Beleidregel bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Emmen 2016

Geldend van 01-01-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidregel bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Emmen 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen,

gelet op het bepaalde in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen en titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht,

gelet op de circulaire bestuurlijke boete van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 6 januari 2014 en de handreiking bestuurlijke boete van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken van november 2013,

overwegende dat het wenselijk is om burgers aan te zetten tot het nakomen van verplichtingen die de Wet basisregistratie personen aan hen oplegt, om fraude en andere onwenselijke gedragingen rondom die verplichtingen te voorkomen en te bestrijden,

overwegende dat het wenselijk is om de kwaliteit van de gegevens over de ingeschrevenen in de Basisregistratie personen verder te verhogen,

overwegende dat het wenselijk is om de uitvoering van het handhavingsinstrument van de bestuurlijke boete uit artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen voor de gemeente Emmen in een beleidsregel vast te leggen,

besluit vast te stellen:

Beleidsregel bestuurlijke boete Wet basisregistratie personen gemeente Emmen 2016

Artikel 1 Begripsbepalingen

a.

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen;

b.

wet: Wet basisregistratie personen;

c.

Awb: Algemene wet bestuursrecht;

d.

ingeschrevene: de ingeschrevene als bedoeld in artikel 1.1 sub e van de wet;

e.

boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de wet;

f.

overtreder: degene die verwijtbaar niet heeft voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 4.17 onder a van de wet dan wel zich schuldig heeft gemaakt aan het bepaalde in artikel 4.17 onder b van de wet of een valse aangifte heeft gedaan;

g.

gelegenheidsgever: de persoon als bedoeld in artikel 4.17 sub b van de wet;

h.

toezichthouder BRP: door het college aangewezen ambtenaren, belast met het toezicht op de naleving van de verplichtingen van de burgers in hoofdstuk 2, afdeling 1, paragraaf 5 van de wet. De toezichthouder heeft de bevoegdheden zoals genoemd in de artikelen 5:15-5:19 Awb.

Artikel 2 Opleggen boete

1.

Het college kan de boete opleggen, als er sprake is van een overtreding die genoemd is in artikel 4.17 van de wet.

2.

Bij het opleggen van de bestuurlijke boete is de gemeente gebonden aan de bepalingen in Titel 5.4 van Awb.

Artikel 3 Vastgestelde boetes voor verschillende overtredingen

1.

De boete bedraagt 325 Euro in de volgende gevallen:

a.

als het aannemelijk is, dat de aangifteverplichting opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39, 243 van de wet, bewust niet is nagekomen;

b.

als er geen brondocumenten in de zin van artikel 2.8 in samenhang met de artikelen 2.44 en 2.46 van de wet worden overgelegd;

c.

als de overtreder eerder een overtreding heeft begaan, waarvoor de boete opgelegd kan worden;

d.

als de overtreder aan te merken is als gelegenheidsgever in de zin van artikel 4.17 lid 2 van de wet;

e.

als de overtreder onjuiste aangifte heeft gedaan met valse documenten.

2.

De boete bedraagt 200 Euro in de volgende gevallen:

a.

als niet door het college aannemelijk is gemaakt dat de aangifteverplichting opgenomen in de artikelen 2.38, 2.39, 243 van de wet, bewust niet is nagekomen;

b.

als de overtreder geen informatie verstrekt, geschriften overlegt of in persoon verschijnt overeenkomstig het bepaalde in artikelen 2.44, 2.45 lid 1, 2.46, 2.47 en 2.51 van de wet;

c.

als de overtreder niet voldoet aan informatie- of zorgplicht jegens ingeschrevene of gemeente op grond van artikelen 2.40 vijfde lid, 2.45 leden 2 tot en met 5 en 2.50 van de wet.

3.

De boete bedraagt 100 Euro wanneer niet is voldaan aan de identiteitsplicht zoals genoemd in artikel 2.52 van de wet.

Artikel 4 Verwijtbaarheid

1.

Een bestuurlijke boete kan alleen opgelegd worden wanneer het de persoon verweten kan worden dat hij de overtreding heeft begaan.

2.

Het ontbreken van verwijtbaarheid wordt in beginsel niet aangenomen, in de volgende situaties waarin de overtreder:

a.

al eerder eenzelfde overtreding in de zin van artikel 4.17 Wet BRP heeft begaan;

b.

de inhoud van de correspondentie van de gemeente niet zegt te begrijpen, daaronder mede begrepen vanwege gestelde onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal;

c.

stelt niet op de hoogte zijn van de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 4.17 van de wet;

d.

niet aantoonbaar stelt reeds in een eerder stadium aan zijn verplichting te hebben voldaan;

e.

stelt langere tijd niet in staat te zijn geweest zijn belangen te behartigen, doordat hij tijdelijk niet op het adres zegt te wonen. Hieronder wordt ook begrepen tijdelijk verblijf in het buitenland, tijdelijk verblijf in instelling voor de gezondheidszorg, instelling op het gebied van kinderbescherming of penitentiaire instelling;

f.

stelt door slechte postbezorging of gebreken aan of ontbreken van een brievenbus geen post te hebben ontvangen;

g.

aangemerkt wordt als gelegenheidsgever, die een verklaring heeft getekend dat de andere persoon woont op zijn adres, terwijl vastgesteld is dat hij er niet woont;

h.

aangemerkt wordt als gelegenheidsgever in de zin van sub g van dit artikel en stelt dat de andere persoon niet langer op het adres woont, terwijl hij niet aantoont dat de andere persoon recentelijk verhuisd is naar een ander adres of vertrokken is naar het buitenland en daarvan nog niet binnen de wettelijke termijn als bedoeld in artikel 2.39 en 2.43 van de wet aangifte heeft gedaan.

Artikel 5 Onvoorziene omstandigheden en afwijkingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregel bestuurlijke boete BRP gemeente Emmen 2016”.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2016.

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders op 27 oktober 2015,

de gemeentesecretaris,

de burgemeester,

I.A.A. Oostmeijer-Oosting

C. Bijl