Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Epe

Geldend van 20-03-2003 t/m heden

Intitulé

Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Epe

Raadsbesluit 2003 Nr. A 8

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders (Handelingen van de raad, bijlagenr. A 8);

gelet op artikel 213a van de Gemeentewet

B E S L U I T

Vast te stellen de volgende verordening voor periodiek onderzoek door het college naar de doel-matigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur, van de gemeente Epe.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Doelmatigheid

De mate waarin de gewenste prestaties worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

  • b.

    Doeltreffendheid

De mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.

Artikel 2. Onderzoeksfrequentie

  • 1.

    Het college onderzoekt als regel jaarlijks de doelmatigheid van (onderdelen van) organisatie-eenheden van de gemeente en de uitvoering van taken door de gemeente. In het jaarlijkse onderzoeksplan (zie artikel 3) wordt opgenomen òf in het desbetreffende jaar een onderzoek naar de doelmatigheid plaatsvindt en zo ja, welke gemeentelijke organisatie-eenheid en/of gemeentelijke taak aan een dergelijke toets wordt onderworpen.

  • 2.

    Het college toetst als regel jaarlijks de doeltreffendheid van (delen van) programma’s en paragrafen. In het jaarlijkse onderzoeksplan wordt opgenomen òf in het desbetreffende jaar een onderzoek naar de doeltreffendheid plaatsvindt en zo ja, welk programma en/of paragraaf aan een dergelijke toets wordt onderworpen.

Artikel 3. Onderzoeksplan

  • 1.

    Het college zendt ieder jaar een onderzoeksplan naar de raad voor de in de daarop volgende jaren te verrichten interne onderzoeken naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid.

  • 2.

    In het onderzoeksplan wordt per intern onderzoek globaal aangegeven:

    • a.

      het object van onderzoek

    • b.

      de reikwijdte van het onderzoek

    • c.

      de onderzoeksmethode

    • d.

      doorlooptijd van het onderzoek

    • e.

      de wijze van uitvoering

  • 3.

    In het onderzoeksplan wordt aangegeven welke budgetten in de begroting zijn opgenomen voor de uitvoering van de onderzoeken.

Artikel 4 Voortgang onderzoeken

  • 1.

    Het college rapporteert in de bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting en jaarstukken over de voortgang van de onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid en de uitputting van bijbehorende budgetten.

Artikel 5 Rapportage en gevolgtrekking

  • 1.

    De uitkomsten van een onderzoek worden vastgelegd in een rapportage. Elke rapportage bevat tenminste een analyse van de onderzoeksresultaten en aanbevelingen voor verbeteringen.

  • 2.

    Op basis van de resultaten van ieder onderzoek stelt het college indien nodig een plan van verbetering op. De rapportage en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden. Het college neemt op basis van het plan van verbetering organisatorische maatregelen.

Artikel 6. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 21 maart 2003

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening onderzoeken doelmatigheid en doel-treffendheid van de gemeente Epe”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad op donderdag 20 maart 2003.

Ondertekening

Epe, 20 maart 2003
De raad voornoemd,
de griffier, V.J.S.M. Smit.
de voorzitter, Drs. L. Eland.

Inhoudsopgave

Artikel 1

Artikel 2.

Artikel 3.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6.

Artikel 7

Nota-toelichting / Artikelsgewijze toelichting “Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid van de gemeente Epe” (artikel 213a Gemeentewet)

Onderzoeksfrequentie

In artikel 2 wordt het college opgedragen (als regel jaarlijks) onderzoek te doen naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Het onderzoek naar de doelmatigheid betreft onderzoek naar de uitvoering van het beleid en het beheer van middelen. De onderzoeken naar de doeltreffendheid vinden plaats op basis van het in de programma’s of paragrafen van de begroting geformuleerde beleid. Dit beleid kan gehele begrotingsprogramma’s omvatten of delen daarvan. Ook kan het paragrafen van de begroting en jaarstukken of delen daarvan omvatten. De frequentie van beide vormen van onderzoek wordt jaarlijks bepaald in het door het college op te stellen onderzoeksplan. Hierin wordt gemotiveerd aangegeven in hoeverre voor het desbetreffende jaar onderzoeken worden gepland. Op dit punt wordt afgeweken van de modelverordening van de VNG, die voorziet in een bepaling waardoor vooraf wordt vastgelegd dat iedere gemeentelijke organisatie-eenheid en gemeentelijke taak minimaal eens in de zoveel (bijv. 8) jaar in zijn geheel aan een doelmatigheidstoets wordt onderworpen. En dat minimaal een x aantal (delen van) programma’s en paragrafen op doeltreffendheid worden onderzocht.

Onderzoeksplan

De beslissing wat te onderzoeken is aan het college. Vanzelfsprekend zal de raad willen weten wat de plannen zijn, en ook gelegenheid willen hebben om deze te bespreken en als hij dat nodig acht invloed uit te oefenen. Hierin voorziet het onderzoeksplan. Het onderzoeksplan moet een volledig beeld geven van de voorgenomen onderzoeken, zij het uiteraard nog globaal. De onderzoeken in het onderzoeksplan worden per onderzoek uitgewerkt. Het onderzoeksplan wordt aangeboden aan de raad, en de raad kan het ter bespreking agenderen, maar het wordt door het college vastgesteld. In de verordening wordt aangegeven wat in een onderzoeksplan in ieder geval moet worden opgenomen. Het wordt niet noodzakelijk geacht om een uiterste termijn van inzending van het onderzoeksplan naar de raad op te nemen, in de modelverordening van de VNG is deze mogelijkheid wel opgenomen. De onderwerpen genoemd in het tweede lid worden als volgt toegelicht: Het object van een onderzoek wordt dusdanig omschreven dat duidelijk aangegeven is wat de afbakening van het onderzoek is. Deze afbakening kan betrekking hebben op de aspecten doelmatigheid en doeltreffendheid. Voor zover relevant worden ook duidelijk de scheidslijnen met andere beleidsvelden aangegeven.

b. De reikwijdte van ieder onderzoek strekt zich in beginsel uit over alle organen die belast zijn met de uitvoering van het gemeentelijke beleid. De reikwijdte kan in het onderzoeksplan worden ingeperkt door het aangeven van het te onderzoeken tijdsvak en de te onderzoeken organen, organisatie-eenheden en instellingen. De reikwijdte van onderzoeken moet van te voren duidelijk worden aangegeven. Aangegeven moet worden welk tijdvak wordt onderzocht en welke organisatie-eenheden en niet gemeentelijke instellingen bij het onderzoek worden betrokken.

c. Hier wordt aangegeven welke methoden gebruikt zullen worden (benchmarking, kosten/baten analyses, enquête, enz.).

d Een inschatting van de duur van het onderzoek, eventueel onderverdeeld in fasen.

e. Onderzoeken kunnen in opdracht van het college worden uitgevoerd door het ambtelijke apparaat (al of niet met inbreng van deskundigheid van derden) of door derden. Indien de ambtelijke organisatie de onderzoeken uitvoert zullen in de onderzoeksopzet waarborgen dienen te worden ingebouwd, waarmee de onafhankelijkheid van de analyse en/of adviezen ter verbeteringen worden gegarandeerd.

Voortgang onderzoek

De bedrijfsvoeringparagraaf van de begroting en jaarstukken dient inzicht te geven in de stand van zaken en de beleidsvoornemens omtrent de bedrijfsvoering. Daarbij dient een relatie te worden gelegd met inhoud van de programma’s van de begroting en jaarstukken. Het ligt voor de hand om in deze paragaaf eveneens te rapporteren over de stand van zaken bij de interne onderzoeken naar de doel-matigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur.

Rapportage en gevolgtrekking Met de instelling van de onderzoeken beoogt de gemeente de transparantie van gemeentelijk handelen te vergroten en de publieke verantwoording daarover te versterken. De bevindingen van de onderzoeken worden dan ook neergelegd in rapporten voor de raad, zoals voorgeschreven in artikel 213a, tweede lid van de Gemeentewet. De rapporten dienen volgens artikel 197 tweede lid van de Gemeentewet te worden gevoegd bij de jaarrekening en het jaarverslag. Dat betreft uiteraard de verslagen die lopende het verslagjaar zijn afgerond. Dat sluit echter geenszins uit dat de raad, als hij dat wenst, de rapporten ontvangt zodra ze zijn vastgesteld. Systematische aandacht voor doelmatigheid en doeltreffendheid impliceert ook het doel om te leren, om te denken over en te streven naar verbetering. Daarom dienen evaluatie en aanbevelingen voor verbetering onderdeel te zijn van de rapportage, evenals een plan van verbetering dat voor het vervolgtraject moet worden ingezet. De bedrijfsvoering is een zaak van het college. Het is dan ook het college dat maatregelen moet nemen tot verbetering. Het college stelt een plan van verbetering op en voert dit uit. Het plan van verbetering wordt uiteraard ook ter kennisgeving aan de raad gestuurd.

Inwerkingtreding

Volgens de Gemeentewet moet deze verordening per 7 maart 2003 zijn vastgesteld. De raad kan indien nodig deze termijn verlengen (met maximaal een jaar). Om toch zo spoedig mogelijk aan de wettelijke verplichting te kunnen voldoen, treedt de verordening in werking met ingang van de dag nadat deze is vastgesteld: 20 maart 2003.