worden thans voor maximaal drie (in het nieuwe beleid vier) maanden per kalenderjaar verleend, waarna de units weer dienen te worden verwijderd, om later in het jaar weer te worden geplaatst. Dit verwijderen en opnieuw plaatsen van units is erg kostbaar en heeft ook negatieve gevolgen voor de constructie van de units;

  • -

    de kosten van opslag van de units in de periode dat deze niet aanwezig mogen zijn, zijn hoog;

  • -

    agrarische ondernemers willen liever permanente voorzieningen realiseren die dus niet hoeven te worden weggenomen na elke vergunningperiode. Landschappelijke inpassing vinden zij vanzelfsprekend. Het aantal ondernemers dat hiertoe wenst over te gaan zal, gelet op de hoge investeringskosten, beperkt zijn. De gemeente wil ook de mogelijkheid bieden om meer dan voor het eigen bedrijf noodzakelijke huisvesting te realiseren, waar andere bedrijven gebruik van kunnen maken.

De belangrijkste reden voor overheden om geen permanente voorzieningen toe te staan is gelegen in het risico dat op termijn permanente bewoning gaat plaatsvinden. Dat wil de gemeente ook te allen tijde voorkomen. Dat gebeurt niet alleen door in het ruimtelijke plan en in de omgevingsvergunning een verbodsbepaling respectievelijk voorschrift op te nemen dat permanent wonen moet uitsluiten. Aanvullend wordt (in het kader van deze beleidsnotitie) de exploitatievergunning voor huisvestingsvoorzieningen voor meer dan vier arbeidsmigranten geïntroduceerd. Deze exploitatievergunning is in 2017 in de APV verankerd. Daarmee heeft de gemeente inzicht in wie de voorziening runt, hoeveel mensen er wonen, wie verantwoordelijk is voor goede en veilige huisvesting en waar eventuele klachten uit de omgeving kunnen worden aangegeven. Indien gebruik anders dan arbeidsmigrantenhuisvesting plaatsvindt (bijvoorbeeld voor permanente bewoning) kan de vergunning worden ingetrokken.

Op deze wijze wordt volgens onze gemeente aan de groep ondernemers waarvoor de inzet van shortstay-arbeidsmigranten onontbeerlijk is, voldoende ruimte geboden om tijdelijke of permanente voorzieningen te realiseren. Daarom wil de gemeente deze mogelijkheid ook in haar beleidsnotitie opnemen.

3 Uitgangspunten voor goede huisvesting

3.1 Selectie gebieden

In de gemeente Echt-Susteren wordt grofweg onderscheid gemaakt in drie typen gebieden: het stedelijk gebied, het buitengebied en de bedrijventerreinen. Het ‘stedelijk gebied’ wordt gevormd door de gebieden binnen de bebouwde kom, zoals aangegeven op de kaart ‘Komgrenzen Echt-Susteren’, die als bijlage 3 bij deze beleidsnotitie is opgenomen. Het gebied ‘Grensmaas’ wordt (exclusief de bebouwde kommen) in het kader van deze Beleidsnotitie geschaard onder het buitengebied. Huisvesting van arbeidsmigranten kan plaatsvinden in stedelijk gebied en in het buitengebied. Huisvesting op bedrijventerreinen, inclusief bedrijfswoningen op deze bedrijventerreinen, is niet toegestaan. Het vestigen van woon/-verblijfsfuncties op bedrijventerreinen wordt sinds jaar en dag tegengegaan omdat deze functies belemmeringen voor de activiteiten van bestaande bedrijven kunnen opleveren. De huisvestingsvormen die daarbij onder voorwaarden worden toegestaan zijn beschreven in hoofdstuk 4.

3.2 Basisuitgangspunten

Voor alle gevallen waar sprake is van huisvesting van buitenlandse werknemers die tijdelijk in Nederland verblijven (‘shortstay’-arbeidsmigranten) gelden onderstaande uitgangspunten. Bij het bepalen van deze uitgangspunten is aangesloten op de ‘Norm voor huisvesting van arbeidsmigranten’ (Stichting Normering Flexwonen (SNF), zie bijlage 1). Deze norm is tot stand gekomen in samenspraak met Rijk, gemeenten, woningcorporaties, werkgevers en vakbonden en heeft tot doel om de tijdelijke huisvesting van EU-werknemers te verbeteren. Samen zijn de partijen gekomen tot een huisvestingsnorm die aansluit bij de wensen van de doelgroep en die het mogelijk maakt te controleren of werkgevers zich houden aan kwaliteitseisen. Initiatiefnemers kunnen, indien zij aan alle voorwaarden uit de huisvestingsnorm voldoen, een keurmerk aanvragen en worden opgenomen in een register (de Stichting Normering Flexwonen ziet toe op het beheer van dit register). De meest recente versie van de huisvestingsnorm van de SNF is beschikbaar gekomen op 1 september 2017. Ook de provincie vermeldt deze norm in haar Beleidsnotitie Huisvesting Arbeidsmigranten 2016 en beschouwt deze als ‘wensbeeld’.

  • 1.

    Het hoofduitgangspunt

Een belangrijk hoofduitgangspunt voor de gemeente Echt-Susteren is dat primair gebruik moet worden gemaakt van bestaande bebouwing. Een initiatiefnemer zal eerst aannemelijk moeten maken dat er geen mogelijkheden zijn in bestaande bebouwing voor het realiseren van een short stay-voorziening. Pas wanneer aannemelijk is gemaakt dat dit niet tot de mogelijkheden behoort, mag onder voorwaarden een nieuw logiesgebouw worden ontwikkeld. Een dergelijk gebouw krijgt dan een passende (planologische) bestemming die op deze functie is toegespitst. Per specifiek huisvestingstype worden in dit beleidskader aanvullende uitgangspunten gegeven (hoofdstuk 4 van dit beleidskader).

De overige uitgangspunten bij het toetsen van nieuwe voorzieningen 3 voor arbeidsmigrantenhuisvesting zijn:

  • 2a.

    het maximum aantal shortstay-arbeidsmigranten binnen een huisvestingsvoorziening in het buitengebied bedraagt 120. Bij uitbreiding van een bestaande huisvestingsvoorziening mag het totaal van de gehele huisvestingsvoorziening niet meer bedragen dan 120.

  • 2b.

    het maximum aantal shortstay-arbeidsmigranten per initiatief in het stedelijk gebied bedraagt 8 (waarbij als referentie wordt uitgegaan van 4 personen als maximale bezetting van een reguliere woning). Bij leegstaande grotere complexen kan van dit maximum worden afgeweken, mits de woon- en leefkwaliteit kan worden gegarandeerd en het parkeren op adequate wijze kan worden opgelost.

  • 3.

    de maximale verblijfsduur van ‘shortstay’-arbeidsmigranten bedraagt 9 maanden;

  • 4.

    er moet worden voldaan aan de geldende wet- en regelgeving (o.a. Bouwbesluit, milieuwetgeving en Besluit omgevingsrecht);

  • 5.

    per locatie dient op een centrale plek een handboek/informatiekaart met huis- en leefregels en bereikbare hulpdiensten in de taal van het land van herkomst beschikbaar te zijn;

  • 6.

    de oppervlakte aan leefruimte per persoon (bestaande uit slaapruimte en andere inpandige leefruimte, exclusief gangen, trappenhuizen, technische ruimten en sanitaire ruimten) dient minimaal 12 m² gebruiksoppervlakte (GO) te zijn, behalve wanneer de huisvesting wordt gerealiseerd in een hotel of pension, waar de bestaande kamermaat als oppervlakte geldt (afhankelijk van het aantal personen waarvoor deze kamer oorspronkelijk bedoeld is);

  • 7.

    er dient minimaal één toilet- en doucheruimte beschikbaar te zijn per 8 personen 4 en er dient minimaal één kookgelegenheid beschikbaar te zijn per 8 personen 5 ;

  • 8.

    de brandveiligheid dient gewaarborgd te zijn; de wijze waarop bij initiatieven getoetst wordt is aangegeven in paragraaf 3.3 ‘Brandveiligheid’;

  • 9.

    van de initiatiefnemer wordt een inspanningsverplichting gevraagd ten aanzien van de communicatie van het initiatief naar de omgeving;

  • 10.

    voor een huisvestingsvoorziening voor meer dan vier personen is een vergunning ‘huisvestingsvoorziening voor arbeidsmigranten’ noodzakelijk; hierin dienen minimaal het beheer en toezicht, de parkeervoorziening en de communicatie met klachtenregistratie geregeld te zijn. deze exploitatievergunning wordt tegelijk met de omgevingsvergunning voor het bouwen en/of afwijkend gebruik bestemmingsplan verleend;

  • 11.

    er dient een nachtregister bijgehouden te worden (op basis van artikel 4:38 Wetboek van Strafrecht) en er dient verblijfsbelasting te worden afgedragen (op basis van artikel 2 van de ‘Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting Echt-Susteren 2016’);

  • a.

    in stedelijk gebied wordt bij het gebruik van woningen door arbeidsmigranten een parkeernorm gehanteerd van 1 parkeerplaats per 2 arbeidsmigranten. Deze parkeerplaatsen dienen in principe op eigen terrein te worden gerealiseerd. In geval van huisvesting in bestaande woningen waarbij het realiseren van extra parkeerplaatsen op eigen terrein niet mogelijk is, dient de parkeerbalans in de betreffende straat en buurt inzichtelijk te worden gemaakt en dient te worden aangegeven hoe de parkeerbehoefte kan worden opgelost in openbaar gebied. Deze dient op een zodanige wijze te worden opgelost dat geen onacceptabele parkeerdruk in de buurt dan wel parkeerhinder voor derden ontstaat. Bij hergebruik van bestaande gebouwen, anders dan reguliere woningen, dient per locatie/initiatief hieromtrent een afweging te worden gemaakt.

  • b.

    In het buitengebied wordt het benodigde aantal parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd en wordt dit aantal afgestemd op de omvang van de huisvestingsvoorziening, op het type werkzaamheden dat verricht wordt en het autobezit van de beoogde bewoners. In de regel zijn bij percelen in het buitengebied ruimere mogelijkheden om eigen parkeervoorzieningen te realiseren.

Deze twaalf punten worden samen het ‘Basisvoorwaardenpakket’ (BVP) genoemd. Afhankelijk van het huisvestingstype (hoofdstuk 4) komen daar aanvullende voorwaarden bij.

3.3 Brandveiligheid

Conform het bepaalde in sub 8. van paragraaf 3.2 dient de brandveiligheid te zijn gewaarborgd. Bij de toetsing aan de brandveiligheidseisen wordt onderscheid gemaakt in nieuwbouw en bestaande bouw. Daarbij wordt aangesloten bij de gebruiksfuncties die in het Bouwbesluit 2012 zijn vastgelegd: de woonfunctie (al of niet als kamergewijze verhuur) of de logiesfunctie.

Nieuwbouw

Nieuwbouw wordt altijd beschouwd als een logiesfunctie, ongeacht de ligging van het bouwwerk en het aantal personen dat uiteindelijk van het bouwwerk gebruik zal maken. Daarbij worden de volgende vier situaties onderscheiden met bijbehorende gebruiksfunctie uit het Bouwbesluit (Bb):

Nieuwbouw

 

Logiesfunctie 1-10 personen

Gebruiksfunctie Bb : logiesfunctie wel/niet in een logiesgebouw*

Brandveilig gebruik: geen meldings- of vergunningplicht

Logiesfunctie > 10 personen

Gebruiksfunctie Bb : logiesfunctie niet in een logiesgebouw*

Brandveilig gebruik: vergunningplicht cf. art. 2.2 Bor

*niet in logiesgebouw: dit houdt in dat er geen gemeenschappelijke verkeersruimten aanwezig zijn

Bestaande bouw

Bij bestaande bouw wordt onderscheid gemaakt in een woongebouw of een overige functie.

Bestaande bouw-woongebouw

 

Woonfunctie 1-4 personen

Gebruiksfunctie Bb : woonfunctie

Brandveilig gebruik: geen meldings- of vergunningplicht

Woonfunctie 5-10 personen

Gebruiksfunctie Bb : woonfunctie ( kamergewijze verhuur)

Brandveilig gebruik: meldingplicht cf. par. 1.5 Bb

Woonfunctie > 10 personen

Gebruiksfunctie Bb : woonfunctie ( kamergewijze verhuur)

Brandveilig gebruik: vergunningplicht cf. art. 2.2 Bor

* bn = bedrijfsmatig aanbieden van nachtverblijf

Bestaande bouw-overig

 

Logiesfunctie 1-10 personen

wel/niet in logiesgebouw

Gebruiksfunctie Bb : logiesfunctie wel/niet in een logiesgebouw

Brandveilig gebruik: geen meldings- of vergunningplicht

Logiesfunctie > 10 personen

wel/niet in logiesgebouw

Gebruiksfunctie Bb : logiesfunctie wel/niet in een logiesgebouw

Brandveilig gebruik: vergunningplicht cf. art. 2.2 Bor

4 Huisvestingtypen

In dit hoofdstuk is aangegeven binnen welke huisvestingstypen het accommoderen van ‘shortstay’-arbeidsmigranten mogelijk of niet mogelijk is, waarbij geldt dat voor elk van deze typen specifieke voorwaarden gelden. Deze zijn in dit hoofdstuk uitgewerkt. De behandelde huisvestingstypen zijn beschreven per deelgebied. Hierbij is, zoals aangegeven, realisering van huisvesting voor arbeidsmigranten op bedrijventerreinen uitgesloten.

  • 1.

    Stedelijk gebied (paragraaf 4.1):

    • a.

      reguliere woningen (bestaande voorraad);

    • b.

      andere leegstaande gebouwen en complexen;

    • c.

      nieuwe logiesgebouwen.

  • 2.

    Buitengebied (paragraaf 4.2):

    • a.

      reguliere woningen (bestaande voorraad);

    • b.

      Voormalige (Niet-) Agrarische Bedrijfsbebouwing (VNAB);

    • c.

      Tijdelijke of nieuwe logiesgebouwen.

In het vervolg van dit hoofdstuk zijn deze huisvestingstypen uitgewerkt per deelgebied en is daarnaast aangegeven welke planologische regeling daarbij moet worden toegepast. Voor de volledigheid wordt hier nogmaals aangegeven dat te allen tijde dient te worden voldaan aan de voorwaarden voor goede huisvesting zoals benoemd in hoofdstuk 3 van dit beleidskader (het Basisvoorwaardenpakket (hierna afgekort: BVP).

4.1 Stedelijk gebied

a. Reguliere woningen (bestaande voorraad)

Het is conform het huidige bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’ niet mogelijk ‘shortstay’-arbeidsmigranten te huisvesten in reguliere woningen. In dit bestemmingsplan is een woning gedefinieerd als “een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden”. Het begrip ‘huishouden’ is vervolgens gedefinieerd als “een persoon of een groep samenlevende personen waar sprake is van onderlinge verbondenheid en waar sprake is van continuïteit in samenstelling, waar bedrijfsmatige kamerverhuur niet onder wordt begrepen.” Indien sprake is van één huishouden van arbeidsmigranten (één persoon of een gezin) volgens de definitie in het bestemmingsplan is sprake van reguliere bewoning. Bij het geval van huisvesting van één persoon in de woning mag geen sprake zijn van kamerverhuur. Binnen het plangebied van het bestemmingsplan ‘Stedelijk gebied’ is bewoning van een woning door meerdere personen zonder onderlinge verbondenheid en/of zonder continuïteit of in de vorm van kamerverhuur dus niet rechtstreeks mogelijk.

Voorwaarden

Het is daarom van belang in dit kader te bezien wie in de woning gaat wonen: een huishouden bestaande uit één persoon of meerdere personen die een verbondenheid met elkaar hebben (een gezin) of een groep personen die geen relatie met elkaar heeft. In het eerste geval is dit rechtstreeks toegestaan en in het tweede geval niet. In dat gevel dient een ruimtelijke procedure gevolgd te worden voor (tijdelijk) afwijkend gebruik ten behoeve van arbeidsmigrantenhuisvesting. Het college zal per aanvraag beoordelen of huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten mogelijk is. Hierbij gelden, aanvullend op het BVP, de volgende twee voorwaarden:

  • -

    het aantal personen dat in één woning gaat wonen mag maximaal vier bedragen;

  • -

    maximaal 10% van de panden in een straat mag worden benut voor ‘shortstay’-arbeidsmigratenhuisvesting;

  • -

    de minimale onderlinge afstand tussen twee huisvestingsvoorzieningen bedraagt vier panden.

Planologische regeling/procedure

Indien huisvesting van arbeidsmigranten gewenst is dient voor tijdelijke situaties een procedure omgevingsvergunning (‘kruimelgeval’) ex artikel 4, sub 11 van Bijlage II van het Bor (Besluit omgevingsrecht) te worden doorlopen waarmee kan worden afgeweken van het planologisch geregelde gebruik van woningen. Indien sprake is van een permanente voorziening in bestaande bebouwing kan dit eveneens via een ‘kruimelgeval’ maar dan ex artikel 4, sub 9 van Bijlage II van het Bor. Mocht sprake zijn van uitbreiding van bestaande bebouwing dan dient een bestemmingsplanprocedure (ex artikel 3.8 Wro) dan wel een procedure projectafwijkingsbesluit (ex artikel 2.1, eerste lid onder c./artikel 2.12 eerste lid onder a. onder 3e Wabo) te worden gevolgd.

b. Andere leegstaande gebouwen en complexen

Bestaande complexen zoals kloosters, zorgcomplexen, asielzoekerscentra, scholen, hotels of daarmee vergelijkbare bebouwing kunnen gebruikt worden als logiesgebouw voor huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten. Het maximum aantal te huisvesten arbeidsmigranten zal afhankelijk zijn van de locatie en dient per aanvraag te worden afgewogen. Daarbij kunnen het type omgeving, de impact op de omgeving, het parkeren en andere initiatieven voor arbeidsmigrantenhuisvesting in de directe omgeving een rol spelen. Dit aspect is ter beoordeling aan het college.

Voorwaarden

Voor dit huisvestingstype gelden, naast het BVP, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a.

    er mogen uitsluitend onzelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd;

  • b.

    uitbreiding van bestaande gebouwen is, afhankelijk van de ligging en de in de Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025 aangegeven gebiedsspecifieke uitgangspunten dienaangaande, toegestaan mits dit leidt tot een integrale kwaliteitsverbetering; indien daarbij extra eisen uit het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM) van toepassing zijn geldt dit onverkort voor het betreffende initiatief;

  • c.

    de onder b. bedoelde uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor de realisering van sport- of sociale (algemene) verblijfsruimten die niet op een andere wijze in het gebouw te realiseren zijn.

Planologische regeling/procedure

Indien alleen wijziging van het gebruik plaatsvindt, dient een procedure omgevingsvergunning (‘kruimelgeval’) ex artikel 4, sub 9 (permanent) of 11 (tijdelijk) van Bijlage II van het Bor (Besluit omgevingsrecht) te worden doorlopen waarmee kan worden afgeweken van het planologisch geregelde gebruik van bestaande gebouwen. Indien uitbreiding van gebouwen plaatsvindt, dient een bestemmingsplanprocedure (ex artikel 3.8 Wro) dan wel een procedure projectafwijkingsbesluit (ex artikel 2.1, eerste lid onder c./artikel 2.12 eerste lid onder a. onder 3e Wabo) te worden gevolgd.

c. Nieuwe logiesgebouwen

De gemeente Echt-Susteren kiest primair nadrukkelijk voor het gebruik maken van bestaande bebouwing. Zoals aangegeven zal een initiatiefnemer eerst aannemelijk moeten maken dat er geen mogelijkheden zijn voor het realiseren van huisvesting voor shortstay-arbeidsmigranten in leegstaande gebouwen en complexen. Het maximum aantal te huisvesten arbeidsmigranten zal afhankelijk zijn van de locatie en dient per aanvraag te worden afgewogen. Daarbij kunnen het type omgeving, het parkeren en andere initiatieven voor arbeidsmigrantenhuisvesting in de directe omgeving een rol spelen. Dit aspect is ter beoordeling aan het college.

Voorwaarden

Indien dit aannemelijk is gemaakt mag onder voorwaarden een nieuw logiesgebouw worden ontwikkeld. Hierbij gelden, aanvullend aan het BVP, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a.

    er mogen uitsluitend onzelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd;

  • b.

    er dient te worden getoetst/voldaan aan de gebiedsspecifieke randvoorwaarden voor nieuwbouwontwikkelingen zoals opgenomen in de Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025; indien daarbij het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM) van toepassing is geldt dit onverkort voor het betreffende initiatief.

  • c.

    het (de) nieuw(e) logiesgebouw(en) wordt(en) gezien als woningcontingent(en) en het plan dient derhalve te passen binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;

parkeren op eigen terrein is bij nieuwe initiatieven een harde voorwaarde.

Planologische regeling/procedure

Er dient een bestemmingsplanprocedure (ex artikel 3.8 Wro) dan wel een procedure projectafwijkingsbesluit (ex artikel 2.1, eerste lid onder c./artikel 2.12 eerste lid onder a. onder 3e Wabo) te worden doorlopen.

4.2 Buitengebied

a. Reguliere woningen (bestaande voorraad)

Het is conform de huidige bestemmingsplannen ‘Buitengebied’ en ‘Grensmaas’ (die samen het in dit beleidskader genoemde ‘buitengebied’ vormen) rechtstreeks mogelijk ‘shortstay’-arbeidsmigranten te huisvesten in reguliere woningen. In dit bestemmingsplan is een woning gedefinieerd als “een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden”. Het begrip ‘huishouden’ is vervolgens gedefinieerd als “een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen, zoals keuken, sanitaire ruimten en de entree.” Binnen de bepalingen van het plan ‘Buitengebied’ is huisvesting van één of meerdere arbeidsmigranten in reguliere woningen derhalve rechtstreeks mogelijk. Hierbij geldt, aanvullend op het BVP, de voorwaarde dat het aantal personen dat in de woning gaat wonen maximaal vier mag bedragen. Bij hergebruik van grote panden/woningen kan per locatie specifiek worden gekeken of huisvesting van meer dan vier personen mogelijk is.

b. Voormalige (Niet-)Agrarische Bedrijfsbebouwing (VAB/VNAB)

Vrijkomende (Niet-)Agrarische Bebouwing is voormalige (niet-)agrarische bebouwing die als gevolg van bedrijfsbeëindiging van agrarische of andere bedrijven buiten gebruik raakt, dan wel die binnen de lopende agrarische bedrijfsvoering in onbruik is geraakt. In de Structuurvisie Echt-Susteren zijn beleidsuitgangspunten over het hergebruik van VAB aangegeven; daarbij is ook aangegeven dat de uitgangspunten voor VAB ook gelden voor VNAB, niet zijnde woningen. In het merendeel van de gevallen wordt hergebruik van vrijkomende bebouwing toegejuicht, omdat dit kansen biedt voor veranderingen en nieuw economische dragers in het buitengebied. Bovendien wordt verpaupering van bebouwing tegengegaan en wordt tevens voorkomen dat in deze bebouwing illegale activiteiten worden ontplooid. Daarbij zijn in de Structuurvisie hergebruiksmogelijkheden en voorwaarden daarvoor opgenomen. Deze blijven onverkort van kracht. Huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten is een van de hergebruiksmogelijkheden.

Bij het bepalen van de hergebruiksmogelijkheden is ook de ligging van de VAB of VNAB van belang. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in hergebruik van VAB of VNAB nabij woonkernen of in bebouwingsconcentraties (dit zijn de gebieden waar overlast kan ontstaan door de ligging nabij een aanwezige concentratie van andere functies) en op grotere afstand van woonkernen. Voor de ontwikkeling van logiesvoorzieningen nabij woonkernen en in bebouwingsconcentraties geldt een ondergrens van 500 m² aan hergebruik bedrijfsgebouwen zonder GKM-bijdrage (mits goed landschappelijk ingepast). Voor ontwikkeling op grotere afstand geldt deze ondergrens ook. Hierbij zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beperkt tot functies die passen binnen landbouw, recreatie of natuur. Met name woonfuncties zijn hier gewenst. Voor de exacte mogelijkheden wordt verwezen naar pagina 48 van de Structuurvisie.

In deze categorie kunnen vier situaties worden onderscheiden:

  • 1.

    Tijdelijk verblijf in permanente wooneenheden in VAB op agrarische bedrijven (duur is afhankelijk van oogst-/werkperioden);

  • 2.

    Permanente woonheden in VAB op (voormalige) agrarische bedrijven;

  • 3.

    Tijdelijke wooneenheden op recreatieve bedrijven (NVAB);

  • 4.

    Tijdelijke/permanente wooneenheden in overige leegstaande of vrijkomende bebouwing (NVAB).

1. Tijdelijk verblijf in permanente wooneenheden in VAB op agrarische bedrijven

Hiermee wordt bedoeld tijdelijk verblijf in permanente wooneenheden in VAB, dat noodzakelijk is voor piekperiodes binnen een agrarisch bedrijf. De tijdelijkheid van het verblijf betreft perioden van een aantal maanden per jaar voor bijvoorbeeld het oogsten van gewassen. Voor de meeste werkgevers en werknemers is huisvesting op het agrarische bedrijf een aantrekkelijke oplossing; de werkgever zal zich verantwoordelijk voelen voor kwalitatief goede en veilige huisvesting en een zekere mate van toezicht op de kwaliteit van de huisvesting. Overlast als gevolg van de huisvesting van grote groepen tijdelijke arbeidskrachten op één plek (waaronder begrepen huisvesting in kernen) wordt hiermee voorkomen.

De voorwaarden zijn, met inachtneming van het BVP, als volgt:

  • a.

    de bedrijfsmatige noodzaak voor tijdelijk gebruik van wooneenheden in VAB dient inzichtelijk te worden gemaakt;

  • b.

    de wooneenheden mogen alleen worden gebruikt voor huisvesting van medewerkers van het eigen agrarisch bedrijf;

  • c.

    de wooneenheden mogen alleen worden gebruikt in de periodes waarvoor de vergunning is afgegeven (oogst-/werkperioden);

  • d.

    er mogen uitsluitend onzelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd;

  • e.

    de huisvesting dient plaats te vinden in bestaande bebouwing en binnen het agrarisch bouwblok;

  • f.

    er mogen wooneenheden worden gerealiseerd voor maximaal 120 personen;

  • g.

    toename van bouwmassa binnen het agrarisch bouwblok is ongewenst; indien dit noodzakelijk is, wordt een financiële bijdrage in het kader van het GKM (Gemeentelijk Kwaliteitsmenu) gevraagd.

Planologische regeling/procedure

Voor wijziging van het gebruik van VAB ten behoeve van het realiseren van arbeidsmigrantenhuisvesting dient een procedure omgevingsvergunning (‘kruimelgeval’) ex artikel 4, sub 9 van Bijlage II van het Bor te worden doorlopen waarmee kan worden afgeweken van het planologisch geregelde gebruik. Indien uitbreiding van de VAB plaatsvindt dient een bestemmingsplanprocedure (ex artikel 3.8 Wro) dan wel een procedure projectafwijkingsbesluit (ex artikel 2.1, eerste lid onder c./artikel 2.12 eerste lid onder a. onder 3e Wabo) te worden gevolgd.

2. Permanente wooneenheden op (voormalige) agrarische bedrijven in VAB

Bij (voormalige) agrarische bedrijven is ook het mogelijk om in VAB permanente logiesgebouwen te ontwikkelen voor permanent gebruik. In tegenstelling tot de wooneenheden voor tijdelijk gebruik mogen hier ook ‘shortstay’-arbeidsmigranten van andere bedrijven hun intrek nemen. Ook hier geldt dat, indien nieuwbouw wordt gepleegd binnen het bouwvlak (uitbreiding van VAB waarbij de bouwmassa toeneemt) het GKM van toepassing is.

Voorwaarden

De voorwaarden zijn, met inachtneming van het BVP, als volgt:

  • a.

    de bedrijfsmatige noodzaak voor permanent gebruik van de wooneenheden dient inzichtelijk te worden gemaakt;

  • b.

    de te huisvesten arbeidsmigranten kunnen zowel voor het betreffende agrarisch bedrijf werkzaam zijn of voor een ander bedrijf, met dien verstande dat minimaal 50% van de te huisvesten arbeidsmigranten werkzaam dient te zijn voor het agrarisch bedrijf waar de huisvestingsvoorziening wordt gerealiseerd; ingeval er minder of geen eigen personeel woonachtig is/zal zijn kan een huisvestingsvoorziening worden overwogen mits ter plaatse continu beheer aanwezig is in de vorm van een beheerderswoning of een andere vorm van permanent toezicht;

  • c.

    de wooneenheden mogen het gehele jaar worden gebruikt;

  • d.

    er mogen uitsluitend onzelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd;

  • e.

    de huisvesting dient plaats te vinden in bestaande bebouwing en binnen het agrarisch bouwblok, waarbij een goede landschappelijke inpassing vereist is;

  • f.

    er mogen permanente wooneenheden worden gerealiseerd voor maximaal 120 personen;

  • g.

    bij uitbreiding van de VAB binnen het agrarisch bouwblok wordt een financiële bijdrage in het kader van het GKM (Gemeentelijk Kwaliteitsmenu) gevraagd.

Planologische regeling/procedure

Voor wijziging van het gebruik binnen VAB dient een procedure omgevingsvergunning (‘kruimelgeval’) ex artikel 4, sub 9 van Bijlage II van het Bor te worden doorlopen waarmee kan worden afgeweken van het planologisch geregelde gebruik. Indien uitbreiding van bebouwing plaatsvindt dient een bestemmingsplanprocedure (ex artikel 3.8 Wro) dan wel een procedure projectafwijkingsbesluit (ex artikel 2.1, eerste lid onder c./artikel 2.12 eerste lid onder a. onder 3e Wabo) te worden gevolgd.

3. Tijdelijke wooneenheden op recreatieve bedrijven (VNAB)

De gemeente Echt-Susteren acht het in beginsel niet wenselijk huisvesting voor ‘shortstay’-arbeidsmigranten te realiseren in recreatieverblijven en op recreatieterreinen. Omdat in de actualisering van Omgevingsverordening Limburg een regeling is opgenomen voor uitsluitend tijdelijke huisvesting ‘shortstay’-arbeidsmigranten in recreatieverblijven voor de duur van maximaal 10 jaar, wordt hierop aangesloten.

Voorwaarden

De voorwaarden waaronder dit mogelijk is zijn als volgt:

  • a.

    er is geen huisvesting mogelijk binnen de regio in bestaande woningen in of nabij het bestaand bebouwd gebied van steden en dorpen, en;

  • b.

    er is geen huisvesting mogelijk binnen overige bebouwing in of nabij het bestaand bebouwd gebied van steden en dorpen, en;

  • c.

    er is het recreatieterrein geen samenloop met verblijfsrecreatief gebruik, en

  • d.

    er zijn duidelijke en bindende afspraken gemaakt met de gemeente over de sanering of revitalisering van het recreatieverblijf/recreatieterrein na afloop van de tijdelijke huisvesting.

Daarnaast stelt de gemeente de volgende aanvullende voorwaarden:

  • -

    huisvesting in caravans op wielen (met uitzondering van stacaravans), in campers en in tenten en is niet toegestaan;

  • -

    nieuwbouw ten behoeve van tijdelijke huisvesting is niet toegestaan.

Planologische regeling/procedure

Er dient een procedure omgevingsvergunning (‘kruimelgeval’) ex artikel 4, sub 11 van Bijlage II van het Bor (Besluit omgevingsrecht) te worden doorlopen waarmee (tijdelijk) kan worden afgeweken van het planologisch geregelde gebruik van recreatieverblijven. Daarbij dient een gedegen ruimtelijke motivering te worden opgesteld waarin wordt onderbouwd dat aan de bovenstaande randvoorwaarden kan worden voldaan.

4. Tijdelijke/permanente wooneenheden in overige leegstaande/vrijkomende bebouwing (VNAB).

Bestaande complexen zoals kloosters, zorgcomplexen, asielzoekerscentra, scholen, hotels of daarmee vergelijkbare bebouwing kunnen gebruikt worden als logiesgebouw voor huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten. Het maximum aantal te huisvesten arbeidsmigranten zal afhankelijk zijn van de locatie en dient per aanvraag te worden afgewogen. Daarbij kunnen het type omgeving, het parkeren en andere initiatieven voor arbeidsmigrantenhuisvesting in de directe omgeving een rol spelen. Dit aspect is ter beoordeling aan het college.

Voorwaarden

Voor dit huisvestingstype gelden, naast het BVP, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a.

    er mogen uitsluitend onzelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd;

  • b.

    uitbreiding van bestaande gebouwen is, afhankelijk van de ligging en de in de Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025 aangegeven gebiedsspecifieke uitgangspunten dienaangaande, toegestaan mits dit leidt tot een integrale kwaliteitsverbetering; indien daarbij extra eisen uit het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM) van toepassing zijn geldt dit onverkort voor het betreffende initiatief;

  • c.

    de onder b. bedoelde uitbreiding dient noodzakelijk te zijn voor de realisering van sport- of sociale (algemene) verblijfsruimten die niet op een andere wijze in het gebouw te realiseren zijn.

Planologische regeling/procedure

Indien alleen wijziging van het gebruik plaatsvindt, dient een procedure omgevingsvergunning (‘kruimelgeval’) ex artikel 4, sub 9 (permanent) of 11 (tijdelijk) van Bijlage II van het Bor (Besluit omgevingsrecht) te worden doorlopen waarmee kan worden afgeweken van het planologisch geregelde gebruik van bestaande gebouwen. Indien uitbreiding van gebouwen plaatsvindt, dient een bestemmingsplanprocedure (ex artikel 3.8 Wro) dan wel een procedure projectafwijkingsbesluit (ex artikel 2.1, eerste lid onder c./artikel 2.12 eerste lid onder a. onder 3e Wabo) te worden gevolgd.

c. Tijdelijke of nieuwe logiesgebouwen

Bij het realiseren van tijdelijke of nieuwe logiesgebouwen (nieuwbouw) kan onderscheid worden gemaakt in drie vormen:

  • 1.

    Tijdelijke of permanente voorzieningen op agrarische bedrijven voor tijdelijk gebruik buiten VAB;

  • 2.

    Nieuwe logiesgebouwen op agrarische bedrijven voor permanent gebruik;

  • 3.

    Nieuwe logiesgebouwen elders in het buitengebied.

1. Tijdelijke of permanente voorzieningen op agrarische bedrijven voor tijdelijk gebruik buiten VAB

Hiermee wordt bedoeld tijdelijk gebruik van tijdelijke of permanente wooneenheden dat noodzakelijk is voor piekperiodes binnen een agrarisch bedrijf. Het betreft periodes van een aantal maanden per jaar voor bijvoorbeeld het oogsten van gewassen. Voor de meeste werkgevers en werknemers is huisvesting op het agrarische bedrijf een aantrekkelijke oplossing; de werkgever zal zich verantwoordelijk voelen voor kwalitatief goede en veilige huisvesting en een zekere mate van toezicht op de kwaliteit van de huisvesting. Overlast als gevolg van de huisvesting van grote groepen tijdelijke arbeidskrachten op één plek (waaronder begrepen huisvesting in kernen) wordt hiermee voorkomen.

Huidige regeling

Volgens de huidige regeling in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ mogen hiertoe alleen tijdelijke wooneenheden binnen het agrarisch bouwblok worden geplaatst onder de voorwaarde dat deze op een zorgvuldige wijze worden ingepast in het landschap. Er mag daarbij voor maximaal 20 personen ook een permanente huisvestingsvoorziening worden gerealiseerd voor het tijdelijke gebruik. Voor tijdelijke huisvestingsvoorzieningen die dit maximum van 20 personen te boven gaan mogen uitsluitend tijdelijke voorzieningen worden gerealiseerd. Om verrommeling van het landschap te voorkomen en permanente bewoning tegen te gaan moeten de tijdelijke woonvoorzieningen buiten de piekperiode verwijderd worden.

Nieuwe regeling

Uit een consultatieronde met agrarische ondernemers is gebleken dat het na afloop van de vergunningstermijn afbouwen/afbreken en opslaan van de tijdelijke voorzieningen een kostbare aangelegenheid is. Daarnaast is het niet bevorderlijk voor de kwaliteit van de voorzieningen (bijvoorbeeld units) als deze vaker worden opgebouwd en afgebroken. Bovendien is er vaak onduidelijkheid over de tijdelijkheid van de voorzieningen wanneer sprake is van overlappende vergunningperiodes bij verschillende oogstperiodes.

Het accent moet meer komen te liggen op de kwaliteit van de te realiseren voorzieningen en met name op een goede landschappelijke inpassing, waarbij de voorzieningen, indien gewenst, permanent kunnen blijven staan. Deze dienen wel binnen het bestaande bouwblok te worden gerealiseerd. De ‘tijdelijkheid’ van deze voorzieningen refereert dan met name aan het gebruik ervan, dat blijft gekoppeld aan de geldigheidsduur van de vergunning. Alleen tijdens deze periodes mag gebruik worden gemaakt van de voorzieningen. De ‘tijdelijke wooneenheden’ kunnen derhalve ook worden uitgevoerd als ‘permanente wooneenheden voor tijdelijk gebruik’.

Met deze regeling wordt tegemoet gekomen aan de wensen van de ondernemers. Zij hoeven hiermee geen periodiek terugkerende opbouw-, afbreek- en opslagkosten te betalen, hetgeen de economische positie van de bedrijven versterkt. Wel wordt kritisch gekeken naar deze ontwikkelingen, met name met het oog op beperken van nieuwe bebouwing in het landelijk gebied en een goede landschappelijke inpassing.

De voorwaarden zijn, met inachtneming van het BVP, als volgt:

  • a.

    de bedrijfsmatige noodzaak tot het plaatsen van (tijdelijke) wooneenheden dient inzichtelijk te worden gemaakt;

  • b.

    de wooneenheden mogen alleen worden gebruikt voor huisvesting van medewerkers van het eigen agrarisch bedrijf;

  • c.

    de wooneenheden dienen binnen het agrarisch bouwblok te worden geplaatst;

  • d.

    de wooneenheden dienen landschappelijk te worden ingepast;

  • e.

    bij realisering van permanente voorzieningen voor meer dan 20 personen wordt voor het surplus een financiële bijdrage in het kader van het GKM (Gemeentelijk Kwaliteitsmenu) gevraagd, die qua grootte afhankelijk is van de netto-toename van het bebouwd oppervlak;

  • f.

    er mogen al dan niet tijdelijke wooneenheden voor maximaal 120 personen worden geplaatst per agrarisch bedrijf (bij tijdelijke wooneenheden geldt dit aantal steeds per jaar);

  • g.

    er mogen geen caravans op wielen of campers worden gebruikt als tijdelijke woonunit.

Planologische regeling/procedure

Voor wijziging van het gebruik ten behoeve van het realiseren van arbeidsmigrantenhuisvesting dient een procedure omgevingsvergunning (‘kruimelgeval’) ex artikel 4, sub 9 van Bijlage II van het Bor te worden doorlopen waarmee kan worden afgeweken van het planologisch geregelde gebruik. Indien bij het realiseren van permanente voorzieningen toename van bebouwing plaatsvindt voor huisvesting van meer dan 20 personen, dient een bestemmingsplanprocedure (ex artikel 3.8 Wro) dan wel een procedure projectafwijkingsbesluit (ex artikel 2.1, eerste lid onder c./artikel 2.12 eerste lid onder a. onder 3e Wabo) te worden gevolgd.

2. Nieuwe logiesgebouwen op agrarische bedrijven voor permanent gebruik buiten VAB

Dit huisvestingstype doelt op nieuwbouw ten behoeve van permanente huisvesting van ‘shortstay’-arbeidsmigranten op agrarische bedrijven.

Voorwaarden

Voor dit huisvestingstype gelden, naast het BVP, de volgende aanvullende voorwaarden:

  • a.

    de te huisvesten arbeidsmigranten kunnen zowel voor het betreffende agrarisch bedrijf werkzaam zijn of voor een ander bedrijf, met dien verstande dat minimaal 50% van de te huisvesten arbeidsmigranten werkzaam dient te zijn voor het agrarisch bedrijf waar de huisvestingsvoorziening wordt gerealiseerd; ingeval er minder of geen eigen personeel woonachtig is/zal zijn kan een huisvestingsvoorziening worden overwogen mits ter plaatse continu beheer aanwezig is in de vorm van een beheerderswoning of een andere vorm van permanent toezicht;

  • b.

    het aantal te huisvesten personen moet worden afgestemd op de omvang en ligging van het agrarisch bedrijf, de bereikbaarheid en de parkeervoorzieningen, maar mag niet meer bedragen dan 120;

  • c.

    er mogen uitsluitend onzelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd;

  • d.

    er dient aantoonbaar sprake te zijn van een nevenactiviteit bij het agrarisch bedrijf;

  • e.

    het logiesgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;

  • f.

    het logiesgebouw dient landschappelijk te worden ingepast;

  • g.

    bij sloop van bestaande bebouwing binnen het bestaande bouwvlak is nieuwbouw mogelijk conform de gebiedsspecifieke randvoorwaarden zoals opgenomen in de Structuurvisie Echt-Susteren 2012-2025; indien daarbij extra eisen uit het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM), zoals een financiële bijdrage, van toepassing zijn geldt dit onverkort voor het betreffende initiatief.

Planologische regeling/procedure

Voor wijziging van het gebruik ten behoeve van het realiseren van arbeidsmigrantenhuisvesting dient een procedure omgevingsvergunning (‘kruimelgeval’) ex artikel 4, sub 9 van Bijlage II van het Bor te worden doorlopen waarmee kan worden afgeweken van het planologisch geregelde gebruik. Bij vergroting van het bouwvlak dient een bestemmingsplanprocedure (ex artikel 3.8 Wro) dan wel een procedure projectafwijkingsbesluit (ex artikel 2.1, eerste lid onder c./artikel 2.12 eerste lid onder a. onder 3e Wabo) te worden doorlopen.

3. Nieuwe logiesgebouwen elders in het buitengebied

Het realiseren van nieuwe logiesgebouwen elders in het buitengebied, zoals op bestaande recreatieve bedrijven, wordt niet toegestaan.

5 Begrippen

Agrarische nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomen verwervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel.

BRP (Basisregistratie Personen):

in de BRP staan persoonsgegevens van alle inwoners van Nederland. Indien een persoon langer dan 4 maanden in Nederland komt wonen, dient hij/zij zich te laten inschrijven in de BRP bij de desbetreffende gemeente.

EER (Europese Economische Ruimte):

Bij de Europese Economische Ruimte (EER) horen 31 landen. Dit zijn alle landen van de Europese Unie, Liechtenstein, Noorwegen en IJsland.

Gebruiksoppervlak (GO):

de bruikbare vloeroppervlakte, geschikt voor het beoogde gebruik (vastgelegd in NEN 2580).

Kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, voor zover deze geheel of ten dele blijvend zijn in- of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf.

Legale buitenlandse werknemers:

werknemers die hun hoofdverblijf elders dan in Nederland hebben en die in het bezit zijn van een EU-paspoort of een tewerkstellingsvergunning (TWV, voor personen buiten de EU of de EER).

Logiesgebouw:

gebouw of gedeelte van een gebouw, waar meer dan één logiesverblijf is gevestigd.

Logiesverblijf:

voor een enkel persoon of afzonderlijke groep personen bestemd gedeelte van een logiesfunctie.

Shortstay -arbeidsmigranten:

legale buitenlandse werknemers van bedrijven, die tijdelijk (maximaal 9 maanden) in Nederland verblijven.

VAB/VNAB Voormalige (Niet-) Agrarische Bedrijfsbebouwing:

een (niet-)agrarisch bouwblok waarop in het verleden een (niet-)agrarisch bedrijf werd uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.

Ondertekening

Vastgesteld door burgemeester en wethouders van de

gemeente Echt-Susteren d.d. 19 maart 2019

Bijlage 1 Norm voor huisvesting arbeidsmigranten

Norm voor huisvesting van arbeidsmigranten (ofwel de norm voor het reguliere SNF-register)

Deze norm voor huisvesting van arbeidsmigranten bestaat uit 4 onderdelen:

  • A.

    De normenset, bestaande uit 6 onderdelen plus een aantal aanbevelingen

  • B.

    Beschrijving van de controlesystematiek

  • C.

    Beslisboom

  • D.

    Inschrijving, schorsing en uitschrijving uit het SNF-register

  • E.

    Aanvullende informatie over advies- en informatieplicht gebruiksbesluit

Het voldoen aan deze norm leidt tot inschrijving in het ‘reguliere SNF-register’. Voor inschrijving in het SNF-inhuur-register gelden andere normen. Kijk hiervoor op www.normeringflexwonen.nl.

  • A.

    Normenset

    • 1.

      Ruimte en Privacy

 

Norm

Kwalificatie

Opmerkingen

1.1

Uit de administratie van de gegadigde blijkt een actueel overzicht van alle huisvestingslocaties met daarbij vermeld het aantal bewoners. Dit actueel overzicht huisvestingslocaties en personen

per locatie is beschikbaar voor inspecteur op locatie

Major

 

1.2

Toegestane verblijfsvormen:

a.  reguliere woning

b.  hotel/pension

c.  wooneenheden in gebouwencomplex

d.  woonunits

e.  huisvesting op recreatieterrein

Major

 

1.3

Bewoners hebben minimaal 10m2 gebruiksoppervlak (GBO) per persoon

Bewoners van een reguliere woning (a.) en woonheden (c.) hebben minimaal 12m2 gebruiksoppervlak (GBO) Dit geldt ook voor woonunits (d.) wanneer er sprake is van een bestemming “wonen”

 

 

 

Major

 

Als methodiek voor het bepalen van GBO wordt de meest

actuele ‘meetinstructie gebruiksoppervlakte woningen’ van de NVM, VBO, VNG en Waarderingskamer gebruikten daarvan de bepaling ‘gebruiksoppervlakte wonen’. https://www.waarderingskamer.nl/hulpmiddelen- gemeenten/meetinstructies-gebruiksoppervlakte-inhoud/

 

De meting moet daadwerkelijk op de locatie worden uitgevoerd maar kan zonder gekalibreerde apparatuur worden uitgevoerd.

 

1.4

Bij alle woonvormen hebben bewoners in hun slaapvertrek per persoon minimaal 3,5 m2 ter beschikking.

Tijdelijk (termijn wordt nog bepaald) geldt dat voor bestaande huisvesting in woonvorm e, huisvesting op recreatieterrein geldt dat bewoners in hun slaapvertrek per persoon minimaal 2,7 m2 ter beschikking hebben en de slaapruimte als deze minder dan 3,5m2 per persoon is, maximaal voor 2 personen gebruikt mag worden.

 

Voor alle woonvormen geldt dat voor elke bewoner in het slaapvertrek een bed beschikbaar is van tenminste 80*200cm en kledingkast van tenminste 0,36m3 plus een stoel. Indien de kledingkast niet in het slaapvertrek staat, dient deze afsluitbaar te zijn.

Major

De oppervlakte van het slaapvertrek, het bed en de kast kunnen worden gemeten met niet-gekalibreerde apparatuur.

1.5

Tijdens de controle wordt gecontroleerd of de daadwerkelijke bezetting klopt met wat er uit de administratie blijkt

Major

 

  • 2.

    Sanitair, Veiligheid en Hygiëne

 

Norm

Kwalificatie

Opmerkingen

2.1

Er is minimaal 1 toilet per 8 personen

Major

Als er meer dan het minimale aantal toiletten of douches, zijn, dienen ook deze aan de eisen t.a.v. (brand)veiligheid en hygiëne te voldoen.

2.2

Er is minimaal 1 douche per 8 personen

Major

Als er meer dan het minimale aantal toiletten of douches, zijn, dienen ook deze aan de eisen t.a.v. (brand)veiligheid en hygiëne te voldoen.

2.3.1.1

 

 

2.3.1.2

 

 

2.3.1.3

Er is geen sprake van zichtbare overbelasting van het elektriciteitsnet (controle op o.a op dubbelstekkers en kookplaatjes)

 

De verlichting en elektriciteitsvoorziening in natte ruimten

•     is spatwaterdicht

•     is geschikt voor gebruik in natte ruimtes.

Er is geen sprake van omstandigheden die tot gevaar of verwondingen kunnen leiden

 

Minor of major

Inspecteur bepaalt of er sprake is van een minor of een major tekortkoming.

Veiligheid dient gewaarborgd te zijn voor alle ruimtes van de woonlocatie.

.

 

 

 

 

2.3.2.1

2.3.2.2

 

 

2.3.2.3

 

Hygiëne in en om de woonlocatie veroorzaakt geen gevaar voor de volksgezondheid.

Er is een deugdelijke en aantoonbaar onderhouden mechanische

installatie of natuurlijke ventilatie, dit in combinatie met voldoende

beluchting.

Er is geen sprake van schimmelvorming in de badkamers, keukens

en/of andere ruimtes.

Minor of major

Inspecteur bepaalt of er sprake is van een minor of een major tekortkoming.

Hygiëne dient gewaarborgd te zijn voor alle ruimtes van de woonlocatie.

 

2.4

CV, gaskachel en geiser dienen tweejaarlijks aantoonbaar gecontroleerd te zijn.

Major

Dit dient aangetoond te worden met de sticker op het apparaat en/of het keuringsrapport.

Indien de inspecteur twijfelt aan de betrouwbaarheid van de sticker kan hij aanvullend bewijsmateriaal (onderhoudscontract, factuur, keuringsrapport) opvragen.

Op het moment dat de wetgever dat verplicht stelt mogen alleen erkende bedrijven met gekwalificeerd persoon cv-ketels , kachels en geisers onderhouden.

2.5

Op locaties met bestemming ‘wonen’ heeft elke verblijfsruimte

minimaal 0,5 m2 daglichtoppervlakte.

Op locaties met bestemming ‘logies’ heeft elke verblijfsruimte

directe daglichttoetreding.

Minor

De oppervlakte kan gemeten worden met niet-gekalibreerde meetapparatuur.

  • 3.

    Voorzieningen

 

Norm

Kwalificatie

Opmerkingen

3.1

Koelkast(en), 30 liter koel-/vriesruimte per persoon

Minor

Als er meer dan het minimale aantal liters koel-/vriesruimte is, dienen ook deze aan de eisen t.a.v. (brand)veiligheid en hygiëne

te voldoen.

3.2.1

Kookplaat/platen, minimaal 4 pitten.

Specifieke norm bij grotere aantallen bewoners: Bij meer dan 8 personen 1 pit per 2 personen Bij meer dan 30 personen minimaal 16 pitten.

 

Major / Minor

Indien kookgelegenheid ontbreekt bij de woonvormen a, c, d en e is er sprake van een major tekortkoming.

Indien kookgelegenheid ontbreekt bij de woonvorm b (hotel/pension) is er sprake van een minor tekortkoming.

Als er meer dan het minimale aantal pitten zijn, dienen ook deze aan de eisen t.a.v. (brand)veiligheid en hygiëne te voldoen.

3.2.2

Kookplaat/platen in studio’s voor maximaal 2 bewoners dienen

minimaal 2 pitten plus een magnetron of oven aanwezig te zijn.

Major

Dit geldt in die gevallen waar bewoners geen toegang hebben tot andere kookgelegenheid dan de kookgelegenheid voor henzelf en de eventuele medebewoner van de studio.

Deze dienen aan de eisen t.a.v. (brand)veiligheid en hygiëne te voldoen.

  • 4.

    Informatievoorziening en overige eisen

 

Norm

Kwalificatie

Opmerkingen

4.1

Informatiekaart opgesteld in de landstaal bevat ten minste telefoonnummers van:

•     beheerder / contactpersoon verhuurder

•     regiopolitie

•     brandweer

•     112 (in levensbedreigende situaties)

•     verkorte huis- en leefregels in landstaal van de bewoners

•     ontruimingsplan en noodprocedure

Major

Ontruimingsplan en noodprocedure is van toepassing bij alle typen toegestane verblijfsvormen. Niet alleen bij de verblijfsvormen a, c en d.

Indien een locatie huisvestingsvorm b (hotel/pension) betreft, is een plattegrond in en/of bij de informatiekaart verplicht

De tijdelijke bewoner(s) moet op een centrale plek in de locatie begrijpelijk worden geïnformeerd over het handelen ten tijde van nood.

 

 

 

 

4.2

Informatiekaart opgehangen op centrale plaats in woonlocatie

Major

 

4.3

Als de inspecteur gesloten slaapkamers aantreft dient hij/zij een herinspectie van de locatie te gelasten

Major

De inspecteur moet zich een goed beeld kunnen vormen over de volledige huisvestingslocatie.

  • 5.

    Brandveiligheid

    5.1. Maatregelen in de woning

 

Norm

Kwalificatie

Opmerkingen

5.1.1

Brandblusser

  • De brandblusser(s) worden jaarlijks gekeurd door een REOB- erkend bedrijf en de keuring is op het moment van inspectie nog

  • Er is 6 liter blusmiddel aanwezig

  • Er is een brandblusser van minimaal 2 liter / 2 kilogram binnen 5 meter van iedere plaats waar gekookt wordt en op plaatsen met open vuur (direct onder handbereik, dus niet buiten).

  • Er staat een instructie voor gebruik op elke brandblusser

Major

De REOB-erkenning wordt gecontroleerd via de website van REOB. De geldigheid van de keuring dient aangetoond te worden met de sticker op het apparaat en/of het keuringsrapport.

Als er een door een REOB-erkend bedrijf goedgekeurde brandhaspel aanwezig is, kan mogelijk volstaan worden met een 2-liter-schuimblusser binnen 5 meter van iedere plaats waar gekookt wordt en op plaatsen met open vuur (direct onder handbereik, dus niet buiten). E.e.a. afhankelijk van het bereik en de bereikbaarheid van de haspel. Dit is ter beoordeling aan de

inspecteur.

 

 

5.1.2

Er is een blusdeken bij iedere kookgelegenheid

Major

 

5.1.3

Er zijn werkende rook- en CO-melders op voorgeschreven plaats gemonteerd.

Gecombineerde CO- en rookmelders zijn niet toegestaan.

 

 

 

Major

Gecontroleerd wordt:

  • Het signaal

  • De aanwezigheid van (back-up)batterij

  • Houdbaarheidsdatum (indien expliciet een productiedatum en houdbaarheidsdatum zijn vermeld op de rook- of CO-melder)

5.2. Bindende informatie- en aanbevelingsplicht

De inspectie-instelling informeert de gecontroleerde onderneming over de verplichtingen die gelden met betrekking tot het Bouwbesluit 2012 en attendeert de onderneming er op de huisvesting te realiseren conform dit besluit, voor zover dit nog niet is gebeurd. De inspectie-instelling informeert de onderneming over de mogelijkheid om met de gemeente een Bed-voor-Bed regeling af te spreken. Bij de informatie en attendering zal de inspectie-instelling het overzicht in onderdeel E van deze norm hanteren.

5.3. Melding aan gemeente

In de situatie dat er sprake is van een ernstige brandonveilige situatie dient de inspectie-instelling een melding te doen over deze locatie bij Stichting Normering Flexwonen, alsmede de onderneming te manen zo spoedig mogelijk de brandonveilige situatie ongedaan te maken.

6. Goed werkgeverschap

 

Norm

Kwalificatie

Opmerkingen

6.1

Om goed werkgeverschap te verzekeren geldt voor uitzendondernemingen als voorwaarde dat zij staan ingeschreven in het register van gecertificeerde ondernemingen van SNA

 

Uitzendondernemingen die te werk stellen in de sector waar de cao vlees van toepassing is dienen te beschikken over het SNA- keurmerk.

 

Om goed werkgeverschap te verzekeren geldt voor agrarische ondernemingen die eigen werknemers huisvesten, dat zij bij het secretariaat de ‘eigen verklaring naleving cao’ moeten indienen en jaarlijks een accountantsverklaring volgens het voorgeschreven format waaruit blijkt dat de van toepassing zijnde cao wordt

nageleefd.

Major

Het KvK nummer van de onderneming is leidend bij de controle. door de inspectie-instelling. De onderneming dient op de dag van inspectie in het register van gecertificeerde ondernemingen van SNA te zijn opgenomen.

 

 

 

Het secretariaat controleert bij registratie en continuering de aanwezigheid van de eigen verklaring en de accountantsverklaring. De inspecteur beoordeelt tijdens de inspectie of de stukken door de onderneming daadwerkelijk aan het secretariaat zijn toegestuurd..

 

Aanbevelingen

Ondernemingen krijgen bovenop de geldende normen een set aanbevelingen waarbij de onderneming vrij is hier invulling aan te geven. Deze aanbeveling betreffen de volgende onderwerpen:

  • -

    Het opstellen van een rook-, drink- en drugsbeleid

  • -

    Het opstellen van een beleid op het gebied van orde en netheid in en rond de huisvestingslocatie

  • -

    De kookgelegenheid heeft een oven of een magnetron

  • -

    In de huisvesting wordt rekening gehouden met de privacy van de bewoners en er is een privacy reglement opgesteld

Overgangsregeling

Gewijzigde eisen in de norm die nog niet in een voorgaande versie van de norm waren opgenomen danwel wijzigingen in interpretatie of toelichting op de norm die nieuw in het harmonisatiedocument zijn beschreven, dienen één maand na publicatie van de betreffende versie van de norm of harmonisatiedocument te zijn doorgevoerd en worden dan ook in alle controles die vanaf één maand na publicatie plaatsvinden gehanteerd.

B. Controlesystematiek

Hieronder is de informatie over de daadwerkelijke controle opgenomen.

Reikwijdte

Huisvestingsondernemingen en werkgevers die tijdelijke arbeidsmigranten (willen) huisvesten kunnen in aanmerking komen voor in het reguliere SNF- register. Zie het reglement registratie voor de formulering van de eisen aan ondernemingen die geregistreerd willen worden.

Inspectie-instellingen

Het voldoen aan het SNF-schema wordt beoordeeld door een geaccrediteerde inspectie-instellingen (door de Raad voor Accreditatie wordt de term conformiteitsbeoordelingsinstantie, CBI, gehanteerd) die geaccrediteerd is op basis van de vigerende ISO17020-richtlijn door de Raad voor Accreditatie. De inspectie-instelling moet een overeenkomst hebben met Stichting Normering Flexwonen voor de uitvoering van de controles op het SNF-schema (de norm voor huisvesting van arbeidsmigranten en aanvullende documenten genoemd in het Handboek Normen).

Periodieke controle

Iedere onderneming die in het register vermeld staat moet, om ingeschreven te blijven, periodiek een nieuwe inspectie te laten uitvoeren.

Steekproef

Er wordt door de inspecteur een steekproef getrokken uit de huisvestingslijst die wordt overlegd en gecontroleerd bij de administratieve controle (norm 1.1). Ondernemingen die naast eigen huisvesting ook huisvesting inhuren moeten alle locaties, dus eigen en ingehuurde locaties, opnemen in de huisvestingslijst. De steekproef wordt getrokken uit alle locaties.

De bepaling van de steekproef is de verantwoordelijkheid van de inspecteur. Hij dient zich op basis van de steekproef een goed beeld te kunnen vormen van de kwaliteit van de huisvesting. Voor het bepalen van de steekproef kunnen de volgende uitgangspunten worden gehanteerd:

  • -

    Er moeten altijd ‘nieuwe’ locaties in de steekproef voorkomen vergeleken met de locaties die in de vorige jaren zijn bezocht (mits er nieuwe locaties beschikbaar zijn)

  • -

    Er moet een goede verdeling over de diverse huisvestingsvormen zijn (woningen, vakantieparken, pension).

  • -

    Die goede verdeling impliceert dat als er maar één groot vakantiepark is, waar bv 25% van de bedden op zit, dit tijdens de periodieke controle toch opnieuw geïnspecteerd wordt.

Afhankelijk van het aantal locaties dat uit de administratie blijkt, wordt de grootte van de steekproef bepaald. Hierbij wordt de volgende staffel gehanteerd:

  • -

    1-5 locaties: 2 locaties, tenzij er maar één locatie is.

  • -

    6-10 locaties: 30%

  • -

    11-20 locaties 25%, met een minimum van 3

  • -

    21-50 locaties: 20%, met een minimum van 5

  • -

    51-100 locaties: 10 locaties

  • -

    > 100 locaties: 15%

Controle per woonvorm

Controle locaties in verhouding tot huisvestingsvorm

Een huisvestingsvorm kan bestaan uit één of meerdere te controleren eenheden.

  • -

    reguliere woning: één eenheid

  • -

    hotel/pension: ten minste tien procent van de kamers met een minimum van 4 kamers

  • -

    wooneenheden in gebouwencomplex: ten minste tien procent van de eenheden met een minimum van 4 eenheden

  • -

    chalets/woonunits: ten minste tien procent van de chalets/woonunits met een minimum van 4 chalets/woonunits

  • -

    huisvesting op recreatieterrein: ten minste tien procent van de chalets/woonunits met een minimum van 4 chalets/woonunits

Planning De onderneming wordt 24 uur van te voren ingelicht over welke locaties uit de steekproef zijn gekomen en zodoende worden gecontroleerd

Kwalificatie van de normen

Binnen de normen wordt een onderscheid gemaakt tussen major tekortkomingen, minor tekortkomingen en aanbevelingen.

  • -

    Major tekortkomingen dienen binnen de vastgestelde periode te zijn opgelost en het aantal major tekortkomingen bepaalt of er een herinspectie moet plaatsvinden.

  • -

    Minor tekortkomingen moeten eveneens binnen de vastgestelde periode zijn opgelost. Een minor tekortkoming die bij een volgende inspectie wederom blijkt, wordt bij die inspectie aangemerkt als een major tekortkoming.

  • -

    Ondernemingen kunnen daarnaast aanbevelingen krijgen, maar zijn vrij hier invulling aan te geven.

Spoedcontroles

Bij twijfels over de locaties van een geregistreerde onderneming heeft Stichting Normering Flexwonen de mogelijkheid spoedcontroles te laten uitvoeren. Gemeentes, inspectie SZW, brandweer en andere overheidsinstanties kunnen in het geval van gegronde vermoedens Stichting Normering Flexwonen vragen een spoedcontrole uit te laten voeren.

  • C.

    Beslisboom

Binnen drie weken na de controle zal de inspectie-instelling een concept rapportage naar de gecontroleerde onderneming opsturen. Deze kan hier bij de inspectie-instelling tegen reclameren. Deze reclamatie wordt door de inspectie-instelling meegenomen in de definitieve rapportage en het bijbehorende advies dat zij drie weken later (na zes weken) stuurt naar Stichting Normering Flexwonen.

De inspectie-instelling zal binnen zes weken na de controle een rapportage opleveren bij Stichting Normering Flexwonen. In deze rapportage heeft de inspectie-instelling het oordeel over de tekortkomingen en de eisen aan de wijze waarop herstel van de tekortkoming(en) wordt aangetoond opgenomen. Er is ook in vastgelegd of er sprake is van een herinspectie of dat de zaken schriftelijk afgedaan worden. Zie de onderstaande tabel:

 

Schriftelijkaantonenherstel

Herinspectie

1-2 locaties,

steekproef 1-2

Indien oplossen van majors goed schriftelijk te verifiëren is. Bij enige twijfel herkeuring 1 .

Indien oplossen van majors niet goed schriftelijk te verifiëren is

3-5 locaties,

steekproef 2

Max 1 major, mits goed schriftelijk te verifiëren.

Meer dan 1 major 2 .

6-8 locaties,

steekproef 2

Max 1 major, mits goed schriftelijk te verifiëren.

Meer dan 1 major.

9-10 locaties,

steekproef 3

Max 1 major, mits goed schriftelijk te verifiëren.

Meer dan 1 major.

11-13 locaties,

steekproef 3 locaties

Max 1 major, mits goed schriftelijk te verifiëren.

Meer dan 1 major.

14-20 locaties,

steekproef 4 locaties

Max 1 major, mits goed schriftelijk te verifiëren.

Meer dan 1 major.

21-23 locaties,

steekproef 4 locaties

Max 1 major, mits goed schriftelijk te verifiëren.

Meer dan 1 major.

24-48 locaties,

steekproef 5-9

Max 1 locatie met major(s)

Meer dan 1 locatie met major(s)

49-50 locaties,

steekproef 10

Max 2 locaties met major(s)

Meer dan 2 locaties met major(s)

51- 99 locaties,

steekproef 10 locaties

Max 2 locaties met major(s)

Meer dan 2 locaties met major(s)

100 – 199 locaties,

steekproef 15 %

Max 3 locaties met majors

Meer dan 3 locaties met major(s)

200 – 299 locaties

steekproef 15%

Max 4 locaties met majors

Meer dan 4 locaties met major(s)

300 – 399 locaties

steekproef 15%

Max 6 locaties met majors

Meer dan 6 locaties met major(s)

Meer dan 400 locaties

Steekproef 15%

Max 7 locaties met majors

Meer dan 7 locaties met major(s)

Beschrijving sancties

Schriftelijk aantonen herstel:

De onderneming dient aan de inspectie-instelling te bevestigen dat herstel heeft plaatsgevonden (deze bevestiging in voorkomende gevallen aantoonbaar maken middels foto- of filmmateriaal, facturen, Skype of anderszins). Door de onderneming dient duidelijk gemaakt te worden dat herstel, daar waar van toepassing, op alle locaties heeft plaatsgevonden en niet alleen op de locaties die uit de steekproef naar voren zijn gekomen en fysiek zijn geïnspecteerd. De rapportage van de inspectie-instelling aan Stichting Normering Flexwonen inzake genomen maatregelen en het wel/niet voldoen aan de normen, dient binnen 6 weken ontvangst van de rapportage van de reguliere inspectie door Stichting Normering Flexwonen te zijn ontvangen.

Indien geen bevestiging wordt ontvangen, danwel dat de bevestiging onvoldoende waarborgen in zich draagt dat herstel heeft plaatsgevonden, dient alsnog herinspectie uitgevoerd te worden.

Herinspectie

Indien een herinspectie wordt gesanctioneerd dan wordt 50% van dezelfde locaties opnieuw geïnspecteerd en 50% nieuwe locaties (en bij een oneven aantal te controleren locaties wordt er één zelfde locatie meer geïnspecteerd dan nieuwe) Het aantal zal gelijk zijn aan het oorspronkelijk aantal gecontroleerde locaties. Op basis van deze herinspectie zal er wederom een keuringsrapport worden overlegd aan Stichting Normering Flexwonen door de inspectie- instelling. Het definitieve inspectierapport dient binnen 6 weken na ontvangst van de rapportage van de reguliere inspectie, waarin de herinspectie werd opgelegd door de onderneming door Stichting Normering Flexwonen te zijn ontvangen

D. Inschrijving, schorsing en uitschrijving uit het SNF-register

Indien er geen tekortkomingen of alleen minor tekortkomingen worden geconstateerd kan de Stichting Normering Flexwonen, mits ook aan de andere eisen zoals geformuleerd in het reglement registratie is voldaan, de onderneming opnemen in het register of de inschrijving in het register continueren. Dit geldt ook voor de situatie dat de major tekortkomingen zijn opgelost.

In de situatie dat er na de herinspectie weer tot een nieuwe tweede herinspectie wordt gesanctioneerd dan wordt de gecontroleerde onderneming door SNF tijdelijk geschorst uit het register. Dit wordt ook zichtbaar gemaakt in het register. Ook als herstel schriftelijk aangetoond mag worden maar de stukken worden niet of niet tijdig ontvangen of worden als onvoldoende beschouwd, wordt de onderneming geschorst uit het register.

Bij een schorsing krijgt de onderneming de mogelijkheid zich nog eenmaal te laten inspecteren. Hierbij wordt een volledig nieuwe steekproef getrokken. Als de onderneming ook bij deze keuring niet aan de eisen voldoet dan wordt de onderneming uitgeschreven uit het register. Zie ook reglement registratie.

Dit normonderdeel D bevat de eisen die gelden voor inschrijving het Register van de Stichting Normering Flexwonen. Dit normonderdeel is niet van toepassing bij de accreditatie van de inspectie-instellingen.

E. Aanvullende informatie over advies- en informatieplicht vigerende Bouwbesluit

De eigenaar / verhuurder is in sommige situaties wettelijk verplicht een gebruiksmelding bij de gemeente te doen over het gebruik van de woning die hij of zij ter beschikking stelt voor kamergewijze verhuur en of een hotelfunctie, dan wel over een omgevingsvergunning voor brandveilig gebruiken beschikt. Dit kan

o.a. zijn ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten.

In geval van een woonfunctie voor kamergewijze verhuur bij 5 of meer wooneenheden is een gebruiksmelding verplicht. Het Bouwbesluit 2012 stelt ook extra brandveiligheidseisen aan kamergewijze bewoning van een woonfunctie. Er is sprake van kamergewijze verhuur, indien er binnen een woning (zelfstandige woning met eigen toegang en wezenlijke voorzieningen), vijf of meer wooneenheden (één ruimte of stelsel van ruimten in gebruik door kamerbewoner) in gebruik zijn. Wooneenheden delen doorgaans één of meer wezenlijke voorzieningen (douche, toilet en keuken) met andere wooneenheden. In een dergelijk geval zijn rookmelders (zie artikel 6.21 lid 2 en 3 Bouwbesluit 2012) verplicht in elke verblijfsruimte en elke besloten ruimte tot aan de uitgang.

De inspectie-instelling zal bij de gecontroleerde onderneming nagaan of deze gebruiksmelding is gedaan of de omgevingsvergunning brandveilig gebruiken is afgegeven. Op basis van het resultaat zal de controleur de onderneming informeren. Het volgende schema is daarbij leidend voor de controleur.

Informatieplicht & aanbeveling

De inspectie-instelling stelt vast welke van de volgende situaties aan de orde is op een gecontroleerde locatie.

# woon- eenheden

Verblijfsvorm

Verplichte Gebruiksmelding

Verplichte

Omgevingsvergunning voor brandveilig gebruik (gebruiksvergunning)

≤ 5 woon- eenheden

a,c & d (indien in gebruik voor de bestemming wonen)

Nee

Nee

> 5 woon- eenheden

a, c & d (indien in gebruik voor de

bestemming wonen)

Ja

Nee

Op basis van het schema informeert de inspectie-instelling de onderneming over de gebruiksmelding en / of omgevingsvergunning brandveilig gebruiken en deze wettelijke verplichting. Deze informatieplicht behelst in ieder geval:

De inspectie-instelling zal de onderneming schriftelijk aanbevelen (a.) de gebruiksmelding alsnog bij de gemeente te doen of omgevingsvergunning brandveilig gebruik bij de gemeente aan te vragen en (b.) zich bij de gemeente te melden voor de mogelijkheid van een Bed-voor-Bed regeling. Op de website van het Expertisecentrum Flexwonen (www.flexwonenarbeidsmigranten.nl ) voor Arbeidsmigranten is meer informatie te vinden over de Bed-voor-Bed regeling.

Bijlage 2 Stroomschema initiatieven

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Komgrenzen Echt-Susteren

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

In artikel 2.5.2  is een verbod opgenomen voor het vaststellen van een ruimtelijk plan dat voorziet in het wonen op

recreatieterreinen en/of in recreatieverblijven.

Noot
2

Deze punten komen voort uit een overlegsessie met agrarische ondernemers en de LLTB in het kader van deze

beleidsnotitie.

Noot
3

Bestaande, legale voorzieningen kunnen het gebruik op basis van de bestaande vergunning blijven voortzetten.

Noot
4

Bij minder dan 8 personen in een voorziening dient eveneens een toilet-/doucheruimte aanwezig te zijn;

Noot
5

Bij minder dan 8 personen in een voorziening dient eveneens een kookgelegenheid aanwezig te zijn.

Noot
1

Bij ondernemingen met 1 of 2 locatiesworden alle locaties geïnspecteerd. Herinspectie is niet nodigmits het oplossen van tekortkomingen heelgoed schriftelijk, met foto’s via Skype of film

aangetoond kan worden.

Noot
2

Bij ondernemingen met 3 locaties of meer is een herinspectie wel zinnig omdat er andere locaties zijn waar gecontroleerd kan worden of aan alle eisen wordt voldaan.