Regeling vervallen per 05-12-2023

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Epe

Geldend van 23-08-2018 t/m 04-12-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2018

Intitulé

Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Epe

Artikel 1. Begrippen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Verordening leerlingenvervoer gemeente Epe 2017.

Artikel 2. Inleiding

De wettelijke basis voor het leerlingenvervoer is vastgelegd in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs. Deze wetten geven de gemeenteraad de opdracht om een verordening vast te stellen voor het vervoer van leerlingen naar scholen voor (speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs. In deze verordening dienen de aanspraken van ouders/verzorgers op een gehele of gedeeltelijke vergoeding van de vervoerskosten vastgelegd te worden. Het college is belast met de uitvoering van deze regeling.

De gemeenteraad heeft de Verordening leerlingenvervoer gemeente Epe 2017 vastgesteld. Dit document beschrijft in aanvulling op deze verordening de beleidsregels die het college bij de uitvoering van de verordening hanteert en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienstverlening bij de uitbesteding van het door de gemeente verzorgde vervoer.

Op grond van artikel 25 van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Epe 2017 heeft het college de bevoegdheid om nadere beleidsregels op te stellen. Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van de verordening en vormen een aanvullend document daarop. De regels beschrijven het gemeentelijk beleid met betrekking tot de uitvoering van het leerlingenvervoer.

Uitgangspunt is de zelfstandigheid en mogelijkheden van de leerling en ouders/verzorgers zo optimaal mogelijk te benutten en te stimuleren. Zo zal worden gekeken in hoeverre de zelfredzaamheid van de leerling en/of ouders kan worden vergroot. Doel is de leerling (op termijn) zo zelfstandig mogelijk naar school te laten reizen, hetzij op de fiets, hetzij met het openbaar vervoer, danwel waar mogelijk in overleg de ouders een rol geven in het leerlingenvervoer.

Basis in het leerlingenvervoer is dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen en dat zij in de eerste plaats zelf moeten zorgen voor het vervoer van en naar school. Het leerlingenvervoer is niet bedoeld om ouders te ontlasten van hun verantwoordelijkheid voor een goede schoolgang van hun kinderen. De gemeente heeft uitsluitend de wettelijke zorgtaak om een passende tegemoetkoming in de vervoerskosten te verstrekken voor de leerling en zo nodig een begeleider, mits de aanvraag voldoet aan de criteria van de verordening leerlingenvervoer.

Ook ouders die niet aangewezen zijn op leerlingenvervoer moeten zich inspannen om het schoolvervoer van hun kind te organiseren. Van ouders die een bekostiging van het leerlingenvervoer ontvangen verlangt de gemeente een vergelijkbare inspanning. Ouders kunnen hun verantwoordelijkheden dan niet op- of overdragen aan de gemeente.

Artikel 3. Algemeen

  • 3.1 De gemeente beoordeelt de aanvraag allereerst op:

    • -

      Het soort onderwijs dat de leerling volgt

    • -

      De richting van het onderwijs

    • -

      De afstand woning-school

    • -

      De structurele handicap van een leerling.

    Het uitgangspunt is: vervoer naar de dichtstbijzijnde school van de soort en richting waarop de leerling is aangewezen. Voor het leerlingenvervoer is het niet van belang wat de onderwijsmethode of het leerprincipe van een school is.

  • 3.2 Als de dichtstbijzijnde school de leerling niet kan plaatsen omdat zij niet de vereiste ondersteuning kan bieden aan de leerling, dan dient de school hierover een schriftelijke verklaring te overleggen. In dat geval wordt uitgegaan van vervoer naar de eerstvolgende dichtbij zijnde school.

  • 3.3 De gemeente bepaalt de afstand woning-school via de ANWB-routeplanner volgens de ‘kortste route’. De afstand wordt berekend in kilometers en afgerond op één cijfer achter de komma. De afstand woning-school moet groter zijn dan zes kilometer. Dat wil zeggen dat de afstand minimaal 6,1 kilometer moet zijn om in aanmerking te komen voor leerlingenvervoer

  • 3.4 Vervoersvoorziening: de gemeente gaat uit van de goedkoopste wijze van vervoer die voor de leerling passend is.

    De gemeente bekijkt de vervoersmogelijkheden van de leerling in deze volgorde:

    • a.

      Eigen vervoer, zonder gemeentelijke geldelijke tegemoetkoming van de kosten

    • b.

      Fiets (/bromfiets)

    • c.

      Fiets met begeleiding

    • d.

      Openbaar vervoer (OV)

    • e.

      Openbaar vervoer met begeleiding op afstand /digitale begeleiding (zie 6.6 bevorderen OV)

    • f.

      Openbaar vervoer met begeleiding

    • g.

      Eigen vervoer (auto)

    • h.

      Aangepast vervoer in de vorm van collectief taxivervoer

    • i.

      Collectief taxivervoer met begeleiding

    • j.

      Individueel taxivervoer

    Het kan zijn dat in bepaalde gevallen bijvoorbeeld collectief taxivervoer goedkoper is dan eigen vervoer. In dat geval gaat het collectieve taxivervoer voor het eigen vervoer; de goedkoopste wijze krijgt dan voorrang.

  • 3.5 De gemeente heeft de mogelijkheid om na het indienen van de aanvraag voor een vervoersvoorziening middels zogenoemde ‘keukentafelgesprekken’ met de leerling en/of ouders in gesprek te gaan om te kijken naar de best passende vervoersvoorziening tegen zo laag mogelijke kosten. Het college heeft middels artikel 26 uit de verordening de mogelijkheid om advies te vragen bij derden bij het toekennen van de vervoersvorm.

  • 3.6 De gemeente vergoedt uitsluitend voor de eventuele vervoerskosten van de begeleider de reis die hij/zij gezamenlijk met de leerling aflegt met de fiets of het openbaar vervoer. Eventueel te maken personeelskosten zijn voor de ouders.

  • 3.7 Leerlingenvervoer kan niet worden ingezet voor vervoer tijdens de vakanties, voor schoolreisjes of excursies, sportdagen, naar zwembad of gymnastieklokaal, (sport)clubs en dergelijke. Ook vervoer voor medische of paramedische behandelingen valt buiten het leerlingenvervoer.

    Voor afwijkend adres zie punt 8.

Artikel 4. Beperking

  • 4.1 Als een leerling vanwege een structurele beperking of handicap niet of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken, geldt er geen kilometergrens, drempelbedrag of inkomensafhankelijke bijdrage.

    Bij een afstand korter dan 6 kilometer kan echter wel een van de ouders redelijkerwijs te verwachten inzet gevraagd worden bij het vervoer van en naar school.

  • 4.2 Wanneer wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een beperking, moet ter onderbouwing een medische verklaring worden meegestuurd. Wanneer een medische verklaring ontbreekt zal de leerling worden opgeroepen voor een medische keuring. Dit geldt ook wanneer de overgelegde medische verklaring onvoldoende houvast biedt voor een beoordeling van de aanvraag.

  • 4.3 Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door een door het college aan te wijzen onafhankelijke adviesorganisatie. De kosten van dit externe advies komen voor rekening van de gemeente Epe.

  • 4.4 Het medisch onderzoek dient zich te richten op de vraag of de leerling zelfstandig of onder begeleiding gebruik kan maken van het openbaar vervoer, dan wel of hier naartoe kan worden gewerkt. Daarnaast kan de medische adviesvraag ook zijn of een kind naar school kan fietsen, al dan niet onder (tijdelijke) begeleiding van een volwassene.

  • 4.5 De beperking dient structureel te zijn. Een tijdelijke handicap tot 3 maanden levert geen aanspraak op leerlingenvervoer op. Duurt de tijdelijke handicap langer dan 3 maanden, dan kan aanspraak bestaan op leerlingenvervoer gedurende de periode van herstel/revalidatie mits de extra vervoerskosten niet bij de zorgverzekeraar kunnen worden gedeclareerd.

Artikel 5. Maximale reistijd

  • 5.1 In december 2015 heeft het college middels de bijlage uitgangspunten kenmerken vervoerssysteem (2015-40088) ingestemd met het regionale voorstel over de maximale reistijd. De maximale reistijd voor het leerlingenvervoer bij collectief taxivervoer is begrensd op:

    • -

      Binnen de gemeentegrenzen: maximaal 45 minuten

    • -

      Binnen de regio: maximaal 60 minuten

    • -

      Buiten de regio: maximaal 90 minuten.

    Tot de regio worden de 9 gemeenten gerekend die deelnemen aan het vervoer via PlusOV.

  • 5.2 Indien door ouders en/of school aangegeven is dat de reistijd binnen de maximale reistijd valt maar toch te lang is voor het kind omdat de rit langer duurt doordat meerdere kinderen opgehaald/weggebracht worden, kan er een medisch onderzoek plaats vinden. Indien uit dit onderzoek blijkt dat dit vervoer een te grote belasting is voor het kind, zal er een advies worden gegeven voor individueel vervoer of vervoer met beperkt aantal kinderen.

Artikel 6. Soorten vergoedingen van leerlingenvervoer

Nadat is vastgesteld dat ouders niet kunnen voorzien in het geheel of gedeeltelijk vervoeren van hun kind van en naar school (zoals benoemd onder 3.4 sub a) wordt bekeken op welke wijze het leerlingenvervoer dan plaats kan vinden.

  • 6.1 Vervoer met de fiets

    Allereerst wordt gekeken of het kind zelfstandig of eventueel onder begeleiding met de fiets naar school kan gaan. Het kind kan dan in aanmerking komen voor een fietsvergoeding. Deze vergoeding bedraagt voor jaar 2017 € 0,09 per kilometer (afgeleid van Reisregeling binnenland). Als bepaald wordt dat begeleiding noodzakelijk is, dan wordt zowel een fietsvergoeding uitbetaald voor het kind als voor de begeleider.

    Indien een leerling en eventueel de begeleider van de leerling in aanmerking komt voor een fietsvergoeding, dan wordt de fietsvergoeding als volgt berekend (één maal per dag heen en terug van school);

    Fietsvergoeding = 40 weken x 5 schooldagen x (2 x afstand naar school) x kilometervergoeding

    Indien een leerling niet alle dagen of niet 2 x per dag (1 x heen, 1 x terug) met de fiets reist, wordt een berekening op maat gemaakt op basis van werkelijk te reizen kilometers.

    Redelijke fietsafstand.

    Als tijdens de afhandeling van een aanvraag aan de orde komt of een kind of ouder met kind op de fiets naar school kan, geldt voor het BO en SBO het volgende uitgangspunt:

    Leeftijd kind: Redelijke fietsafstand:

    4-8 jaar  kind 6 kilometer, ouder met kind achterop 6 kilometer

    9 jaar kind 7 kilometer

    10 jaar kind 8 kilometer

    11 jaar kind 9 kilometer

    12 jaar kind 12 kilometer

  • 6.2 Openbaar Vervoer

    Als het kind niet met de fiets naar school kan, wordt gekeken of het kind met het openbaar vervoer kan reizen.

    De reistijd per openbaar vervoer wort bepaalt via www.9292ov.nl. Via deze site worden ook de kosten van het openbaar vervoer berekend. Uitgangspunt is de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer.

    De gemeente geeft alleen een financiële vergoeding voor de te maken reiskosten van en naar school. Ook hier geldt dat als begeleiding noodzakelijk is, er ook een vergoeding wordt uitbetaald voor de kosten van de reis met het openbaar vervoer van de begeleider.

    De ouders dienen zelf op tijd de OV-chipkaart en de eventuele abonnementen aan te vragen.

    Indien met het openbaar vervoer wordt gereisd, kan het zijn de bushalte niet in de directe omgeving van de onderwijsinstelling is. Indien de route van uitstappunt bus naar school gevaarlijke punten kent waarbij geen ondersteuning is en/of de te lopen afstand verhoudingsgewijs te groot is, kan in individuele gevallen worden besloten om in plaats van een vervoersverklaring voor openbaar vervoer een vervoersverklaring voor aangepast vervoer af te geven.

  • 6.3 Eigen vervoer

    Als ouders in aanmerking komen voor een kilometervergoeding voor het eigen vervoer, dan baseert de gemeente de hoogte van de vergoeding op de reis die de leerling maakt, dan wil zeggen ’s ochtends alleen de heenweg en ’s middags alleen de terugweg. Het aantal kilometers wordt berekend op basis van de Reisregeling binnenland. Voor 2018 geldt op grond van deze regeling voor de eigen auto een vergoeding van € 0,37 per kilometer.

    Als een kind in aanmerking komt voor een vergoeding voor het openbaar vervoer maar het wordt met eigen vervoer naar school gebracht, dan ontvangen de ouders na goedkeuring van het college een vergoeding op basis van het bedrag van de goedkoopst mogelijke reismogelijkheid van het openbaar vervoer.

  • 6.4 Aangepast vervoer

    In de gevallen waarbij het kind niet met de fiets, openbaar vervoer of eigen vervoer naar school kan gaan, regelt de gemeente aangepast vervoer. De kosten hiervoor worden rechtstreeks naar de vervoerder overgemaakt.

  • 6.5 Betaling vergoeding

    De gemeente vergoedt de kosten voor het eigen vervoer (fiets, bromfiets, auto) en de bijdrage voor het openbaar vervoer op basis van een declaratie per kwartaal of per schooljaar. De declaratie dient te zijn voorzien van een paraaf van de school.

    In geval van een eigen bijdrage komen de ouders voor vergoeding in aanmerking zodra de kosten meer bedragen dan de eigen bijdrage.

  • 6.6 Bevorderen zelfstandig reizen

    De gemeente Epe wil zelfstandig(er) reizen stimuleren en helpen mogelijk te maken. Daarvoor zijn in de verordening mogelijkheden gecreëerd. Op ieder moment kunnen ouders en leerlingen met de gemeente in gesprek gaan over de mogelijkheden om (meer) zelfstandig te gaan (leren) reizen. Indien het nodig is om te oefenen met de leerling, zijn ouders en het eigen netwerk de eerst aangewezenen om dit te doen. Indien nodig kan de gemeente ondersteunen met een (aangepast) vervoers- of hulpmiddel.

    Als tijdens de oefenperiode de vervoersvoorziening moet worden aangepast, zal vanuit leerlingenvervoer alle medewerking worden verleend. Als het zelfstandig(er) reizen toch niet haalbaar blijkt te zijn, dan is er (weer) aanspraak op een vervoersvoorziening op basis van onzelfstandigheid en/of een handicap, conform de verordening

  • 6.7 Leeftijd

    Voor het BO en SBO mag de gemeente ervoor kiezen om de leerlingen vanaf 9 jaar een OV vergoeding toe te kennen in plaats van (collectief) taxivervoer. Landelijk gaat men ervan uit dat kinderen vanaf 9 jaar zelfstandig met het OV kunnen reizen.

  • 6.8 Begeleiding

    Er kan een aanvraag worden ingediend voor een vergoeding in de vervoerskosten voor de begeleider (fiets en OV) als het kind jonger dan 9 jaar is en/of kind wegens handicap niet zelfstandig kan reizen. De vergoeding voor de begeleiding wordt uitbetaald aan de ouders; als de begeleiding niet door de ouders wordt uitgevoerd dienen de ouders dit bedrag zelf door te berekenen aan de begeleiding.

    Bij vervoerskosten voor begeleiding in het OV zal eerst de mogelijkheid onderzocht worden of er gebruik gemaakt kan worden van de OV-begeleiderskaart (verstrekt door OV voorzieningen) welke door de leerling aangevraagd dient te worden.

Artikel 7. Eigen bijdrage

  • 7.1 Drempelbedrag: In de Wet op het primair onderwijs (artikel 4) is bepaald dat er aan ouders van kinderen die naar het reguliere basisonderwijs of het speciaal basisonderwijs gaan, en van wie het inkomen boven een bepaald bedrag uitkomt een eigen bijdrage over de eerste kilometers gevraagd kan worden (het zogenaamde drempelbedrag). De hoogte van het genoemde inkomen zowel als de berekening van de hoogte van de bijdrage zijn wettelijk vastgelegd en overgenomen in de modelverordening bij artikel 14. Het bedrag van het gezamenlijk inkomen wordt jaarlijks geïndexeerd op een door de wet voorgeschreven wijze.

    Bij een drempelbedrag betalen ouders een ouderbijdrage die gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer voor de eerste 6 kilometer (de kilometergrens), ongeacht of het kind ook daadwerkelijk met het openbaar vervoer reist.

    De hoogte van het gezamenlijk verzamelinkomen is voor het schooljaar 2017-2018 bepaald op € 25.650,-. Dit kan aangetoond worden met een IB-60 formulier van de Belastingdienst.

  • 7.2 Inkomensafhankelijke bijdrage; in de Wet op het primair onderwijs (artikel 4) is ook bepaald dat er, wanneer de afstand meer bedraagt dan 20 kilometer, een bijdrage van de ouders gevraagd kan worden, afhankelijk van de financiële draagkracht. Deze draagkrachtafhankelijke bijdrage mag volgens de wet alleen geheven worden van ouders van leerlingen die een school voor regulier basisonderwijs bezoeken (dus niet voor speciaal basisonderwijs). In de verordening is een overzicht opgenomen voor inkomensafhankelijke bijdrage voor het schooljaar 2017-2018.

  • 7.3 Voor kinderen die niet vanaf de start van het schooljaar van het leerlingenvervoer gebruik maken, wordt de eigen bijdrage naar rato bepaald.

Artikel 8. Afwijkend adres

  • 8.1 De gemeente heeft de zorgplicht voor het vervoer tussen huis en school en terug, maar is niet verplicht om het vervoer naar de buitenschoolse opvang (BSO) te regelen. Het komt echter voor dat ouders vragen hun kind naar een tweede opvangadres te brengen. De gemeente Epe gaat hier als volgt mee om voor kinderen die vervoerd worden met aangepast vervoer:

    • -

      De leerling heeft maximaal één extra adres

    • -

      De leerling verblijft op vaste, structurele dagen op dit adres

    • -

      Het adres ligt binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Epe, bij voorkeur langs de route.

    • -

      Vervoer naar het tweede adres mag voor de gemeente niet leiden tot meer kosten dan vervoer naar de woning; eventuele extra kosten zijn voor rekening van de ouders

    • -

      Overige leerlingen in het betreffende vervoersmiddel mogen er geen onevenredig veel nadeel van ondervinden

    • -

      De ouders maken zelf afspraken met de vervoerder over het afwijkende adres

    • -

      Er is een volwassene op het opvangadres aan wie de leerling kan worden overgedragen

    • -

      Het vervoer tussen het opvangadres en de woning wordt niet verzorgd/vergoed

    • -

      Het vervoer tussen school, dagcentrum en/of dagbehandeling en woning wordt niet verzorgd/vergoed.

  • 8.2 Gescheiden ouders / co-ouderschap

    Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen heeft. In dit geval is er sprake van 2 plaatsen waar het kind structureel en feitelijk verblijft. Waar het kind staat ingeschreven doet niet ter zake; als het kind structureel bij zowel bij de ene als de andere ouder verblijft, is er in feite sprake van 2 hoofdverblijven. Om aanspraak te maken op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft, moeten beide ouders afzonderlijk een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woont. Ouders moeten daarbij aangeven wanneer het kind waar verblijft, dit moet gaan om vaste dagen in de week.  Het kan dan voorkomen dat er slechts bij één ouder aanspraak op leerlingenvervoer bestaat, doordat niet voldaan wordt aan het afstandscriterium van 6 kilometer of de school niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is.

  • 8.3 De hoofdregel is dat daar waar de leerling feitelijk verblijft door de ouders/verzorgers een aanvraag moet worden ingediend. De gemeente toets de aanvraag aan de verordening. Bij uitzonderlijke gevallen kan er een uitzondering op deze hoofdregel worden gemaakt, indien het kind:

    • -

      Van leerlingenvervoer gebruik maakt in de gemeente Epe

    • -

      Een korte periode (maximaal 6 weken) in een andere gemeente verblijft

    • -

      De oude school blijft bezoeken

    • -

      Na deze periode terugkeert naar de gemeente Epe

  • 8.4 Crisissituatie. Het komt af en toe voor dat kinderen uit andere gemeenten in het kader van jeugdzorg tijdelijk worden opgevangen bij pleegouders in onze gemeente. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat leerlingen uit de gemeente Epe tijdelijk elders verblijven. De gemeente Epe wil leerlingen die in een crisissituatie in onze gemeente verblijven tegemoet komen en hen de mogelijkheid bieden hun oude school te bezoeken omdat dit voor hem/haar vaak nog de enige stabiele en veilige factor is. Formeel genomen hoeft de gemeente het vervoer naar de oude school niet te vergoeden, omdat dit veelal niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Omwille van de rust voor de leerling zal deze vergoeding worden verstrekt voor maximaal 3 maanden. In deze periode wordt meestal duidelijk of het kind in de gemeente blijft wonen, zodat een andere school kan worden gezocht. Nadat er maximaal 3 maanden voor het vervoer naar de oude school is betaald, wordt de aanvraag leerlingenvervoer behandeld als alle andere Eper aanvragen leerlingenvervoer en zal de vergoeding gebaseerd worden op de kosten van vervoer naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Voorwaarde is dat het kind ook van leerlingenvervoer gebruik maakt in de voorgaande woongemeente, en dat deze voorgaande woongemeente de kosten van het leerlingenvervoer niet op zich neemt.

    Zo ook bij kinderen uit Epe die vanwege een crisissituatie tijdelijk in een andere gemeente zich bevinden; ook voor hun wordt maximaal 3 maanden leerlingenvervoer vergoed naar de oude school als de gemeente waarin ze tijdelijk worden opgevangen hier niet in voorziet.

Artikel 9. Stage en ondersteuningsgroep

  • 9.1 Als de leerling dagelijks leerlingenvervoer krijgt en stage is een onderdeel van het onderwijsprogramma, dan bestaat aanspraak op leerlingenvervoer naar en van het stageadres. De stageplek is bij voorkeur langs de route woning-school of in de nabijheid van de woning, zodat de leerling minder hoeft te reizen.

  • 9.2 Ten aanzien van de vergoeding geldt het volgende:

    Voor het stageadres geldt hetzelfde afstandscriterium als voor de school. Er is pas recht op vergoeding als de afstand naar het stageadres meer dan 6 kilometer is.

    Als zelfstandig reizen met (brom)fiets of openbaar vervoer naar het stageadres tot de mogelijkheden van de leerling behoort, dan wordt de tegemoetkoming gebaseerd op de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer die passend is

  • 9.3 In het aangepast vervoer sluit het stagevervoer qua tijd en afstand aan op het reguliere, collectieve schoolvervoer en de reguliere schooltijden, tenzij de branche waarin stage wordt gevolgd deze aansluiting niet mogelijk maakt.

  • 9.4 Het verzoek om vervoer naar een stageplaats moet vergezeld gaan van een stageovereenkomst.

  • 9.5 Een kennismakingsgesprek met een (mogelijk) stageadres wordt niet tot leerlingenvervoer gerekend.

  • 9.6 Als de leerling gedurende minimaal 4 weken vanuit het regulier basisonderwijs naar de ondersteuningsgroep op de Van der Reijdenschool zal gaan, dan bestaat aanspraak op leerlingenvervoer. Voor deze ondersteuningsgroep geldt hetzelfde afstandscriterium als voor de school, en als zelfstandig reizen tot de mogelijkheden van de leerling behoort, wordt de tegemoetkoming gebaseerd op de goedkoopst mogelijke wijze van vervoer die passend is.

  • 9.7 Het vervoer naar de ondersteuningsgroep zal aansluiten bij de reguliere schooltijden.

Artikel 10. Inzet ouders

  • 10.1 Jaarlijks aanvragen. Ouders dienen uiterlijk voor 1 mei het aanvraagformulier voor leerlingenvervoer ingediend te hebben. Bij het aanvraagformulier moet worden toegevoegd:

    • -

      Medische verklaring

    • -

      Vervoersverklaring van de school.

    • -

      Inkomstenoverzicht; alleen voor ouders waarvan het kind naar het (speciaal) basisonderwijs gaat.

  • 10.2 Bij het toekennen van leerlingenvervoer kan met de ouders worden besproken tijdens het zogeheten keukentafelgesprek welke bijdrage de ouders (of derden, door de ouders zelf georganiseerd) zelf in het vervoer of in de kosten daarvan kunnen doen. Te denken valt aan zelf naar school brengen, begeleiding bij reizen in het Openbaar Vervoer of eigen bijdrage in de kosten.

  • 10.3 Zelf verantwoordelijk voor begeleiding; Als er begeleiding nodig is, is de ouder daar zelf verantwoordelijk voor. Eventueel te maken personeelskosten zijn voor de ouders.

  • 10.4 Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het vervoer als hun kind vanwege doktersbezoek, behandeling of ziekte later naar school gaat of eerder van school opgehaald moet worden.

  • 10.5 Ouders zorgen dat het kind op tijd klaar staat als hij/zij wordt opgehaald en dat er een volwassen persoon bij de opstapplaats of thuis aanwezig is als het kind wordt teruggebracht.

  • 10.6 Als ouders niet in staat zijn om zelf hun kind te begeleiden, dienen zij zelf voor een vervanging te zorgen. Deze kan bijvoorbeeld te vinden zijn binnen het eigen sociale netwerk of vrijwilligersorganisaties. Als dit niet mogelijk blijkt, kunnen de volgende omstandigheden voor ouders aanleiding zijn om aan te geven dat begeleiding van hun kind met het openbaar vervoer niet mogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zou leiden:

    • -

      Eénoudergezin, waarbij ouder werkt en werktijden niet zodanig aan te passen zijn dat begeleiding van de leerling mogelijk is (werkgeversverklaring waaruit blijkt dat begeleiding niet mogelijk is moet worden overlegd)

    • -

      Eénoudergezin, waarbij ouder de zorg heeft voor andere kinderen onder de 9 jaar, waardoor begeleiding naar school niet mogelijk is.

    • -

      Ouder/verzorger/begeleider is voor de begeleiding met openbaar vervoer minimaal 4 x 1 uur onderweg (beoordeling reisduur op basis van www.9292ov.nl)

    • -

      De ouders hebben een functiebeperking waardoor het niet mogelijk is om het kind te begeleiden met het openbaar vervoer (een doktersverklaring moet worden overlegd)

Artikel 11. Vervoer naar Internationale schakelklas (ISK)

ISK is een vorm van regulier basisonderwijs of voortgezet onderwijs. De afstand van huisadres naar ISK moet meer dan 6 kilometer bedragen om in aanmerking te komen voor leerlingenvervoer. Dit is alleen voor leerlingen die op het primair onderwijs zitten. Leerlingen voortgezet onderwijs ISK komen niet in aanmerking voor een bekostiging van het leerlingenvervoer, zij kunnen een beroep doen op de bijzondere bijstand.

Artikel 12. Opstapplaatsen

Op dit moment worden alle leerlingen thuis opgehaald. Dat leidt in veel gevallen tot omslachtige routes met een voor de leerling lange reistijd. Het college mag de goedkoopste adequate manier van vervoeren toekennen. Het feit dat alle leerlingen worden opgehaald op hun thuisadres zorgt voor lange en omslachtige routes, terwijl uit bestandsanalyse blijkt dat de meeste leerlingen redelijk dicht bij elkaar wonen. Als er meerdere kinderen op hetzelfde punt kunnen instappen, kan daarmee de route efficiënter verlopen, zodat de reistijd kan worden verkort.

Artikel 13. Lestijden en examens

  • 13.1 De gemeente organiseert aangepast vervoer alleen op vaste schooldagen (uitgaande van 200 schooldagen per jaar) en vaste schooltijden zoals genoemd in de schoolgids van de school.

    Voor leerlingen in het voortgezet onderwijs wordt met aangepast vervoer geen rekening gehouden met het individuele lesrooster, een toetsweek of met lesuitval, ook niet als dit het eerste of laatste lesuur is. De verordening leerlingenvervoer bepaalt in de algemene bepalingen dat aangepast vervoer slechts wordt georganiseerd op schooltijden die genoemd zijn in de schoolgids. De gemeente past de vervoerstijden alleen aan als de wachttijd op school méér dan 5 lesuren bedraagt.

  • 13.2 Als de structurele handicap van de leerling het wachten onmogelijk maakt tot het einde van de schooldag, zal er een aanpassing in het vervoer worden gemaakt. In dit geval dient er door de leerplichtambtenaar vrijstelling te worden verleend, omdat de lichamelijke, verstandelijke, psychische of zintuiglijke handicap van de leerling het niet toelaat het volledige onderwijsprogramma, zoals in de schoolgids is vermeld, te volgen.

  • 13.3 Als een leerling in aanmerking komt voor aangepast vervoer en vanwege de examens niet met het reguliere leerlingenvervoer mee gaat, dan dienen de ouders zelf te zorgen voor het vervoer. Zij kunnen hiervoor een kilometervergoeding krijgen.

Artikel 14. Afwijken van bepalingen

De verordening leerlingenvervoer kent een hardheidsclausule (artikel 23). Dat betekent dat in gevallen die niet in de verordening zijn geregeld en waarin deze tot kennelijk onbillijke situaties zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging voor leerlingenvervoer kan worden verleend. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties omdat het overgrote deel van de voorkomende situatie in de verordening is geregeld. Ook van de beleidsregels zelf kan worden afgeweken. Dit geldt dan eveneens voor situaties waarin de toepassing van de beleidsregels tot een kennelijke onbillijke uitkomst zou leiden. In deze beleidsregels is bepaald dat de hardheidsclausule in een aantal situaties niet zal worden toegepast. Met nadruk staat er dat dit geldt indien er sprake is van de genoemde omstandigheden. De reden daarvan is dat ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een oplossing voor het schoolvervoer wegens werk of opleiding. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule. De hardheidsclausule van artikel 23 van de verordening wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid dat ouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen. Dit is conform de jurisprudentie op het gebied van leerlingenvervoer.

Ter voorkoming van (ongewenste) precedentwerking dient de toepassing van de hardheidsclausule te worden onderbouwd met argumenten die betrekking hebben op de specifieke, concrete situatie van de leerling of ouders/verzorgers van een leerling. Besluitvorming over toepassing van de hardheidsclausule gebeurt alleen na advies van externe deskundigen (o.a. leerplichtambtenaar, CJG)

Artikel 15. Ongewenst gedrag

  • 15.1 Soms komt het voor dat leerlingen ongewenst gedrag vertonen in het aangepast vervoer. Dat kan tot gevolg hebben dat er gevaar bestaat voor de leerling zelf, de medepassagiers en/of de chauffeur. In het handboek leerlingenvervoer staat vermeld hoe taxibedrijf en gemeente met ongewenst gedrag omgaan.

  • 15.2 Als blijkt dat een leerling niet zelfstandig met aangepast vervoer kan reizen, is in principe de ouder verantwoordelijk voor de begeleiding in het vervoer. Hiervoor dient de gemeente een zitplaats aan te bieden. Als de begeleiding niet geleverd wordt en/of het gedrag van de leerling niet verbetert, kan de gemeente in het uiterste geval besluiten het aangepast vervoer te beëindigen, ook als er een medische oorzaak is voor het gedrag van de leerling. De gemeente wil de verantwoordelijkheid in het vervoer bij de ouders laten. Er kan dus een beroep op de ouders gedaan worden als dat nodig mocht zijn.

  • 15.3 Als er schade wordt veroorzaakt aan de bus of aan de eigendommen van kinderen tijdens het vervoer, dan wordt diegene die de schade heeft veroorzaakt daarvoor aansprakelijk gesteld.

Artikel 16. Terugvordering

Het college hanteert het uitgangspunt dat ten onrechte ontvangen tegemoetkomingen leerlingenvervoer altijd van de ouders worden teruggevorderd, tenzij er sprake is van dringende redenen om hiervan af te zien.

Inwerkingtreding en citeertitel

De beleidsregels treden in werking de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad en werken terug tot 1 mei 2018.

De beleidsregels kunnen worden aangehaald als: beleidsregels leerlingenvervoer.

Ondertekening

Epe, 10 juli 2018

Burgemeester en wethouder van Epe,De burgemeester, Ir. H. van der Hoeve MPA de secretaris, mw. C. Kats