Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening toeristenbelasting 2019

Geldend van 28-12-2018 t/m 16-07-2019

Intitulé

Verordening toeristenbelasting 2019

De raad van de gemeente Elburg;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2018;

gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

besluit:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2019.

Artikel 1. Belastbaar feit

Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 2. Belastingplicht

1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1.

2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1.

Artikel 3. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

a. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen;

b. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

c. van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd;

d. op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar.

Artikel 5. Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

b. kampeerterrein: terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en volgens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen merendeels ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

c. vaste standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de plaatsing van eenzelfde kampeermiddel gedurende een seizoen of een jaar.

d. volgtijdige standplaats: een terrein of terreingedeelte dat deel uitmaakt van een kampeerterrein en dat ter beschikking wordt gesteld voor de volgtijdige plaatsing van verschillende kampeermiddelen.

e. woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbare ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen.

f. particulier: een natuurlijk persoon die buiten de uitoefening van een bedrijf of beroep gelegenheid biedt tot verblijf.

g. particulier verhuurde woning: een woning die door een particulier ter beschikking wordt gesteld voor het houden van verblijf met overnachting tegen een vergoeding in welke vorm dan ook.

2. Voor particulier verhuurde woningen en voor kampeermiddelen op vaste of volgtijdige standplaatsen kan het aantal overnachtingen bedoeld in artikel 4 op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige forfaitair worden vastgesteld. Bij de forfaitaire vaststelling wordt het aantal overnachtingen gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten, overeenkomstig het bepaalde in het derde tot en met vijfde lid.

3. Bij de forfaitaire berekening wordt met betrekking tot het aantal personen uitgegaan op een vaste standplaats:

a. gedurende de periode 1 maart tot en met 31 oktober het aantal overnachtende personen gesteld op 2,57.

b. gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december het aantal overnachtende personen gesteld op 2,54.

4. Bij de forfaitaire berekening wordt voor het aantal malen dat wordt verbleven op vaste standplaatsen wordt per standplaats:

a. gedurende de periode 1 maart tot en met 31 oktober het aantal overnachtingen gesteld op 64;

b. gedurende de periode 1 januari tot en met 31 december het aantal overnachtingen gesteld op 74.

Artikel 6. Belastingtarief

Het tarief bedraagt per overnachting € 1,15.

Artikel 7. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Aanslaggrens

1. Op basis van de laatste aangifte (voorgaande belastingjaar) wordt een voorlopige aanslag opgelegd voor het lopende belastingjaar. Indien blijkt dat het aantal losse overnachting de 100 niet overstijgt wordt geen voorlopige aanslag opgelegd, maar wordt enkel na aangifte van het werkelijk aantal overnachtingen een definitieve aanslag opgelegd.

2. Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

Artikel 10. Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid driemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd vervalt voor het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid, of de termijnen die de invorderingsambtenaar vaststelt.

4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven voor de heffing en de invordering van de toeristenbelasting.

Artikel 13. Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 14. Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

3. De 'Verordening toeristenbelasting 2018' van 18 december 2017, wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

4. Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening toeristenbelasting 2019’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2018.

De voorzitter, ir. J.N. Rozendaal

De griffier, mr. ir. M.C. Luiting