Verordening op speelautomaten en speelautomatenhallen 1993

Geldend van 13-06-2012 t/m heden

Intitulé

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de raad van deze gemeente in zijn vergadering van 15 maart 1993 heeft besloten:

Verordening op speelautomaten en speelautomatenhallen

 

 Hoofdstuk I - Begripsbepalingen

  Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet op de kansspelen;

  • b.

    Speelautomatenbesluit: Koninklijk Besluit van 24 november 1986, Stb. 589;

  • c.

    speelautomaat; een toestel, ingericht voor  de beoefening van een spel, dat bestaat uit een door de speler in werking gesteld mechanisch, elektrisch of elektronisch proces, waarbij het resultaat kan leiden tot de middellijke of onmiddellijke uitkering van prijzen of premies, daaronder begrepen het recht om gratis verder te spelen;

  • d.

    behendigheidsautomaat; een speelautomaat waarvan:

    • 1.

      het spelresultaat  uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of recht op gratis spellen, en

    • 2.

      het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de speelduur verlengd of het recht op gratis spellen verkregen wordt;

  • e.

    kansspelautomaat: een speelautomaat die geen behendigheidsautomaat is;

  • f.

    speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder c, van de wet;

  • g.

    ondernemer: de natuurlijke- of rechtspersoon, die de speelautomatenhal exploiteert;

  • h.

    beheerder: degene, die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in de speelautomatenhal is belast;

  • i.

    openbare weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

  • j.

    laagdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder a en b, van de wet, die door het publiek niet primair wordt bezocht voor de consumptie van alcoholhoudende drank, maar voor ander doeleinden, zoals recreatie, sport of consumptie van spijzen. Hieronder worden in ieder geval verstaan cafetaria’s, shoarmazaken, broodjeszaken, snackbars en koffieshops;

  • k

    hoogdrempelige inrichting: een inrichting als bedoeld in artikel 30c , eerste lid, onder a en b, van de wet, niet zijnde een laagdrempelige inrichting.

  • l

    centrumgebied: het gebied dat wordt begrensd door de Keizersgracht, Kerkstraat, Ten Hagestraat, Vestdijk, het 18-Septemberplein en de Emmasingel.

 Hoofdstuk II - Speelautomatenhallen

  Artikel 2

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

  • 2.

    De burgemeester kan uitsluitend vergunning verlenen voor het vestigen of exploiteren van:

  • a.

    ten hoogste twee speelautomatenhallen in het centrumgebied;

  • b.

    ten hoogste twee speelautomatenhal in het overige gebied.

Artikel 3

De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:

  • 1.

    een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond, waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld;

  • 2.

    een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken;

  • 3.

    een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;

  • 4.

    een verklaring omtrent het gedrag: -      van de ondernemer danwel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van              degene(n) die de onderneming krachtens de (eventueel bij te voegen) statuten vertegenwoordigt(en) en -      van de beheerder.

 

 Artikel  4

De burgemeester beslist binnen drie maanden na de datum, waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste drie maanden worden verdaagd.

 Artikel 5

  • 1.

    Indien de vergunningaanvraag niet voldoet aan de in artikel 3 gestelde eisen, wordt de aanvrager van de vergunning in de gelegenheid gesteld binnen twee weken, nadat hem dit is medegedeeld, de aanvraag aan te vullen of te verbeteren.

  • 2.

    Indien de vergunningaanvrager van de in het voorgaande lid bedoelde gelegenheid geen gebruik maakt, kan de burgemeester de aanvrager in zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaren.

 Artikel 6

  • 1.

    De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet overdraagbaar.

  • 2.

    In de vergunning wordt de naam van de beheerder vermeld.

  • 3.

    Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk beval betrekking op: a.    de sluitingstijden van de speelautomatenhal;

  • 4.

    het toezicht in de speelautomatenhal;

  • 5.

    het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld;

  • 6.

    de exploitatie van de hal.

 Artikel 7

  • 1.

    De vergunning wordt geweigerd, indien:

  • 2.

    het maximaal aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is          verleend;

  • 3.

    de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg                 voor het publiek toegankelijk is;

  • 4.

    de beheerder(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;

  • 5.

    de ondernemer of de beheerder(s) onder curatele staat (staan) of bewind is                ingesteld over één of meer aan hen toebehorende goederen, als bedoeld  in             Boek 1, titel 19, van het Burgerlijk Wetboek;

  • 6.

    door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de   burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter            van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt           beïnvloed;

  • 7.

    de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het                geldende bestemmingsplan, danwel een stadsvernieuwingsplan of        leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

  • 8.

    De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het vorige lid, onder c.

 Artikel 8

  • 1.

    Indien de overeenkomstig artikel 6, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder de hoedanigheid van beheerder heeft verloren, dient de ondernemer:

  • 2.

    binnen een week daarvan kennis te geven aan de burgemeester;

  • 3.

    binnen drie weken na het  verstrijken van de onder a bedoelde termijn onder overlegging van de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag, de burgemeester in kennis te stellen van de naam van de nieuwe beheerder.

  • 4.

    De overeenkomstig het eerste lid, onder b, aangemelde beheerder wordt geacht in de vergunning te zijn vermeld in de plaats van de oorspronkelijke beheerder.

  • 5.

    De vergunning vervalt, indien de ondernemer niet de in het eerste lid genoemde verplichting is nagekomen.

 Artikel 9

  • 1.

    De burgemeester kan de vergunning intrekken: a.      indien blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige  opgave is verleend;

  • 2.

    Intrekking van de vergunning geschiedt niet, spoedeisende gevallen uitgezonderd, voordat de vergunninghouder bij aangetekende brief van dit voornemen in kennis is gesteld. Daarbij wordt hem medegedeeld dat hij in de gelegenheid wordt gesteld zich in persoon of bij gemachtigde door de burgemeester of een door deze aangewezen ambtenaar te worden gehoord.

  • 2.

    indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd, dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 7, onder e;

  • 3.

    indien gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

  • 4.

    indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken.

 

Artikel 10

  • 1.

    Indien een ondernemer komt te overlijden dient, indien voortzetting van de exploitatie wordt beoogd, binnen drie maanden een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 2.

    In alle andere gevallen van wisseling van ondernemer dient binnen één maand na overname van de speelautomatenhal een nieuwe vergunning te worden aangevraagd.

  • 3.

    Zolang op een tijdig ingediende aanvrage niet is beslist is voortzetting van de exploitatie toegestaan, met inachtneming van de voorschriften en beperkingen, verbonden aan de van rechtswege vervallen vergunning.

 Artikel 11

Overtreding van artikel 2 van deze verordening en van de krachtens dit artikel gegeven voorschriften wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

 

Artikel 12

De opsporing van de in artikel 11 strafbaar gestelde feiten is, behalve aan de in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

 

Artikel 13

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt de bevoegdheid te allen tijde de speelautomatenhal, desnoods tegen de wil van de rechthebbende of gebruiker, te betreden verleend aan de ambtenaren:

  • 1.

    die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met de uitvoering van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

  • 2.

    die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

  • 3.

    die en voor zover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

 

Hoofdstuk III – Speelautomaten in horeca-inrichtingen

 

Artikel 14

  • 1.

    De burgemeester verbindt aan een vergunning, bedoeld in artikel 30b van de wet, voor het aanwezig hebben van speelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen het voorschrift, dat met ingang van 1 juli 1995 ten hoogste twee speelautomaten aanwezig mogen zijn, waarvan ten hoogste één speelautomaat een kansspelautomaat mag zijn.

  • 2.

    De burgemeester verbindt aan een vergunning, bedoeld in artikel 30b van de wet voor het aanwezig hebben van speelautomaten in een laagdrempelige inrichting het voorschrift, dat met ingang van 1 juli 1995 ten hoogste twee behendigheidsautomaten aanwezig mogen zijn en geen kansspelautomaten.

 

Artikel 15

  • 1.

    De burgemeester wijzigt de voorschriften die zijn verbonden aan een vergunning, als bedoeld in artikel 30b van de wet, voor het hebben van speelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen, die is verleend voor de datum van de inwerkingtreding van deze verordening zodanig dat na 1 juli 1995 in deze inrichting ten hoogste twee speelautomaten aanwezig mogen zijn waarvan ten hoogste één speelautomaat een kansspelautomaat mag zijn.

  • 2.

    De burgemeester wijzigt de voorschriften die zijn verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 30b van de wet, voor het hebben van speelautomaten in laagdrempelige inrichtingen, die zijn verleend voor de datum van de inwerkingtreding van deze verordening, zodanig, dat na 1 juli 1995 in deze inrichtingen ten hoogste twee behendigheidsautomaten aanwezig mogen zijn en geen kansspelautomaat.

 

Hoofdstuk IV – Slotbepaling

 

Artikel 16

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de “Verordening op speelautomaten en speelautomatenhallen 1993”.

  • 2.

    Zij treedt in werking op de dag van uitgifte van het gemeenteblad, waarin zij is opgenomen.

 

Eindhoven, 15 augustus 1994.

Burgemeester en wethouders van Eindhoven,

 

 

R. Welschen , burgemeester.

 

 

G. Kok-Mol, loco-secretaris.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Uitgegeven, 15 augustus 1994.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

G. Kok-Mol, loco-secretaris

 

 

mhe/EE04010932