Monumentenverordening 2014

Geldend van 13-02-2014 t/m heden

Intitulé

MONUMENTENVERORDENING ELBURG 2014

De raad van de gemeente Elburg,

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 3 december 2013

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 14 en 15 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

besluit gewijzigd vast te stellen de volgende:

MONUMENTENVERORDENING ELBURG 2014

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak als bedoeld onder 1;

  • b.

    beschermd gemeentelijk monument: roerend of onroerend monument (hieronder inbegrepen straten, wegen, pleinen, wateren, erfafscheidingen) dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

  • c.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn vermeld de overeenkomstig deze verordening beschermde monumenten;

  • d.

    beschermd rijksmonument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • e.

    monumentencommissie: de op basis van artikel 15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak Burgemeester en Wethouders op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;

  • f.

    beleidscommissie monumentenzorg: de commissie als bedoeld in het ‘Reglement beleidscommissie monumentenzorg gemeente Elburg’;

  • g.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument

  • h.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • i.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Elburg;

  • j.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • k.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2: Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

HOOFDSTUK 2: BESCHERMDE GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Paragraaf 1. De plaatsing op en wijziging van de gemeentelijke monumentenlijst.

Artikel 3: De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit nemen, vragen zij advies aan de beleidscommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 3. Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

Artikel 4: Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om aanwijzing aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2. De beleidscommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 3. Het college beslist binnen vijf weken na ontvangst van het laatst ingebrachte advies van de beleidscommissie, maar in ieder geval binnen dertien weken na de adviesaanvraag.

  • 4. Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn van dertien weken met ten hoogste dertien weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennis geeft binnen de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 5. Bij overschrijding van de termijn als genoemd in het derde of vierde lid wordt het college geacht niet tot aanwijzing te hebben besloten.

Artikel 5: Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan alsmede aan de aanvrager.

Artikel 6: Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van aanwijzing, soort monument en de kadastrale aanduiding.

Artikel 7: Wijziging van de aanwijzing

  • 1. Het college kan ambtshalve, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede, derde en vierde lid, alsmede artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is of indien de wijziging betreft het doorhalen van de inschrijving van een monument dat is teniet gegaan, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 8: Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede en derde lid, en artikel 4 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Paragraaf 2. Vergunningverlening voor gemeentelijke monumenten

Artikel 9: Verbodsbepaling

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

Artikel 10: Vergunningen tot wijziging of afbraak van gemeentelijke monumenten

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en materiaaltoepassing.

  • 3. Het bevoegd gezag kan bij wijziging of afbraak van een gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 4. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in artikel 9 en artikel 10, eerste lid, gelden niet voor activiteiten die betrekking hebben op gewoon onderhoud aan een gemeentelijk monument.

Artikel 11: De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 6.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegeven en bescheiden worden in drievoud ingediend.

Artikel 12: Termijnen advies

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een (gemeentelijk/rijks) monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2. De monumentencommissie adviseert het bevoegd gezag over een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en de werkzaamheden met betrekking tot beschermde monumenten met uitzondering van die aanvragen:

    • -

      waarvan het oordeel van de commissie als bekend mag worden veronderstelt dat die passen binnen de welstandscriteria.

    • -

      Om omgevingsvergunning (niet zijnde aanvragen op rijksmonumenten) waarvan het oordeel als bekend mag worden beschouwd en die passen binnen de welstandsnota, wordt geadviseerd door een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtelijke plantoester.

  • 3. Binnen dezelfde vergaderdag brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het bevoegd gezag.

  • 4. Indien het een complexe aanvraag betreft welke waarbij advisering meer tijd vergt, zal de commissie binnen vier weken adviseren.

  • 5. Bij overschrijding van de in het vierde lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht positief geadviseerd te hebben.

Artikel 13: Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14: Intrekken van de vergunning

  • 1. Een krachtens artikel 10, lid 1, verleende vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:

    • a.

      blijkt dat deze is verleend tengevolge van onjuiste of onvolledige gegevens;

    • b.

      op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist en verleend;

    • c.

      aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      de aanvrager hierom verzoekt.

  • 2. Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie Elburg.

HOOFDSTUK 3. BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 15: Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen dezelfde vergaderdag.

  • 3. Indien het een complexe aanvraag betreft waarbij advisering meer tijd vergt, zal de commissie binnen vier weken, na de datum van verzending van het afschrift als bedoeld in het eerste lid, adviseren.

  • 4. Het bevoegd gezag zendt tevens een afschrift van de ontvankelijke aanvraag aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed voor die aanvragen als genoemd in artikel 6.4 van het Besluit omgevingsrecht.

  • 5. Het bevoegd gezag doet in alle andere gevallen als genoemd in het derde lid, melding van de beschikking aan de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.

  • 6. Bij overschrijding van de in het vierde lid genoemde termijn wordt de monumentencommissie geacht positief geadviseerd te hebben.

HOOFDSTUK 4. STRAFBEPALINGEN

Artikel 16: Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met de artikelen 9 en 10 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 17: Toezicht en opsporing

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

  • 2. De opsporing van de in artikel 23 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover dat feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 3. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzonderingen van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

HOOFDSTUK 5. SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 18: Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 25 ingetrokken Monumentenverordening Elburg 2003 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 25 ingetrokken verordening.

Artikel 19: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt direct na bekendmaking inwerking.

Artikel 20: Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Monumentenverordening Elburg 2014”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Elburg
in zijn openbare vergadering van 27 januari 2014.
de voorzitter, de griffier,
F.A. De Lange M.C. Luiting