Beleid inzake de aanpak van overlastgevende woningen

Geldend van 25-08-2005 t/m heden

Intitulé

Beleid inzake de aanpak van overlastgevende woningen

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de burgemeester op 15 juli 2005 - gelet op de artikelen 1:3, 3:42 en 4:83 van de Algemene wet bestuursrecht - het volgende beleid inzake de invoering van artikel 174a van de gemeentewet (Wet Victoria) heeft vastgesteld:

Beleid inzake de aanpak van overlastgevende woningen

Inleiding

Artikel 174a van de Gemeentewet geeft de burgemeester de bevoegdheid om een woning te sluiten indien er sprake is van verstoring van de openbare orde.

Het doel van het beleid is om de ernstige overlast in woningen aan te pakken.

In de meeste gevallen zal het gaan om overlast als gevolg van de handel in drugs.

Het gaat hier om een ingrijpende bevoegdheid, waarmee het in artikel 10 van de Grondwet neergelegde grondrecht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer kan worden beperkt.Het gedrag in de woning dient de oorzaak te zijn dat rond de woning de openbare orde wordt verstoord.

Een zekere relatie moet worden aangetoond dat de overlast rond de woning de oor­zaak vindt in gedragingen in de woning. Niet zozeer de drugshandel zelf, maar juist de aanloop, af- en aanrijdende voertuigen, toeteren, geschreeuw in de buurt rond­hangende verslaafden en dergelijke verstoren de rust.

De sluiting kan alleen dan gerechtvaardigd worden, als de overlast maatschappelijk onaanvaardbare vormen heeft aangenomen en er geen andere minder ingrijpende middelen zijn om de overlast in voldoende mate  te kunnen bestrijden.  

Er dient sprake te zijn van een zwaarwegend maatschappelijk belang om ingrijpen in het woonrecht te rechtvaardigen.Het besluit tot sluiting dient deugdelijk gemotiveerd te zijn.De motivering zal gegrond moeten zijn op bewijsstukken waaruit duidelijk en over­tuigend blijkt dat er van verstoring van de openbare orde sprake is. Als bewijsstukken kunnen dienen politierapporten en processen-verbaal.  Het toepassen van artikel 174a is een ultimum remedium.

De eigenaar/verhuurder is het aanspreekpunt voor de burgemeester.

Hij wordt op de hoogte gesteld van de problemen met betrekking tot zijn woning en wordt dringend verzocht maatregelen te nemen om verdere aantasting van het woon- en leefklimaat in de omgeving te voorkomen.

Omwonenden en gemeente hebben geen directe rechtsrelatie met de overlast­veroorzaker en kunnen dus niet veel meer doen dan vriendelijk verzoeken zich voor­taan beter te gedragen.Tussen de overlastveroorzakende huurder en de verhuurder/eigenaar bestaat wel een rechtsrelatie.De verhuurder/eigenaar kan dus wel afdwingen dat overlast achterwege blijft.Hij kan zijn huurder aanspreken om zijn gedrag dusdanig te wijzigen dat er geen sprake meer is van overlast.Indien de huurder hieraan geen gehoor geeft dan wordt van de verhuurder/eigenaar verwacht dat hij ontbinding van het huurcontract vordert, hetgeen een titel geeft tot ontruiming.

Als de verhuurder in gebreke blijft, ziet de burgemeester zich gedwongen over te gaan tot het sluiten van de woning.   

Reikwijdte artikel 174a

Artikel 174a van de Gemeentewet luidt als volgt:

  • 1.

    De burgemeester kan besluiten een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te sluiten, indien door gedragingen in de woning of het lokaal of op het erf de openbare orde rond de woning, het lokaal of het erf wordt verstoord.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde bevoegdheid komt de burgemeester eveneens toe in geval van ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde op de grond dat de rechthebbende op de woning, het lokaal of het erf eerder een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf op een zodanige wijze heeft gebruikt of doen gebruiken dat die woning, dat lokaal of dat erf op grond van het eerste lid is gesloten, en er aanwijzingen zijn dat betrokkene de woning, het lokaal of het erf ten aanzien waarvan hij rechthebbende is eveneens op een zodanige wijze zal gebruiken of doen gebruiken.

  • 3.

    De burgemeester bepaalt in het besluit de duur van de sluiting. In geval van ernstige vrees voor herhaling van de verstoring van de openbare orde kan hij besluiten de duur van de sluiting tot een door hem te bepalen tijdstip te verlengen.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van het besluit worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd.

    De eerste volzin is niet van toepassing, indien voorafgaande bekendmaking in spoedeisende gevallen niet mogelijk is.

  • 5.

    De burgemeester doet zo spoedig mogelijk een besluit als bedoeld in het eerste lid inschrijven in de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Artikel 24 van dat boek is niet van toepassing.

  • 6.

    De artikelen 5:25 t/m 5:28 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

    • -

      artikel 174a geeft een sluitingsbevoegdheid. De burgemeester is het bevoegde orgaan. De frase ‘kan besluiten’ in het eerste lid geeft aan dat het om een discretionaire bevoegdheid gaat;

    • -

      dient een woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreffen. De woning dient feitelijk in gebruik te zijn als woning. Dit brengt met zich dat ook lokaliteiten die doorgaans niet te boek staan als woning, zoals schuren, garages, bergingen, keten, woonschepen woonwagens, caravans e.d. als woning worden aangemerkt indien zij feitelijk door gebruikers als woning in gebruik zijn. Het feitelijk gebruik kan blijken uit bijvoorbeeld de aanwezigheid van een bed en sanitaire voorzieningen. De bepaling ziet tevens op andere niet voor het publiek toegankelijke lokalen. Dit begrip omvat alle ruimten waarin de aldaar gebezigde activiteiten zich in beslotenheid voltrekken. Gedacht kan worden aan schuren, garages, bergingen, maar ook aan sociëteits- en verenigingsgebouwen, voor zover de activiteiten gericht zijn op een besloten groep van personen.

      Het begrip ‘erf’ omvat alle in de buitenlucht gelegen gronden, inclusief de daarbijbehorende opstallen, die bij de woning of het lokaal behoren. Indien de overlastgevende gedraging zich uitsluitend op het erf afspeelt dient de sluiting tot het erf beperkt te worden, bijvoorbeeld door het plaatsen van hekken rondom het erf.

    • -

      moet gaan om gedragingen in de woning(lokaal/erf)waardoor de openbare orde rond de woning (lokaal/erf) wordt verstoord;

    • -

      er moet sprake zijn van daadwerkelijke verstoring van de openbare orde, van feitelijke overlast;

    • -

      de verstoring van de openbare orde moet zodanig zijn dat er sprake is van onhoudbare overlast die ernstige risico’s inhoudt voor de veiligheid en gezondheid van de personen in de omgeving van de woning. Het kan in deze gaan om allerlei vomen van overlast. In de meeste gevallen zal het hier gaan om overlast door harddrugs. Er kan ook sprake zijn van overlast door softdrugs. De enkele aanwezigheid van (hard)drugs is geen voldoende grondslag om tot sluiting over te gaan;

    • -

      het is een ultimum remedium; het subsidiariteitsbeginsel brengt met zich mee dat onderzocht moet worden of er geen andere, minder ingrijpende middelen kunnen zijn die kunnen leiden tot het beoogde doel. Allereerst dient getracht te worden om afspraken te maken met de verhuurder, die op basis van het huurrecht ontbinding en ontruiming van de woning kan vorderen. Indien de verhuurder niet wil of kan meewerken aan het beëindigen van de overlast biedt artikel 174a uitkomst.

    • -

      op grond van dit artikel kan alleen tot sluiting worden overgegaan. Het is geen bestuursdwangaanschrijving in de zin van Awb. Het is een zelfstandige bevoegdheid.

    • -

      de duur van de sluiting wordt bepaald door de ernst van de overlast en, in samenhang daarmee, de verwachting omtrent de tijd die nodig is om de loop van de klanten naar het pand eruit te halen. Een sluitingsduur van 12 maanden is redelijk. Er kunnen echter redenen zijn om hier van af te wijken. Deze periode is nodig om de loop uit het pand te krijgen en om de bekendheid van de woning als drugspand op te heffen. Mocht tegen het eind van de sluitingsperiode de verwachting bestaan dat de sluiting niet afdoende zal zijn, dan kan deze periode worden verlengd (lid 3). Belanghebbenden zullen dan in de gelegenheid worden gesteld aan te tonen dat er geen reden is om herhaling te vrezen. De eigenaar toont bijvoorbeeld aan dat de huurovereenkomst met de overlastveroorzaker is beëindigd. Indien echter gegronde vrees voor herhaling bestaat zal de sluiting op grond van het derde lid worden verlengd. Het omgekeerde kan zich eveneens voordoen. Indien gedurende de sluitingsperiode blijkt dat de rechthebbende afdoende maatregelen heeft getroffen om verdere verstoring van de openbare orde tegen te gaan, dient de sluiting tussentijds te worden opgeheven. De belanghebbende kan bij de burgemeester een gemotiveerd verzoek indienen om beperking van de duur van de sluiting;

    • -

      de belanghebbenden moeten in de gelegenheid gesteld worden hun zienswijzen te geven over het voornemen om de woning te sluiten (4:8 Awb). Onder belanghebbenden vallen in elk geval de bewoners en gebruikers van het pand. In het geval de gebruikers het pand huren, moet de eigenaar of anderszins rechthebbende worden gehoord. Van het horen kan worden afgezien als de vereiste spoed zich daartegen verzet (4:11 Awb). Eveneens behoeft er geen begunstigingstermijn (lid 4) gesteld te worden. Bij een spoedsluiting gelden dezelfde criteria als bij een 'gewone' sluiting. Het moet gaan om een drugspand waarbij geruime tijd sprake is van overlast, en waarbij de eigenaar onwillig of onmachtig is om zelf de overlast te beëindigen. De cumulatie van een 'probleempand' en een ernstig incident kan de beslissing rechtvaardigen om de woning met onmiddellijke ingang te sluiten. De spoedeisendheid kan met zich meebrengen dat in bijzondere gevallen de beschikking achteraf gemaakt wordt;

    • -

      het besluit tot sluiting geeft een titel om de woning fysiek af te sluiten. Dit kan door de toegangen dicht te spijkeren, maar ook de ramen indien nodig. De woning kan ook worden verzegeld;

    • -

      alvorens tot daadwerkelijke sluiting wordt overgegaan dienen de belanghebbenden in de gelegenheid te worden gesteld om binnen een te stellen termijn maatregelen te treffen waardoor de verstoring van de openbare orde wordt beëindigd (lid 4). Een termijn van één week (begunstigingstermijn) is niet onredelijk. Dit houdt in, dat de eigenaar/bewoner - nadat de burgemeester het besluit heeft genomen - de gelegenheid krijgt om binnen de gestelde termijn het pand te ontruimen en af te dichten om te voorkomen dat de gemeente het pand op zijn kosten ontruimt en afdicht. Gedacht kan worden aan het leeg halen van de woning, eventueel ontsmetten, voor zover nodig het afsluiten van alle leidingen, het afsluiten van deuren en ramen e.d.;

    • -

      de bevoegdheid tot sluiting omvat tevens de bevoegdheid om zich toegang te verschaffen tot elke plaats, voor zover het betreden of binnentreden nodig is voor de effectuering van de sluiting (5:27 Awb). Voordat tot binnentreden wordt overgegaan moeten de personen die zijn aangewezen om de sluiting gestand te doen, of in elk geval degene die de leiding heeft over het binnentreden, over een machtiging tot binnentreden beschikken. Deze machtiging geeft de burgemeester af op basis van artikel 5:27, tweede lid Awb. Naast het tonen van de machtiging zal de ambtenaar zich moeten legitimeren en het doel van het binnentreden aan de bewoner(s) duidelijk maken. De sluiting zal in beginsel plaatsvinden op kosten van de overtreder(s) (artikel 5:25 en 5:26 Awb).

    • -

      na de sluiting is artikel 2.4.1 APV (verbod betreden gesloten woning of lokaal) van toepassing.

    • -

      het tweede lid van artikel 174a geeft nog een extra bevoegdheid tot sluiting. Dit artikel ziet op het voorkomen van herhaling of verplaatsing van de overlast. De burgemeester heeft ook de bevoegdheid om een woning te sluiten indien er ernstige vrees bestaat dat een eenmaal voorgedane verstoring van de openbare orde zich herhaalt nadat eerdere sluiting van de woning is afgelopen of indien de gedragingen die hebben geleid tot sluiting van een woning zich verplaatsing naar elders. De bevoegdheid is gericht op gebruikers van woningen die steeds opnieuw overlast veroorzaken. In die gevallen hoeft niet telkens voor een bepaalde woning een dossier opgebouwd te worden, maar richt het dossier zich op de gebruiker van de woning.

Stappenplan.

Met inachtneming van het vorenstaande worden de volgende stappen ondernomen:

- de formele procedure vangt aan met een verzoek aan de burgemeester om tot sluiting over te gaan. Het verzoek wordt in behandeling genomen door de afdeling Juridische Zaken en Integrale Veiligheid van de dienst Algemene en Publiekszaken. De besluitvorming wordt hier voorbereid. Het betreffende verzoek wordt ingediend door de politie. Alvorens het verzoek tot sluiting wordt ingediend, is het verzoek afgestemd met het Openbaar Ministerie in verband met een mogelijke samenloop met een strafrechtelijk traject. Indien er een strafrechtelijk onderzoek gaande is, worden duidelijke afspraken gemaakt zodat de woningsluiting het strafrechtelijk traject niet doorkruist. Voorafgaand aan het verzoek tot sluiting dient de zaak te zijn behandeld door het woonoverlastteam.

Hierin wordt tevens bezien of andere middelen ingezet kunnen worden. Gedacht kan worden aan een civielrechtelijke procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. Is er sprake van een woning van één van de Eindhovense woningcorporaties dan neemt deze de zaak ter hand. Bij andere eigenaren/verhuurders zendt de burgemeester een brief met het verzoek zo spoedig mogelijk de nodige maatregelen te treffen om de oorzaken van de overlast weg te nemen. Om tot sluiting van een woning te komen moet aan de hand van objectieve maatstaven kunnen worden geoordeeld dat er sprake is van een ernstige aantasting van de openbare orde rond de woning, die zich niet met andere middelen laat weren. In de praktijk betekent dit dat door middel van een (chronologisch) opsomming van incidenten een totaal overzicht van de overlast situatie wordt gegeven. Een gedegen dossieropbouw is een noodzakelijke voorwaarde. Naast de registratie van incidenten dient het dossier ook een overzicht te bevatten van alle acties die door de gemeente, politie en eigenaren/verhuurders zijn ondernomen om te trachten de overlast in een eerder stadium te beëindigen.

Het dossier bevat in ieder geval:

  • -

    historisch overzicht van drugsoverlast binnen de betreffende afdeling in het algemeen en van de buurt en straat waarin de woning is gelegen in het bijzonder;

  • -

    en chronologisch overzicht van de overlast;

    • ·

      een overzicht van de acties die zijn ondernomen om de overlast te beëindigen;

ter ondersteuning van deze overzichten moeten de volgende stukken minimaal worden bijgevoegd:

  • -

    klachten van omwonenden; anonieme meldingen dienen meegenomen te worden. Het is een ervaringsgegeven dat bewoners uit angst voor represaillemaatregelen vaak alleen anoniem durven klagen;

  • -

    mutaties politie;

  • -

    sfeerrapportage door de politie in de vorm van een proces-verbaal van bevindingen;

  • -

    een uittreksel uit GBA (wie staat op het adres ingeschreven);

  • -

    een uittreksel uit het Kadaster (wie is eigenaar);

daarnaast kunnen aan het dossier alle relevante afschriften uit het dag- en nachtrapport, rapporten en processen-verbaal alsmede de eventuele correspondentie worden toegevoegd.

bAls het verzoek tot sluiting in behandeling wordt genomen worden de belanghebbenden door de burgemeester in een brief op de hoogte gesteld van het voornemen om over te gaan tot tijdelijke sluiting van de woning. De belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen over het verzoek de woning te sluiten (artikel 4:8 Awb). Tijdens het horen worden belanghebbende(n) gevraagd welke maatregelen zij van plan zijn te nemen om de overlast te beëindigen. Er dient een redelijke termijn te zijn gelegen tussen de uitnodiging en de

hoorzitting. In spoedeisende gevallen kan het horen van belanghebbenden

achterwege worden gelaten.

  • -

    Na het horen besluit de burgemeester of hij het verzoek honoreert. Tevens stelt hij de duur van de sluiting vast. De sluiting wordt gesteld op een termijn van 12 maanden.

  • -

    In het besluit wordt een termijn gesteld waarbij de belanghebbende de gelegenheid krijgt om zelf de overlast te doen beëindigen (artikel 174a, vierde lid). De termijn wordt gesteld op één week. Deze termijn zouden de belanghebbende(n) moeten gebruiken om zelf de nodige maatregelen te treffen om zodoende te voorkomen dat de gemeente alle sluitingskosten in rekening brengt.

  • -

    Na afloop van de "laatste kans" – periode vindt de daadwerkelijk afdichting van de woning plaats. De burgemeester zorgt ervoor dat de woning degelijk wordt afgesloten, nadat het gas, water- en elektravoorzieningen zijn afgesloten en zo nodig ontruiming en/of ontsmetting van de woning heeft plaatsgevonden. De fysieke sluiting geschiedt onder leiding van het Stadsdeelteam. Op de woning wordt duidelijk zichtbaar een bekendmaking aangebracht.

  • -

    De sluiting van de woning wordt zo spoedig mogelijk ingeschreven in het openbare register, conform artikel 3:16 van het Burgerlijk Wetboek.

Eindhoven, 15 juli 2005.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

  • A.

    Sakkers, burgemeester.

  • C.

    Langerwerf, secretaris.

Uitgegeven, 17 augustus 2005.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

ir. C.A.J.M. Langerwerf.

EN05028188.def