Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Emmen 2016

Geldend van 25-03-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Emmen 2016

Inleiding Agressieve honden en vooral honden die (ernstige) bijtincidenten veroorzaken zijn in vrijwel iedere gemeente een punt van aandacht en zorg. Dit is niet minder geworden sinds de afschaffing van het pitbullverbod (RAD: Regeling Agressieve Dieren) in 2009, waarna de aanpak van gevaarlijke honden op gemeentelijk niveau is komen te liggen. Hoewel het sinds de afschaffing van de RAD niet tot wijzing in de wetgeving heeft geleid, is wel duidelijk dat er een groter beroep op de gemeenten wordt gedaan om repressief en preventief in te grijpen bij individueel gevaarlijke honden. Bij besluit van 19 oktober 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders beleidsregels gevaarlijke honden vastgesteld ter uitvoering van artikel 2:28 van de APV. De beleidsregels houden in, dat het college aan de eigenaar/houder van een hond bekend maakt, dat het die hond in verband met diens gedrag hinderlijk of gevaarlijk acht en een aanlijn- en/of muilkorfgebod noodzakelijk is. De beleidsregel voorziet in een procedure/stappenplan tot gevaarlijkverklaring van een hond. Uit overleg met de politie over de toepassing van de huidige beleidsregel is de wens naar voren gekomen de regeling te actualiseren en er ook regels in op te nemen, die direct bestuurlijk optreden mogelijk maakt tegen honden bij ernstige bijtincidenten. Het biedt het college respectievelijk de burgemeester de mogelijkheid in te grijpen bij (zeer) ernstige bijtincidenten door individuele honden die een gevaar betekenen voor de samenleving. Dit geldt voor situaties waarbij honden hebben gebeten (ernstige bijtincidenten of met ernstige gevolgen) of waar de vrees daarvoor reëel lijkt.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  • 1.

    Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Emmen, artikel 2:28 en 6:1.

  • 2.

    Gemeentewet, artikelen 125, 160 en 172.

  • 3.

    Algemene wet bestuursrecht, artikelen 1:3, 4:81, 4:83 en 5:31.

    Het College van burgemeester en wethouders en de Burgemeester van Emmen,

    ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft.

    Overwegende

  • dat er in de gemeente meermaals bijtincidenten met honden plaatsvinden met lichamelijk letsel bij personen of ernstig letsel bij andere dieren tot gevolg;

  • dat het gewenst is beleidsregels vast te stellen omtrent de uitleg van het wettelijke voorschrift artikel 2:28 in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) Emmen.

    Gelet op het bepaalde in:

  • artikel 2:28 en 6:1 van de APV;

  • artikel 125, 160 en 172 Gemeentewet;

  • artikel 425 Wetboek van Strafrecht;

  • artikel 1:3, 4:81, 4:83 en 5:31 Algemene wet bestuursrecht.

    BESLUIT:

    De Beleidsregel bijtincidenten honden gemeente Emmen 2016 vast te stellen.

Artikel 1 Begrippen

1.

Bijtincident:

van een bijtincident is sprake wanneer een hond een persoon of een ander dier bijt en het bijten lichamelijk letsel bij personen of ernstig letsel bij andere dieren tot gevolg heeft.

2.

Hinderlijke hond:

het college acht een hond hinderlijk in de zin van artikel 2:28 APV als een hond schade veroorzaakt aan roerende zaken of een persoon of ander dier bijt, maar daarbij geen sprake is van een bijtincident zoals bedoeld in lid 1.

3.

Gevaarlijke hond:

het college acht een hond gevaarlijk in de zin van artikel 2:28 APV als een hond een persoon of ander dier bijt zoals bedoeld in lid 1.

4.

Kort aanlijnen:

aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

5.

Muilkorf:

een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, waarbij de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en er geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

Artikel 2 Hinderlijke hond

1.

Het college kan de eigenaar/houder van een hinderlijke hond een kort aanlijngebod opleggen. Hierbij geldt tevens dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand.

2.

De maatregel kan worden opgeheven wanneer de eigenaar/houder door middel van een risico-assessment aantoont dat het gedrag van de hond structureel is verbeterd.

Artikel 3 Gevaarlijke hond

1.

Het college kan de eigenaar/houder van een gevaarlijke hond een kort aanlijngebod en een muilkorfgebod opleggen. Hierbij geldt tevens dat de hond moet zijn voorzien van een optisch leesbaar, niet-verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of in de buikwand.

2.

De maatregel kan worden opgeheven wanneer de eigenaar/houder door middel van een risico-assessment aantoont dat het gedrag van de hond structureel is verbeterd.

Artikel 4 Risico-assessment (gedragstest)

In opdracht en voor rekening van de eigenaar/houder van de hond kan bij de hond een gedragstest worden afgenomen om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Een gedragstest dient te worden afgenomen door een bij een beroepsvereniging erkende gedragstherapeut/-keurmeester.

Artikel 5 Niet nakoming

1.

Aan de eigenaar/houder van een hond, die zich niet houdt aan een opgelegde maatregel zoals bedoeld in artikel 2 en 3, kan een boete en/of een last onder dwangsom worden opgelegd.

2.

Aan de eigenaar/houder van een hond, die zich niet houdt aan een opgelegde maatregel, zoals bedoeld in artikel 3, en wanneer sprake is van een nieuw bijtincident met ernstig letsel bij personen of zeer ernstig letsel bij dieren, wordt gevraagd om vrijwillig afstand te doen van zijn hond.

3.

Het college kan besluiten tot onvrijwillige inbeslagname van een hond op grond van artikel 5:31, lid 2 Awb:

a.

als de in lid 2 genoemde situatie zich heeft voorgedaan, de eigenaar/houder van de hond hierop niet vrijwillig afstand doet van de hond en het college vreest dat de kans op bijtrecidive aanwezig is; of

b.

bij (ernstige vrees voor het ontstaan van) een ernstig bijtincident.

4.

Bij het in lid 3 omschreven onvrijwillig in beslag nemen van de hond kan in opdracht van de eigenaar/houder van de hond een gedragstest als bedoeld in artikel 4 worden afgenomen.

5.

Wanneer uit de uitgevoerde gedragstest blijkt dat de hond niet kan worden terug geplaatst, niet resocialiseerbaar of elders herplaatsbaar is, dan wel anderszins het risico op bijtincidenten kan worden voorkomen, wordt door het college besloten deze hond te laten euthanaseren. Euthanaseren wordt uitsluitend gedaan door een daar toe bevoegde dierenarts.

6.

De kosten van vervoer, opvang/verblijf, het testen van de hond en eventueel de kosten van het laten uitvoeren van euthanasie komen volledig voor rekening van de eigenaar/houder van de hond.

Artikel 6 Gelegenheid tot geven van een zienswijze

Het college stelt de eigenaar/houder van de hond in kennis van het voornemenbesluit als bedoeld in artikel 2 of 3 om deze in de gelegenheid te stellen daarop schriftelijk zijn zienswijze te geven, voordat de definitieve besluitvorming plaatsvindt.

Artikel 7 Uitzonderingen

In uitzonderlijke gevallen of zeer ernstige situaties is het mogelijk om van deze beleidsregel af te wijken:

a.

het college kan overgaan tot het toepassen van (spoed)bestuursdwang op grond van artikel 5:31 lid 2 Awb; of

b.

de burgemeester kan besluiten op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet direct over te gaan tot onvrijwillige inbeslagname van een hond.

Artikel 8 Slotbepaling

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld,

Emmen, d.d. 8 maart 2016.

Het college van burgemeester en wethouders van Emmen,

De burgemeester van Emmen

de gemeentesecretaris,

de burgemeester,

I.A.A. Oostmeijer – Oosting

C. Bijl

C. Bijl

Toelichting

Artikel 1

Van ernstig letsel bij andere dieren is sprake wanneer diergeneeskundige behandeling noodzakelijk is.

Artikel 2 en 3

De eigenaar/houder van een hond kan aantonen dat het gedrag van de hond structureel is verbeterd door bewijsstukken te overleggen dat een (honden)gedragstherapie of gerichte training met goed gevolg is doorlopen. Gedragstherapie dient plaats te vinden door een erkend gedragstherapeut die is aangesloten bij een beroepsvereniging.

Artikel 4

Een risico-assessment is bijvoorbeeld een MAG-test (Maatschappelijk Aanvaardbaar Gedrag), een agressietest zoals ontwikkeld door de Universiteit van Utrecht of een TOP-test (Toetsing Op persoonlijkheid).

Een professionele gedragsbeoordelaar heeft de opleiding tot gedragskeurmeester of gedrags-beoordelaar met succes en aantoonbaar afgerond en beschikt over (voldoende recente) praktijkervaring, zoals bijvoorbeeld een door de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied Nederland benoemde gedragskeurmeester.

Artikel 5

Bij de overtreding van de opgelegde maatregel zijn de volgende sancties mogelijk:

1.

Strafrechtelijke sanctie: overtreding van een opgelegde maatregel is strafbaar ingevolge artikel 6:1 lid 1van de APV.

2.

Bestuursrechtelijke maatregelen:

Het college heeft ook de bevoegdheid tot het treffen van een bestuursrechtelijke maatregel in de vorm van het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.

De boete en de last onder dwangsom kunnen naast elkaar worden opgelegd, omdat de boete gericht is op het verleden (wordt opgelegd vanwege de overtreding die is begaan) en de last onder dwangsom gericht is op de toekomst (voorkomen dat de overtreding nogmaals wordt begaan of blijft voortduren).

De hoogte van de boete voor de overtreding is bepaald in de tekstenbundel voor misdrijven, overtredingen en Muldergedragingen.

De hoogte van de dwangsom is bepaald op € 250,- per overtreding met een maximum van € 2.500. In geval van artikel 5 lid 3 kan een last onder bestuursdwang worden opgelegd.

Artikel 7

Wanneer een hond door een bijtincident accuut gevaar veroorzaakt, sprake is van ernstig letsel bij een persoon, zeer ernstig letsel bij een ander dier of ernstige gevolgen en het risico op bijtrecidive reëel aanwezig wordt geacht, dan wel de aanwezigheid van de hond door zijn gedrag tot ernstige onrust in de buurt leidt, kan de burgemeester de hond in beslag nemen op grond van artikel 172 lid 3.

Procedure

1Startfase: registreren meldingen.

  • Een melding over een (ernstig) bijtincident door een hond kan worden gedaan bij de gemeente of de politie.

  • De gemeente respectievelijk de politie registreert de melding.

    2Onderzoeksfase: voorbereiden besluitvorming college resp. burgemeester.

    De gemeente stelt een onderzoek in als:

  • de politie (wijkagent) een verzoek tot hinderlijk of gevaarlijk verklaring van een hond doet;

  • er een melding of klacht wordt gedaan door een burger over een bijtincident of sprake is van meerdere bijtincidenten;

  • de aard van de melding dermate ernstig is (letsel of gevolgen) dat het treffen van maatregelen noodzakelijk wordt geacht.

    De gemeente maakt op basis onderzoek een gefundeerde afweging tussen het belang van de eigenaar/houder van de hond en het belang van de veiligheid en het welzijn van personen of dieren. Betrokkenen en deskundigen worden gehoord of geraadpleegd (klagers/melders, slachtoffers, wijkagent/hondengeleider, dierenarts).

    3Procedure besluitvorming

  • A.

    Opstellen voornemenbesluit

    Op basis van het onderzoek en de conclusies, die daaruit naar voren komen, wordt een voornemenbesluit opgesteld. De in het besluit opgenomen maatregel(en) is (zijn) afhankelijk van de ernst van de situatie.

  • B.

    Kennisgeving voornemenbesluit

    De eigenaar/houder van de hond wordt in kennis gesteld van het voornemenbesluit en in de gelegenheid gesteld daarop binnen een termijn van twee weken een schriftelijke zienswijze in te dienen. Hij kan de gemeente verzoeken zijn zienswijze mondeling toe te lichten, waarna een hoorzitting plaatsvindt. Ook als er bij de gemeente vragen zijn of onduidelijkheden over een ingediende zienswijze wordt de eigenaar gehoord.

  • C.

    Hoorzitting

    De eigenaar/houder van de hond wordt uitgenodigd zijn zienswijze mondeling toe te lichten. Van de hoorzitting wordt een verslag gemaakt. Als uit de hoorzitting nieuwe feiten/omstandigheden naar voren komen, vindt na overleg met de politie (wijkagent/ hondengeleider) een beoordeling plaats of deze feiten/omstandigheden aanleiding geven tot herziening van het voornemenbesluit.

  • D.

    Definitieve besluitvorming (opstellen/vaststelling beschikking)

    Na ontvangst van de zienswijze van de eigenaar/houder van de hond en de hoorzitting wordt de definitieve beschikking opgesteld. Als bijlage worden de volgende documenten bij dit besluit gevoegd: advies politie en eventueel het verslag van een hoorzitting.

    Het besluit (de beschikking) wordt getekend door de in het Mandaatverzamelbesluit aangewezen functionaris.

    In de beschikking wordt aangegeven aan welke verplichtingen de eigenaar/houder van de hond zich moet houden (bijv. aanlijngebod, muilkorfgebod, aanbrengen van een optisch leesbaar niet verwijderbaar identificatiekenmerk in het oor of de buikwand van de hond).

    Een verslag van de hoorzitting (indien van toepassing) wordt meegezonden. Tevens wordt gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar en beroep.

    Voorlopige voorziening

    Tegen een besluit kan bezwaar en beroep worden ingesteld. Dit heeft geen schorsende werking, het besluit mag worden uitgevoerd zolang niet in een nieuw besluit is voorzien of door de rechtbank anders is beslist.

    Er kan bij afzonderlijke brief een verzoek tot voorlopige voorziening bij de voorzieningen-rechter worden ingediend.

    Bezwaar- en beroep

    Binnen 6 weken na ontvangst van het besluit tot het opleggen van een bestuursrechtelijke maatregel kan de eigenaar/houder van de hond een bezwaarschrift indienen bij het orgaan dat het besluit heeft genomen.

    Het bezwaarschrift moet ingevolge de Algemene wet bestuursrecht aan enkele minimumeisen voldoen en tenminste het volgende bevatten:

  • naam en adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht;

  • de gronden (redenen) van het bezwaar;

  • een vertaling van het bezwaarschrift als het bezwaarschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling noodzakelijk is;

  • zo mogelijk, doch niet verplicht, een afschrift van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; is dit niet mogelijk vermeld dan datum en nummer van het besluit.

  • Als het bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen of te laat (na 6 weken) is ingediend, kan het bezwaarschrift niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betekent dat het bestuursorgaan niet inhoudelijk op de bezwaren hoeft in te gaan.

  • Na ontvangst van het bezwaarschrift wordt een

  • ontvangstbevestiging verstuurd en betrokkene in de gelegenheid gesteld de bezwaren nader mondeling toe te lichten. Voor dit zgn. "horen" wordt betrokkene uitgenodigd. Het horen geschiedt door een onafhankelijke commissie van advies voor de bezwaarschriften.

  • Na het horen brengt deze commissie een advies uit aan het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft.

    Toezicht en handhaving

    De eigenaar/houder van een hond moet zich aan de opgelegde maatregelen houden. Hierop zal toezicht en handhaving plaatsvinden. Het toezicht geschiedt door de aangewezen bevoegde toezichthouders in dienst van de gemeente Emmen en/of door de politie.

    Burgers kunnen overtredingen melden bij de politie (wijkagent) of bij de gemeente.