Regeling vervallen per 31-12-2020

Verordening reinigingsrechten 2020

Geldend van 20-12-2019 t/m 30-12-2020

Intitulé

Verordening reinigingsrechten 2020

De raad van de gemeente Elburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2019;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet;

besluit: vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en invordering van reinigingsrechten 2020

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder grof bedrijfsafval: afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam reinigingsrechten worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 3. Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 4. Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Elburg zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende kaart.

Artikel 5. Maatstaf van heffing en belastingtarief

1. De rechten worden geheven naar het aantal geregistreerde inworpen in de ondergrondse inzamelcontainers.

2. Op basis van het aantal inworpen van het voorgaande jaar wordt een voorlopige aanslag opgelegd voor het belastingjaar waarvoor deze verordening geldt.

3. Op basis van de werkelijke inworpen van 1 januari tot en met 31 december volgt een naheffing of vermindering. Met dien verstande dat belastingbedragen van minder dan € 5,00 niet worden geheven c.q. verminderd.

4. Het tarief per inworp is € 1,13 exclusief omzetbelasting en € 1,37 inclusief omzetbelasting.

Artikel 6. Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De rechten bedoeld in artikel 5 worden geheven bij wege van aanslag, met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

1. De rechten bedoeld in artikel 5 zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt wordt een aanslag opgelegd na afloop van het belastingjaar op basis van de werkelijk geregistreerde inworpen.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt op basis van werkelijk geregistreerde inworpen een aanvullende aanslag opgelegd of vermindering geformaliseerd.

Artikel 9. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid, of de termijnen die de invorderingsambtenaar vaststelt.

4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van reinigingsrechten wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Vervallen.

Artikel 12. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

3. De Verordening op de heffing en invordering van reinigingsrechten 2019’ van 17 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

4. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening reinigingsrechten 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 december 2019.

De voorzitter, ir. J.N. Rozendaal

De griffier, mr. ir. M.C. Luiting