Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente Enkhuizen 2010

Geldend van 24-02-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening inrichting antidiscriminatievoorziening gemeente ENKHUIZEN 2010

GEMEENTERAAD ENKHUIZEN

RAADSBESLUIT

De raad van de gemeente Enkhuizen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 22 december 2009 , nummer: bw09.0594 ; gelet op artikel 2 van de Wet gemeentelijke antidisciminatievoorzieningen;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Wet: de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • b.

    Besluit: het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • c.

    De antidiscriminatievoorziening: antidiscriminatievoorziening als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

  • d.

    Klacht: klacht bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder a, van de wet.

  • e.

    Klachtbehandelaar: klachtbehandelaar als bedoeld in artikel 1 van het besluit.

  • f.

    Klager: klager als bedoeld in artikel 1 van het besluit

  • g.

    Ingezetene: ingezetene als bedoeld in artikel 2 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders biedt de ingezetenen toegang tot een antidiscriminatievoorziening.

  • 2. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor een goede en laagdrempelige toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening.

  • 3. Burgemeester en wethouders waarborgen dat deze antidiscriminatievoorziening voldoet aan alle kwaliteitseisen uit de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorzieningen en het besluit Gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen.

Artikel 3 Het belang van samenwerking met andere gemeenten

Ten behoeve van antidiscriminatie kan de gemeente samenwerken met gemeenten uit de regio. Daartoe wordt:

  • a.

    regionale inzameling van gegevens bevorderd, en

  • b.

    periodiek een bijeenkomst met vergelijkbare gemeenten gehouden.

Artikel 4 Inrichting antidiscriminatievoorziening

Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de voorziening gewaarborgd.

  • 1.

    De antidiscriminatievoorziening draagt er zorg voor dat de klachtbehandelaars voldoen aan de voor klachtenbehandeling vereiste deskundigheid en biedt de klachtbehandelaars de mogelijkheid hun deskundigheid te onderhouden en verder te ontwikkelen.

  • 2.

    De klager heeft in ieder geval de mogelijkheid om een klacht te melden:

    • -

      per post;

    • -

      per e-mail;

    • -

      telefonisch;

    • -

      op een door de gemeente beschikbaar gestelde locatie als bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 5 Protocol klachtenbehandeling

Het protocol voor de behandeling van klachten als bedoeld in artikel 6 van de wet regelt in ieder geval:

  • a.

    de afdoeningstermijn van klachten;

  • b.

    de wijze van afdoening van klachten;

  • c.

    de registratie van klachten.

Artikel 6 Laagdrempeligheid antidiscriminatievoorziening

  • 1. Ingezetenen worden in de gelegenheid gesteld een klacht in hun directe leefomgeving te melden.

  • 2. Als de gemeente zich heeft aangesloten bij een regionaal antidiscriminatiebureau kan zij overeenkomen dat deze melding op een locatie in de betreffende gemeente kan plaatsvinden.

  • 3. Het college draagt zorg voor de deskundigheid van de medewerkers die deze meldingen op adequate manier opnemen en doorverwijzen.

  • 4. Klager wordt door de medewerkers doorgeleid naar de antidiscriminatievoorziening.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 28 januari 2010.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Inrichting Antidiscriminatievoorziening gemeente Enkhuizen 2010.

Ondertekening

Besloten in de openbare vergadering van 9 februari 2010.

De griffier, De voorzitter,

ALGEMENE TOELICHTING

Artikel 1 van de Wet Gemeentelijke Antidiscriminatievoorziening (WGA) legt het college van burgemeester en wethouders op om toegang te bieden tot een antidiscriminatievoorziening. Zie ook de toelichting bij artikel 2 van deze verordening.

Artikel 2, tweede lid, van de wet draagt de gemeenteraad op om bij verordening regels vast te stellen omtrent de inrichting van de antidiscriminatievoorziening , zoals bedoeld in artikel 1, en de uitvoering van de taak, zoals bedoeld in het eerste lid, onder a.

De WGA is nader ingevuld in het Besluit gemeentelijke antidiscriminatievoorziening. Nu veel van de nadere invulling die de wet behoeft is geregeld in dit besluit, kan deze verordening beknopt blijven.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 2 Zorgplicht college van burgemeester en wethouders

Zoals in het algemene deel van deze toelichting al aangegeven, is deze zorgplicht opgenomen in artikel 1 van de wet. In wetstechnische zin is het dan ook niet noodzakelijk om deze hier te herhalen. Er is voor gekozen om dat wel te doen, nu deze zorgplicht zozeer de kern van deze regelgeving uitmaakt, dat het opnemen ervan sterk bijdraagt aan de begrijpelijkheid van deze verordening.

Artikel 3 Het belang van samenwerking met andere gemeenten

Discriminatie strekt zich over gemeentegrenzen heen. Regionale samenwerking biedt daardoor voordelen op het gebied van discriminatie, deskundigheid, voorlichting enzovoort.

Het belang van regionale samenwerking wordt in deze bepaling vastgelegd.

Artikel 4 Inrichting antidiscriminatievoorziening

Met deze bepaling wordt nader invulling gegeven aan artikel 3 van het besluit, dat luidt: “Bij de inrichting van de antidiscriminatievoorziening worden in ieder geval de deskundigheid van de klachtbehandelaars en de toegankelijkheid van de antidiscriminatievoorziening gewaarborgd”. Ook op de verantwoordelijkheid met de omgang met gegevens zal worden toegezien. Er is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.

De antidiscriminatievoorziening dient aan te geven of ze beschikt over een opleidingprotocol waar klachtbehandelaars gebruik van kunnen maken. Ook moet worden aangegeven hoe vaak van behandelaars wordt verwacht aan een opleiding deel te nemen.

De gemeente draagt er zorg voor dat de burger zich zowel fysiek als niet- fysiek kan melden.

De mogelijkheid om zich fysiek op locatie te kunnen melden betekent tevens dat een burger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn waar hij of zij terecht kan om te melden. De gemeente draagt zorg voor de aanwezigheid van een locatie. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een bestaande balie (zie ook de toelichting bij artikel 5). Uiteraard kan ook worden afgesproken dat de antidiscriminatievoorziening op locatie aanwezig is, zodat klachten direct bij de voorziening kunnen worden ingediend.

Bij niet-fysiek wordt verstaan dat de mogelijkheid bestaat voor de burger via sms, telefoon (0900 landelijk en 0900 antidiscriminatievoorziening), brief of email om de klacht te melden of in te dienen.

Ook hier geldt dat op de gemeente een zorgplicht rust om ervoor zorg te dragen dat burgers kennis kunnen nemen van deze mogelijkheden.

Artikel 5 Protocol klachtenbehandeling

Met deze bepaling wordt invulling gegeven aan artikel 6 van het besluit dat luidt: “De antidiscriminatievoorziening heeft een protocol voor de behandeling van klachten”. Daarbij is gekozen voor een minimale invulling om gemeenten en antidiscriminatievoorziening alle ruimte te geven voor maatwerk.

Artikel 6 Laagdrempeligheid antidiscriminatievoorziening

De wet vermeldt dat de antidiscriminatievoorziening zich in de leefomgeving van burgers moet bevinden. De memorie van toelichting geeft aan dat het gemeenten vrij staat om daar op een praktische wijze invulling aan te geven. De voorziening hoeft dan ook niet in de gemeente zelf aanwezig te zijn. Een gemeente kan zich bijvoorbeeld aansluiten bij een (bestaande) regionale antidiscriminatievoorziening. Ook kan de gemeente aansluiting zoeken bij het regionaal discriminatieoverleg (RDO) waar politie, openbaar ministerie en antidiscriminatievoorzieningen overleg voeren over discriminatie incidenten en deze in zaaksoverzichten opnemen.

Voor de nodige laagdrempeligheid kan dan worden gezorgd door een doorverwijsfunctie of meldpunt te creëren bij bestaande gemeentelijke voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een loket burgerzaken, slachtofferhulp of WMO-loket.

Een gemeente kan er ook voor kiezen deze toegang een meer inhoudelijk karakter te geven door een eigen frontoffice in te richten. Daarbij moet het voor klagers ondubbelzinnig duidelijk zijn dat een gemeentelijk loket een luisterend oor en de nodige deskundigheid kan bieden, maar dat het zijn taak is om de klager door te geleiden naar de antidiscriminatievoorziening. In de wet is uitdrukkelijk aangegeven dat de antidiscriminatievoorziening onafhankelijk is en op geen enkele wijze onder het gezag van de (gemeentelijke) overheid kan vallen. Het gemeentelijk loket kan dan ook op geen enkele manier in de plaats treden van de antidiscriminatievoorziening.

Vereisten voor de frontoffice zijn:

  • -

    Een loket gefaciliteerd door de gemeente dan wel een gemeenteloket waar klager een klacht kan melden, luisterend oor kan vinden en professioneel kan worden doorverwezen naar de antidiscriminatievoorziening.

  • -

    Loketmedewerker dient inzicht te hebben in de materie

  • -

    Positie als doorgeefluik helder moet zijn.

Vereisten voor de backoffice:

-Deze worden opgenomen in de subsidieregeling tussen gemeenten en antidiscriminatievoorzieningen

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

De WGA is op 28 juli 2009 in werking getreden. De wet geeft gemeenten uiterlijk een half jaar na inwerkingtreding van de wet, dus op 28 januari 2010, de tijd om bovenstaande te hebben geregeld.

Artikel 8 Citeertitel

Deze bepaling behoeft geen toelichting.