Regeling vervallen per 10-06-2022

Beleidsregel: gronduitgifte - zelfbewoningsplicht

Geldend van 30-06-1999 t/m 09-06-2022

Intitulé

Beleidsregel: gronduitgifte - zelfbewoningsplicht

In de overeenkomsten die ter goedkeuring aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd worden bij gronduitgifte wordt de laatste twee jaar een bepaling opgenomen die aan de koper een zelfbewoningsplicht oplegt. Deze bepaling wordt gehanteerd om speculatie te voorkomen. Ondanks dat bij gronduitgifte de marktprijs benaderd wordt, is zelfbewoningsplicht gewenst om speculatie te voorkomen. Door de krapte op de woningmarkt is het mogelijk om een woning onmiddellijk na de oplevering met winst te verkopen. Mits er geen onredelijk lange termijn van zelfbewoning wordt opgelegd is deze bepaling acceptabel. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen. Zolang het publiekrecht geen regeling geeft die speculatie tegengaat is de privaatrechtelijke weg geoorloofd (twee-wegenleer). Hierbij dient wel aandacht geschonken te worden aan de zwaarte van de beperking, het daarmee te dienen belang en de eventueel andere omstandigheden van het geval. Door de zelfbewoningsplicht te beperken tot twee jaar en de omstandigheden aan te geven in welk geval in ieder geval ontheffing wordt verleend, is onderstaande bepaling niet onredelijk. Deze bepaling zal worden opgenomen in alle overeenkomsten waar de gemeente zeggenschap heeft over de uitgifte van grond ten behoeve van woningbouw zoals verkoopovereenkomsten, exploitatie-overeenkomsten en overeenkomsten tot wijziging van het bestemmingsplan.

De bepaling luidt als volgt:

  • a.

    de wederpartij verplicht zich de op de verkochte grond te bouwen woning uitsluitend te zullen gebruiken om die zelf (met zijn eventuele gezinsleden) te bewonen en die woning met de daartoe behorende grond niet aan derden te zullen doorverkopen, een en ander behoudens het hierna vermelde.

  • b.

    Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing in geval van:

    • 1.

      verkoop op grond van een machtiging van de rechter als bedoeld in artikel 3:174 van het Burgerlijk Wetboek;

    • 2.

      executoriale verkoop door hypothecaire schuldeisers (artikel 3:268 van het Burgerlijk Wetboek);

    • 3.

      schriftelijke ontheffing door Burgemeester en Wethouders als bedoeld in lid d.

    • c.

      Het bepaalde in lid a en b vervalt nadat de wederpartij de desbetreffende woning gedurende twee jaar heeft bewoond. Als maatstaf geldt hierbij de datum waarop en de tijd gedurende welke de wederpartij als bewoner van het desbetreffende adres in het bevolkingsregister is ingeschreven.

    • d.

      Burgemeester en Wethouders kunnen schriftelijk ontheffing verlenen van het bepaalde in dit artikel. Deze ontheffing wordt echter steeds verleend in geval van:

      • 1.

        verandering van werkkring van de wederpartij of diens partner op grond waarvan redelijkerwijs verhuisd dient te worden;

      • 2.

        overlijden van de wederpartij of een van zijn gezinsleden;

      • 3.

        ontbinding van het huwelijk of van het geregistreerd partnerschap van de wederpartij door echtscheiding of ontbinding van het samenlevingscontract;

      • 4.

        verhuizing waartoe wordt genoodzaakt door de gezondheid van de wederpartij of van een van zijn gezinsleden.

Op dergelijke bepalingen is een boetebeding van toepassing waarbij de hoogte van de boete afhankelijk is van de koopsom.