Verordening ter bevordering van de veiligheid van de vaart met rekreatieve bedrijfsvaartuigen

Geldend van 12-05-1988 t/m heden

Intitulé

VERORDENING TER BEVORDERING VAN DE VEILIGHEID VAN DE VAART MET REKREATIEVE BEDRIJFSVAARTUIGEN.

De raad van de gemeente Hefshuizen;

overwegende dat ingaande 1 januari 1986 de Waddenzee gemeentelijk is ingedeeld en dat thans grote delen daarvan binnen de grenzen van de gemeente Hefshuizen zijn gelegen;

dat het noodzakelijk is ter bevordering van de veiligheid van de vaart met rekreatieve bedrijfsvaartuigen en de daarop aanwezige personen op de openbare wateren binnen de gemeente Hefshuizen regels te stellen met betrekking tot de deugdelijkheid van het schip, de inrichting en de uitrusting daarvan;

gelet op artikel 168 van de gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende 

VERORDENING TER BEVORDERING VAN DE VEILIGHEID VAN DE VAART MET REKREATIEVE BEDRIJFSVAARTUIGEN.

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder

  • a.

    "schip": elk vaartuig, hoe genaamd en van welke aard dan ook;

  • b.

    "schipper": de gezagvoerder van een schip of degene, die deze vervangt;

  • c.

    "bemanning": zij die beroepshalve op het schip scheepswerkzaamheden verrichten;

  • d.

    "lengte": de grootste lengte van de romp, roer en boegspriet niet inbegrepen.

Artikel 2.

  • 1 In andere gevallen dan waarin de bij of krachtens de Wet Openbare Vervoermiddelen gestelde bepalingen van toepassing zijn, is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders (vaarvergunning) op een openbaar water binnen de gemeente te varen met:

    a. een schip met een lengte van 15 meter of meer, bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van een of meer personen buiten de bemanning;

    b. een schip, bestemd of gebezigd voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 12 personen buiten de bemanning.

  • 2 Het verbod in het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op overzetveren als bedoeld in de Verenwet, alsmede op de bootverbindingen tussen de vaste wal en de Waddeneilanden.

Artikel 3

  • 1. De vaarvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien het schip niet voldoet aan eisen met betrekking tot het veilig vervoer van personen, welke door burgemeester en wethouders bij een openbaar bekend te maken besluit worden vastgesteld.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen aan de in het eerste lid genoemde eisen indien de bijzondere constructie of het behoud van het oorspronkelijke scheepstype dit rechtvaardigen, mits de veiligheid van de vaart gewaarborgd blijft en in ieder geval met uitzondering van de eisen met betrekking tot reddingsvesten, noodsignalen, gecompenseerd kompas, radio-ontvanger, marifoon, lensinrichting, brandblussers, reddingsboeien, ankergerei en verbandtrommel.

  • 3. In een aan de vaarvergunning te verbinden voorschrift wordt vermeld aan welke van de in het eerste lid bedoelde eisen het schip moet voldoen.

Artikel 4.

  • 1. De vaarvergunning wordt aangevraagd door de eigenaar van het schip.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn gerechtigd om, alvorens te beslissen op een aanvraag om een vaarvergunning, het schip in verband met de in artikel 3, lid 1, bedoelde eisen te doen onderzoeken door een door hen aan te wijzen onafhankelijke instantie of deskundige.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om vaarvergunning binnen twee maanden na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is. Zij kunnen hun beslissing éénmaal voor ten hoogste twee maanden verdagen. De aanvrager van de vergunning wordt van hun besluit tot verdaging in kennis gesteld.

Artikel 5.

  • 1. De vaarvergunning wordt verleend voor een tijdvak van twee jaren, gerekend van de dag van verzending van het besluit tot verlenen van de vergunning.

  • 2. Indien de toestand of de aard van het gebruik van het schip daartoe aanleiding geeft, kan de vergunning voor een korter tijdvak dan twee jaren worden verleend.

Artikel 6.

De eigenaar van een schip waarvoor een vaarvergunning is afgegeven, draagt zorg dat de burgemeester en wethouders onverwijld in kennis worden gesteld van :

  • a.

    aan- of schadevaringen en daaruit voortvloeiende herstellingen aan het schip;

  • b.

    verbouwingen en andere ingrijpende wijzigingen van het schip;

  • c.

    overgang van eigendom van het schip.

Artikel 7.

  • 1. Met betrekking tot schepen waarvoor een vaarvergunning is afgegeven, kan in de in het vorige artikel onder a. en b. genoemde gevallen en bij vermoeden van ernstige gebreken aan het schip in opdracht van burgemeester en wethouders een onderzoek worden ingesteld door de in artikel 4, lid 2, bedoelde instantie of deskundige. De eigenaar van het schip en de schipper zijn verplicht op vordering van burgemeester en wethouders medewerking te verlenen aan dat onderzoek.

  • 2. De vaarvergunning wordt door burgemeester en wethouders in de volgende gevallen ingetrokken:

    • a.

      indien bij onderzoek blijkt, dat niet wordt voldaan aan de in de vaarvergunning vermelde eisen;

    • b.

      indien niet wordt voldaan aan de vordering tot medewerking aan het onderzoek.

  • 3. De intrekking vindt niet plaats dan nadat de eigenaar in de gelegenheid is gesteld de redenen voor de intrekking weg te nemen.

  • 4. De eigenaar en de schipper worden van de intrekking bij aangetekend schrijven op de hoogte gesteld onder vermelding van de redenen die tot de intrekking hebben geleid.

Artikel 8.

Met een door burgemeester en wethouders van deze gemeente verleende vaarvergunning wordt gelijk gesteld een vergunning afgegeven door burgemeester en wethouders van enige andere gemeente, grenzend aan het IJsselmeer, Markermeer, Randmeren, Waddenzee of de Zeeuwse wateren, op grond van de inhoudelijk gelijkluidende bepalingen als in of krachtens deze verordening vastgesteld.

Artikel 9.

De ingevolge deze verordening afgegeven vergunning of ontheffing moet aan boord van het schip aanwezig zijn en dient op eerste vordering van de opsporingsambtenaar getoond te worden.

Artikel 10.

Overtreding van de in artikel 2 genoemde verbodsbepalingen, niet-nakoming van een in de artikelen 6, 7, 9, 11 opgenomen verplichtingen en niet-naleving van een of meer aan een vergunning of ontheffing verbonden voorschriften wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 11.

  • 1. De tot opsporing bevoegde ambtenaren hebben te allen tijde toegang tot alle schepen en terreinen waar schepen aanwezig zijn, voor zover de betreding redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 2. Zij zijn bevoegd inzage te vorderen en afschrift te nemen van de vergunning of de ontheffing. Zij zijn tevens bevoegd afgifte te vorderen van vervallen of ingetrokken vergunningen en ontheffingen.

  • 3. De eigenaar en de schipper zijn verplicht de tot opsporingsbevoegde ambtenaren op hun verlangen alle medewerking te verlenen en alle inlichtingen te verstrekken die zij redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak behoeven.

Artikel 12.

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Rekreatieve Bedrijfsvaartuigen van de gemeente Hefshuizen".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Hefshuizen,
gehouden op 11 mei 1988.
De raad voornoemd,
, voorzitter.
, secretaris.