Algemene regelen met betrekking tot de vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van reizen in het belang van de dienst

Geldend van 01-01-1997 t/m heden

Intitulé

Algemene regelen met betrekking tot de vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van reizen in het belang van de dienst

burgemeester en wethouders van de gemeente Eersel;overwegende dat op 1 januari 1997 de gemeenten Eersel en Vessem ca. zijn opgeheven en samengevoegd tot de nieuwe gemeente Eersel;dat deze voormalige gemeenten algemene regelen hadden gesteld met betrekking tot de vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van reizen in het belang van de dienst;dat het in het kader van de harmonisatie van de arbeidsvoorwaarden noodzakelijk is met ingang van 1 januari 1997 nieuwe regelen te stellen met betrekking tot de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor de medewerkers van de gemeente Eersel;dat het overleg in de commissie voor Bijzonder georganiseerd overleg (BGO) op 6 oktober 1997 tot overeenstemming heeft geleid over de vaststelling van een nieuwe regeling inzake de vergoeding van reis- en verblijfkosten;gezien het voorstel van de afdeling Personeel, Organisatie en Informatie d.d. 20 oktober 1997; gelet op artikel 15:1:22, lid 2 van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR)/ Uitwer­kingsovereenkomst (UWO);besluiten:vast te stellen de navolgende regeling :"Algemene regelen met betrekking tot de vergoeding van reis- en verblijfkosten ter zake van reizen in het belang van de dienst"

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    betrokkene:1. degene die op basis van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR)/ Uitwerkingsovereenkomst (UWO) in dienst van de gemeente Eersel is aangesteld;2. hij, die op verzoek of met goedvinden van het hoofd van dienst zich ten behoeve van de gemeente Eersel met enige dienstverrichting belast.

  • b.

    standplaats: de gemeente of het met name bekende afzonderlijk liggend deel van de gemeente, waar de plaats van tewerkstelling van de betrokkene is gelegen;

  • c.

    plaats van tewerkstelling: het gebouw, gebouwencomplex of terrein waar of van waaruit de betrokkene naar het oordeel van het hoofd van dienst ge­woonlijk zijn werkzaamheden verricht;

  • d.

    dienstreis: een naar het oordeel van het hoofd van dienst noodzakelijke verplaatsing van een betrokkene tot het verrichten van dienst buiten de plaats van tewerkstel­ling, alsmede het hiermee verband houdende verblijf buiten deze plaats.

Artikel 2 Begin en einde van de dienstreis

  • 1. Voor de vergoeding van reis- en verblijfkosten geldt dat de plaats van tewerkstelling het beginpunt en het eindpunt is van de dienstreis.

     

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de woning van betrokkene of een andere plaats als beginpunt respectievelijk eindpunt van de dienstreis worden aangemerkt, tenzij op de heenreis onderscheidenlijk de terugreis de plaats van tewerkstelling wordt bezocht.

Artikel 3 Vergoeding wegens reiskosten openbaar vervoer

  • 1. Wegens reiskosten per openbaar vervoer worden vergoed de kosten van het openbaar vervoer die in verband met de dienstreis blijkens overgelegde bewijsstukken zijn gemaakt.

  • 2. De betrokkene die tijdens een dienstreis gebruik maakt van vervoer per trein, is gerechtigd om voor rekening van de gemeente in de eerste klasse te reizen.

Artikel 4 Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer niet mogelijk of niet doelma­tig is

Indien de dienstreis naar het oordeel van het hoofd van dienst niet of niet op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden ondernomen, kan het hoofd van dienst aan de betrokkene toestemming verlenen voor de dienstreis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig of bromfiets, in welk geval hem een vergoeding wordt verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/ 1993).

Artikel 5 Eigen motorvoertuig of bromfiets indien openbaar vervoer wel doelmatig is

Indien de dienstreis op doelmatige wijze per openbaar vervoer kan worden ondernomen, kan het hoofd van dienst in bijzondere gevallen de betrokkene toestemming geven voor de dienst­reis gebruik te maken van een eigen motorvoertuig of bromfiets, in welk geval aan de betrok­kene een vergoeding wordt verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/ 1993).

Artikel 6 Fiets

Indien voor de dienstreis gebruik gemaakt wordt van een eigen fiets wordt hiervoor een vergoeding verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/ 1993).

Artikel 7 Taxi

Indien naar het oordeel van het hoofd van dienst het dienstbelang ermee is gebaat dat tijdens een dienstreis naast openbaar vervoer tevens gebruik wordt gemaakt van een taxi, worden de aan dat taxigebruik verbonden kosten volledig vergoed.

Artikel 8 Vergoeding wegens verblijfkosten

  • 1. De in verband met een dienstreis noodzakelijk gemaakte kosten voor maaltijden en logies en voor kleine uitgaven overdag en 's avonds worden vergoed overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/1993).

  • 2. Geen aanspraak op vergoeding wegens verblijfkosten bestaat voor een dienstreis korter dan vier uur en voor een dienstreis binnen de standplaats voor zover de reisbestemming op minder dan 1 kilometer van de plaats van tewerkstelling ligt.

  • 3. Aan de betrokkene die tijdens de dienstreis overnachting van gemeentewege ontvangt en daardoor betaling verschuldigd is, wordt een vergoeding verleend overeenkomstig de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/1993). In geval van de verstrekking van overheidswege geen gebruik is gemaakt, bestaat geen aanspraak op vergoeding.

  • 4. Geen aanspraak op vergoeding voor maaltijden bestaat indien tijdens een dienstreis de gelegenheid bestaat al dan niet tegen betaling maaltijden van overheidswege te ontvangen, tenzij de betrokkene aannemelijk maakt dat hij daarvan geen gebruik heeft kunnen maken.

  • 5. Indien veelvuldig dienstreizen moeten worden gemaakt, kan het hoofd van dienst een lagere vergoeding wegens verblijfkosten vaststellen dan de vergoeding die wordt vastgesteld volgens de Reisregeling binnenland (Stcrt. 56/1993).

  • 6. In dit artikel worden onder overnachting van overheidswege en maaltijden van overheids­wege verstaan: overnachting en maaltijden verstrekt vanwege of voor rekening van het Rijk, een ander Nederlands publiekrechtelijk lichaam of semi-publiekrechtelijk lichaam, een door het Rijk gesubsidieerde instelling, dan wel vanwege of voor rekening van een buiten­landse mogendheid of een internationale organisatie.

Artikel 9 Maaltijdvergoeding bij overwerk

  • 1. Indien de dagelijkse werktijd van de betrokkene op de dag waarop overwerk moet worden verricht, met tenminste twee overwerkuren wordt verlengd en het dienstbelang naar het oordeel van het hoofd van dienst dientengevolge niet toelaat, dat hij zijn maaltijd op de hiervoor bestemde tijd op de voor hem gebruikelijke plaats nuttigt, gelden de in de volgende leden vermelde regelen.

  • 2. Aan de betrokkene wordt zo mogelijk een maaltijd van overheidswege verstrekt, met dien verstande, dat indien hij hiervoor heeft moeten betalen, hem de gemaakte kosten worden vergoed tot ten hoogste het bedrag van de vergoeding berekend op de voet van het derde lid.

  • 3. Indien een voorziening als bedoeld in het tweede lid niet mogelijk is, ontvangt de betrokke­ne, die aantoonbaar een maaltijd in een daarvoor bestemde gelegenheid heeft genuttigd en betaald, een vergoeding gelijk aan de vergoeding voor een avondmaaltijd bij dienstreizen overeenkomstig artikel 8 van deze regeling.

  • 4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien en voor zover een andere regeling in vergoeding van bedoelde kosten voorziet.

  • 5. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van de in dit artikel gestelde regelen:

    • a.

      af te wijken in gevallen waarin deze regelen naar hun oordeel niet of niet naar redelijk­heid voorzien;

    • b.

      op overeenkomstige wijze toe te passen voor met overwerk vergelijkbare situaties.

Artikel 10 Reisdeclaraties

  • 1. Het declareren van de reis- en verblijfkosten geschiedt aan de hand van een gespecificeerde declaratie op het voorgeschreven formulier, onder overlegging van de vereiste bewijsstuk­ken.

  • 2. Indien het betreffende declaratieformulier niet volledig is ingevuld en ondertekend en/of de vereiste bewijsstukken ontbreken, wordt niet tot uitbetaling overgegaan en wordt het declaratieformulier aan betrokkene teruggezonden.

  • 3. Indien van derden een vergoeding wordt ontvangen of kan worden ontvangen voor de in deze regeling bedoelde kosten, wordt deze in mindering gebracht op de vergoeding waarop ingevolge deze regeling aanspraak bestaat.

  • 4. De aanspraak op een vergoeding vervalt, indien de betrokkene de declaratie niet indient binnen drie maanden na het jaar waarop de declaratie betrekking heeft.

Artikel 11 Overgangsbepaling

In afwijking van het gesteld in artikel 4 van deze regeling wordt voor de overgangsperiode van 1 januari 1997 tot 1 januari 1998 de vergoeding per afgelegde kilometer met een motorvoer­tuig, berekend overeenkomstig de hierna genoemde tabel:

a.

1 tot en met 5.000 km

:

68 cent

b.

5.001 tot en met 10.000 km

:

49 cent

c.

10.001 tot en met 20.000 km

:

37 cent

d.

20.001 en verdere kilometers

:

33 cent

 

Artikel 12 Slotbepaling

  • 1. Deze regeling kan worden aangehaald als: "Regeling reis- en verblijfkostenvergoeding gemeente Eersel".

  • 2. Deze regeling treedt in werking met ingang van 5 november 1997 en werkt terug tot en met 1 januari 1997.

  • 3. Op de in het tweede lid genoemde datum vervalt de regeling "Reis- en verblijfkostenvergoe­ding gemeente Eersel", vastgesteld door burgemeester en wethouders van Eersel en de regeling "Reis- en verblijfkostenvergoeding gemeente Vessem ca.", vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Vessem ca., met inbegrip van latere beslui­ten tot aanvulling onderscheidenlijk wijziging van deze regelen.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van Eersel van 4 november 1997BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VOORNOEMDde secretaris,                                             de burgemeester, J.M.M.H. Thomas                                       H.P.G.M. Houben-Sipman