Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning Ermelo 2014

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Ermelo 2014

Verordening maatschappelijke ondersteuning

Gemeente Ermelo 2014

Inhoudsopgave:

Inleiding

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3 Scheiding melding en aanvraag

Artikel 4 Melding voor een gesprek

Artikel 5 Het gesprek

Artikel 6 Het verslag

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7 De aanvraag

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 8 Het maken van een afweging

Paragraaf2De te bereiken resultaten

Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis

Artikel 10 Wonen in een geschikt huis

Artikel 11 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Artikel 12 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Artikel 13 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 16 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen

en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke activiteiten

Hoofdstuk6Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget enals financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

paragraaf1Mogelijke verstrekkingwijzen

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingswijzen

Paragraaf2Verstrekking in natura

Artikel 18 Inhoud beschikking

Paragraaf3Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19 Overwegende bezwaren

Artikel 20 Inhoud beschikking

Paragraaf4Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 21 Inhoud beschikking

Paragraaf5Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 22 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Hoofdstuk7Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluit-vorming, intrekking en terugvordering

Artikel 23 Beslistermijn

Artikel 24 Beperkingen en afwijzingsgronden

Artikel 25 Advisering

Artikel 26 Wijziging situatie

Artikel 27 Intrekking

Artikel 28 Terugvordering

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 29 Hardheidsclausule

Artikel 30 Onvoorziene gevallen

Artikel 31 Indexering

Artikel 32 Nadere regels

Artikel 33 Evaluatie

Artikel 34 Inwerkingtreding

Artikel 35 Citeertitel

Inleiding

Bij deze nieuwe verordening (2013) is sprake van een trendbreuk ten opzichte van de oude regels, zoals die gehanteerd werden onder de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en sinds 2007 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Was onder de Wvg sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, de compensatieplicht van de Wmo vraagt om een andere aanpak. Die andere werkwijze heeft de VNG samen met de CG-Raad (de Chronisch Zieken en Gehandicapten Raad Nederland) en CSO (de koepel van ouderenorganisaties) ontwikkeld. Kernbegrippen zijn nu maatwerk, te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid.

In de allereerste richtingbepalende uitspraak van 10 december 2008 heeft de Centrale Raad van Beroep helder uiteengezet hoe hij aankijkt tegen de compensatieplicht en tegen wat van de gemeente bij de uitvoering mag worden verwacht. Kenmerkend is daarbij de grote invloed van de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager op het gemeentelijk onderzoek. Artikel 4 van de Wmo geeft aan op welke terreinen resultaten bereikt dienen te worden. Daarnaast geeft dit artikel aan dat het in de Wmo gaat om maatwerk.

Eigen verantwoordelijkheid

De Wmo is ervoor bedoeld om oplossingen te bieden door middel van voorzieningen als het niet in iemands eigen mogelijkheden, dan wel de mogelijkheden van diens omgeving, ligt om het vraagstuk op te lossen.

Mantelzorgers en vrijwilligers

Een bijzondere groep onder de Wmo vormen de mantelzorgers en vrijwilligers. Zij vallen ook onder de werking van prestatieveld 6. De vraag is of dat leidt tot ‘eigen’ aanspraken van mantelzorgers in het kader van dit prestatieveld, of dat het gaat om afgeleide aanspraken, omdat er een persoon is waarvoor de mantelzorger zorgt en ook de mantelzorger op naam van deze persoon aanspraak kan maken op individuele voorzieningen. Nadrukkelijk moet een gemeente immers rekening houden met de belangen van de mantelzorger en diens dreigende overbelasting. Het gaat hierbij overigens om een principieel verschil van inzicht, waarover de jurisprudentie tot op heden nog geen uitsluitsel heeft gegeven. Tot dat gebeurt, wordt er door de VNG voor gekozen, vooral uit uitvoeringstechnisch oogpunt, om uit te gaan van een afgeleid recht op voorzieningen. Beschikkingen zullen dan ook op naam staan van en gericht zijn tot degene die de mantelzorg ontvangt.

Vanaf 1 januari 2013 zijn de zorgzwaartepakketten 1 en 2 uit de Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ) geschrapt. Burgers zijn hierdoor meer dan voorheen aangewezen op zorg en maatschappelijke ondersteuning in de eigen woonomgeving. Dat leidt voor degenen die al een beroep op de individuele voorzieningen Wmo doen dat zij langer en wellicht intensiever een beroep op deze voorzieningen blijven doen. Om mantelzorgers te ontlasten kan tijdelijke opname van belanghebbende nodig zijn. We stellen voor om artikel 16 lid 2 onder b toe te voegen.

Nieuwe wetgeving

In deze verordening laten we de nieuwe plannen rond de functie begeleiding uit de AWBZ, zoals aangekondigd in het vorige regeerakkoord, buiten beschouwing. Het voorstel is immers controversieel verklaard.

Ten geleide

De verordening en de bijbehorende beleidsregels volgen elkaar bij de te behandelen onderdelen. Dat betekent dat de te bereiken resultaten uitgangspunt zijn. De omschrijving van deze resultaten komt overeen met de nieuwe beleidsregels, die wat dit betreft weer geënt zijn op de zogenaamde ‘bouwstenen’ van de VNG. Ter toelichting wordt verwezen naar de VNG-bouwsteen ‘Het Gesprek: bouwsteen voor de nieuwe verordening Wmo’, die tot stand is gekomen na uitvoerig overleg met en instemming van de CG-Raad en de CSO.

‘Het gesprek’ (hierna zonder aanhalingstekens) is in feite een onderdeel van het onderzoek, maar het heeft de voorkeur dit gesprek naar voren en uit de aanvraagprocedure te halen. De verwachting is immers dat het gesprek, zeker als een gemeente werk maakt van het opzetten van meer algemene voorzieningen, in een (groot) aantal gevallen niet meer hoeft uit te monden in een aanvraag. In een open gesprek komen namelijk alle mogelijkheden om een gewenst resultaat te bereiken, ook die van de persoon zelf en zijn omgeving, aan de orde. Dit fenomeen staat ook wel bekend als (de) ‘eigen kracht’.

‘De Kanteling’ (hierna eveneens zonder aanhalingstekens) is geen statisch gebeuren. Onder invloed van de praktijk ontstaat er naar verwachting nieuwe jurisprudentie en die zal weer zijn plaats moeten krijgen in - met name - de beleidsregels, welke immers geschikter zijn om snel aan gewijzigde omstandigheden (waaronder juridische) aan te passen. Daardoor winnen deze regels aan invloed. Beleidsregels vinden hun basis in de Algemene wet bestuursrecht en zijn voor gemeenten evenzeer bindend als de verordening, hoewel de juridische status wel anders is (ze staan lager in de rangorde en - simpel gezegd - geven ze slechts uitleg aan de norm uit de verordening, maar kunnen ze deze niet wijzigen). Bij de beoordeling van geschillen is het de bestuursrechter die toetst of de gemeente de eigen regels, zoals neergelegd in verordening en beleidsregels, wel correct heeft gehanteerd.

De verordening en de nieuw op te stellen beleidsregels moeten zo goed mogelijk bevorderen dat de doelstellingen van de compensatieplicht, zoals die door de wetgever in de Wmo geformuleerd zijn, te weten zelfredzaamheid en participatie door burgers met beperkingen, ook daadwerkelijk gerealiseerd worden.

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders;

c.compensatieplicht: opdracht aan het college, bedoeld in artikel 4 van de wet;

d.melding: mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek;

e.gesprek: eerste contact na een melding, waarin de gehele situatie van de belanghebbende wordt geïnventariseerd ten aanzien van diens beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke, collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen;

f.aanvraag: verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening;

g.belanghebbende: persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, bedoeld in artikel 4 van de wet;

h.psychosociaal probleem: situatie van verlies van zelfstandigheid, met name een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, waaronder mede begrepen zijn sociale omgeving;

i.algemene voorziening: laagdrempelige voorziening die, zonder individuele indicatiestelling, te verkrijgen of te gebruiken is;

j.algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, ook door anderen gebruikt kan worden, algemeen verkrijgbaar is en niet – aanzienlijk – duurder is dan vergelijkbare producten;

k.collectieve voorziening: individuele voorziening die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt;

l.voorliggende voorziening: voorziening, als bedoeld in artikel 2 van de wet;

m.individuele voorziening: voorziening die door het college ten behoeve van één persoon wordt verstrekt;

n.gebruikelijke zorg: zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden door de huisgenoten van de belanghebbende als algemeen aanvaardbaar kan worden beschouwd;

o.voorziening in natura: voorziening, te verlenen via een bruikleen of in eigendom, dan wel als persoonlijke dienstverlening;

p.persoonsgebonden budget: geldbedrag als alternatief voor een voorziening in natura, zoals bedoeld in artikel 6 van de wet;

q.financiële tegemoetkoming: geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld als tegemoetkoming voor het te bereiken resultaat;

r.mantelzorger: persoon die mantelzorg biedt in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet;

  • s.

    hoofdverblijf: plaats, waar een persoon de meeste nachten per week doorbrengt;

  • t.

    huisgenoot: iedere persoon met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2. De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, uitgezonderd duurzame gebruiksgoederen;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke activiteiten.

Hoofdstuk 3. Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3. Scheiding melding en aanvraag

Lid 1.

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een melding voor een gesprek vooraf bij:

  • a.

    een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

  • b.

    een belanghebbende die al eerder een gesprek heeft gevoerd maar waarbij sprake is van gewijzigde omstandigheden of gewijzigde te bereiken resultaten;

  • c.

    een verzoek daartoe van de belanghebbende of het college.

Lid 2.

Indien belanghebbende aangeeft direct een aanvraag in te willen dienen vervalt het gestelde in het eerste lid.

Artikel 4. Melding voor een gesprek

Lid 1.

Een melding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij de gemeente Ermelo door of namens een belanghebbende die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Lid 2.

Zo spoedig mogelijk na de melding wordt een afspraak voor een gesprek gemaakt of een bericht met een termijnplanning verzonden.

Lid 3

Een gesprek wordt individueel gevoerd, tenzij op basis van individuele omstandigheden van de aanvrager door het college wordt besloten dat het achterwege kan blijven.

Artikel 5. Het gesprek

Als de belanghebbende een mantelzorger is wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 6. Het verslag

Lid 1.

Het gesprek wordt afgesloten met een verslag. Indien de belanghebbende na afronding van het verslag nog opmerkingen toegevoegd zou wensen te zien, kunnen deze als bijlage bij het verslag worden gevoegd.

Lid 2.

Na het voeren van een gesprek kan de belanghebbende een aanvraag indienen voor een individuele voorziening. Een door belanghebbende ondertekend verslag kan als aanvraagformulier als bedoeld in artikel 7 lid 3 fungeren.

Hoofdstuk 4. De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7. De aanvraag

Lid 1.

De aanvraag van een individuele voorziening moet schriftelijk of elektronisch plaatsvinden. In het laatste geval moet er wel sprake zijn van een digitale ondertekening.

Lid 2.

Indien een aanvraag mondeling plaatsvindt, wordt deze per omgaande schriftelijk bevestigd. Bij deze bevestiging kan een aanvraagformulier worden meegezonden. De aanvraag is definitief, zodra dit formulier door de belanghebbende weer is ingeleverd en van een handtekening voorzien.

Lid 3.

Als er een ondertekend verslag van het gesprek aanwezig is, wordt dit ondertekende verslag als aanvraagformulier beschouwd. De datum van ondertekening van het verslag geldt alsdan als datum van de aanvraag.

Lid 4.

Bij het behandelen van de aanvraag wordt de International Classification of Functions, Disabilities and Health-classificatie als basis voor het begrippenkader gehanteerd.

Hoofdstuk 5. Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1. Algemene regels

Artikel 8. Het maken van een afweging

Lid 1.

Bij de beoordeling van de vraag welke voorzieningen getroffen dienen gaan worden neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat, mede in relatie tot de mogelijkheid om zelf in maatregelen te voorzien.

Lid 2.

Als het gesprek niet tot een oplossing heeft geleid en een aanvraag wordt gedaan, gaan voorliggende, algemeen gebruikelijke en algemene voorzieningen, voor zover beschikbaar en bruikbaar, voor op individuele voorzieningen. Indien een individuele voorziening aan de orde is, gaat een collectieve voorziening voor op een andere individuele voorziening.

Paragraaf 2. De te bereiken resultaten

Artikel 9. Een schoon en leefbaar huis

Lid 1.

Het eerste te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken en sanitaire ruimten, alsmede de voor het bereiken hiervan noodzakelijke ruimten.

Lid 2.

Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.

Lid 3.

Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die mogelijk in staat zijn de huishoudelijke werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld. Voor zover deze mogelijkheden daadwerkelijk aanwezig blijken, wordt geen individuele voorziening verstrekt, althans niet verdergaand dan met inachtneming van gebruikelijke zorg nog noodzakelijk is.

Artikel 10. Wonen in een geschikt huis

Lid 1.

Het tweede te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waarover men beschikt. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon. Tot een geschikt huis kan ook een uitraasruimte behoren, zijnde een verblijfsruimte waarin een persoon met beperkingen, die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

Lid 2.

Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning, welke verhuizing mogelijk kan leiden tot het te bereiken resultaat, zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

Lid 4

Aan de persoon die op verzoek van het college ten behoeve van een persoon met beperkingen een aangepaste woning ontruimt, kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten worden toegekend.

Lid 5.

De voorgaande leden zijn van overeenkomstige toepassing in geval van een voorziening voor het bezoekbaar maken van een woning. Onder bezoekbaar maken wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woning zelf, de woonkamer en een toilet kan bereiken.

Artikel 10a. Uitsluitingen

Lid 1

Het voorgaande artikel is niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels of pensions, trekkerswoonwagens, AWBZ-instellingen inclusief verzorgingshuizen, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die naar verwachting bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen.

Lid 2

Bij verhuizing vanuit een geschikte woning naar een niet geschikte woning bestaat geen aanspraak op de voorzieningen als bedoeld in artikel 10.

Artikel 11. Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

Lid 1.

Het derde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het voorzien zijn van de dagelijks benodigde hoeveelheid voedsel voor maaltijden en voor andere momenten waarop iets genuttigd wordt, alsmede uit de noodzakelijke bereiding hiervan, evenals uit het voorzien zijn van toilet- en schoonmaakartikelen.

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor zover het betreft levensmiddelen, schoonmaak- en toiletartikelen, alsmede het bereiden en aanreiken van maaltijden.

Lid 3.

Naast de in artikel 9 lid 3 bedoelde situatie, wordt eveneens eerst bezien of en in hoeverre de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare boodschappenservice of maaltijdvoorziening die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, wordt ter zake geen individuele voorziening verstrekt, althans niet verdergaand dan nog nodig blijkt.

Artikel 12. Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

Lid 1.

Het vierde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het in gewassen en zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen staat zijn van reeds aanwezige kleding.

Lid 2.

Met het oog op het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

Lid 3.

Naast de in artikel 9 lid 3 bedoelde situatie, wordt eveneens eerst bezien of en in hoeverre de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare was- en strijkservice die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, wordt ter zake geen individuele voorziening verstrekt, althans niet verdergaand dan nog nodig blijkt.

Artikel 13. Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

Lid 1.

Het vijfde te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit de dagelijkse zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

Lid 2.

Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode, noodzakelijk voor het treffen van andere maatregelen – vervangen van de ouder die normaliter voor de kinderen zorgt.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende wellicht gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor-, tussen-, buiten- of naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, wordt ter zake geen individuele voorziening verstrekt, althans niet verdergaand dan nog nodig blijkt.

Artikel 14. Zich verplaatsen in en om de woning

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in en om de woning bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek dan wel de slaapvertrekken, het toilet, de douche, de berging, de tuin of het balkon te kunnen bereiken.

Lid 2.

Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen, bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende wellicht gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheid beschikbaar en bruikbaar is, wordt ter zake geen individuele voorziening verstrekt, althans niet verdergaand dan nog nodig blijkt.

Artikel 15. Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie, kennissen en het doen van gewenste activiteiten, alles binnen de directe woon- en leefomgeving.

Lid 2.

Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de verplaatsingen over een korte afstand rond de woning en de verplaatsingen over een langere afstand binnen de directe woon- en leefomgeving.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende wellicht gebruik kan maken van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur dat in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld, alvorens een andere individuele voorziening wordt beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de belanghebbende niet in staat is gebruik te maken van het collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur als in het vorige lid bedoeld maar wellicht wel gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootermobielpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

Lid 5.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheid beschikbaar en bruikbaar is, wordt ter zake geen individuele voorziening verstrekt, althans niet verdergaand dan nog nodig blijkt.

Artikel 16. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten

Lid 1.

Het te bereiken resultaat ten aanzien van de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke en religieuze activiteiten bestaat uit het zo mogelijk kunnen afleggen van de daartoe gewenste bezoeken en het deelnemen aan de gewenste activiteiten.

Lid 2.

  • a.

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve (waaronder eventueel te verstaan sportieve), maatschappelijke en religieuze activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen.

  • b.

    Met het oog op de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve (waaronder eventueel te verstaan sportieve), maatschappelijke of religieuze activiteiten kan voor mantelzorgers een voorziening worden getroffen in de vorm van respijtzorg.

Lid 3.

Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare vrijwilligersorganisaties of andere algemene voorzieningen die in de individuele situatie van belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

Lid 4.

Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn, wordt ter zake geen individuele voorziening verstrekt, althans niet verdergaand dan nog nodig blijkt. Hierbij dient, daar waar relevant, afstemming plaats te vinden met een eventueel reeds verstrekte vervoersvoorziening.

Hoofdstuk 6. Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Paragraaf 1. Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17. Mogelijke wijzen van verstrekking

De te treffen individuele voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Paragraaf 2. Verstrekking in natura

Artikel 18. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij de verstrekking van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    wat het te bereiken resultaat is;

  • b.

    welke de te treffen voorziening is;

  • c.

    wat de verwachte duur van de verstrekking is;

  • d.

    in geval van een voorziening in natura, hoe deze verstrekt wordt en of er alsdan sprake is van een overeenkomst waarin de uitwerking van de verstrekking nader wordt geregeld;

  • e.

    in geval van een voorziening in natura, wat de kosten van de voorziening zijn, omgerekend naar een bedrag per periode van vier weken.

Lid 2.

Als ten aanzien van de verstrekking in beginsel een eigen bijdrage van toepassing is, wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3. Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 19. Overwegende bezwaren

Het college legt in het Gemeentelijk besluit maatschappelijke ondersteuning Ermelo vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren in de zin van artikel 6 van de wet.

Artikel 20. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij de verstrekking van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, zo nodig aangevuld met een programma van eisen;

  • b.

    wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang is bepaald;

  • c.

    wat de verwachte duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is en welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

Lid 2.

Als ten aanzien van de verstrekking in beginsel een eigen bijdrage van toepassing is, wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4. Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 21. Inhoud beschikking

Lid 1.

Bij de verstrekking van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

  • a.

    voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

  • b.

    wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is;

  • c.

    indien van toepassing, wat de verwachte duur van de verstrekking is;

  • d.

    of er sprake is van een overeenkomst waarin de uitwerking van de verstrekking nader wordt geregeld.

Lid 2.

Als ten aanzien van de verstrekking in beginsel een eigen aandeel van toepassing is, wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 5. Eigen bijdrage EN eigen aandeel

Artikel 22. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Lid 1:

Bij de verstrekking van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

a.een schoon en leefbaar huis;

b.wonen in een geschikt huis;

c.beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

d.beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

e.het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

f.zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

g.zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

h.de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve (waaronder eventueel sportieve), maatschappelijke of religieuze activiteiten.

Lid 2 .

De eigen bijdrage en het eigen aandeel worden door het college vastgesteld conform de maximale bedragen, zoals bepaald in hoofdstuk IV van het landelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Lid 3.

Geen eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd voor in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo bepaalde voorzieningen.

Hoofdstuk 7. Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 23. Beslistermijnen

Lid 1.

De termijn waarbinnen een besluit op een aanvraag genomen moet worden bedraagt voor:

  • a.

    een voorziening voor het wonen in een schoon en leefbaar huis acht weken;

  • b.

    een voorziening voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften acht weken;

  • c.

    een voorziening voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding acht weken;

  • d.

    een voorziening voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren acht weken;

  • e.

    een voorziening voor het wonen in een geschikt huis:

    • 1.

      als het gaat om een voorziening waarvoor geen bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden acht weken;

    • 2.

      als het gaat om een voorziening waarvoor wel bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden negenendertig weken;

  • f.

    een voorziening voor het zich verplaatsen in en om de woning 1. als het gaat om een voorziening waarvoor specifiek maatwerk nodig wordt geacht uiterlijk binnen zestien weken; 2. als het gaat om overige voorzieningen uiterlijk binnen acht weken

  • g.

    een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: 1. als het gaat om een collectieve voorziening uiterlijk binnen acht weken; 2. als het gaat om een individuele voorzieningen uiterlijk binnen zestien weken.

h een voorziening om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve (waaronder eventueel sportieve), maatschappelijke en religieuze activiteiten acht weken.

Lid 2.

De in de Awb geopende mogelijkheden tot verlenging van termijn zijn onverkort van toepassing op het voorgaande.

Artikel 24. Beperkingen en afwijzingsgronden

Lid 1.

Een voorziening kan slechts worden toegekend, voor zover:

  • a.

    de noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat;

  • b.

    de te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is.

Lid 2.

Geen voorziening wordt toegekend:

  • a.

    indien niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze verordening te stellen voorwaarden;

  • b.

    indien de voorziening algemeen gebruikelijk is;

  • c.

    indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente Ermelo, uitgezonderd de situatie, waarin de belanghebbende woonachtig is in AWBZ-instelling en de aanvraag het bezoekbaar maken van een woning in de gemeente Ermelo betreft;

  • d.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer op afdoende wijze is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt;

  • e.

    voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.;

  • f.

    voor zover er geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;

Artikel 25. Advisering

Lid 1.

Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend en – voor zover relevant in verband met de eventuele toepasselijkheid van gebruikelijke zorg – de huisgenoten van de belanghebbende:

  • a.

    op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen;

  • b.

    op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

Lid 2.

De in het vorige lid bedoelde personen zijn verplicht aan het college of de door het college aangewezen deskundige die gegevens te verschaffen of te doen verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

Lid 3.

Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies, indien:

  • a.

    het gaat om een aanvraag van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek zoals bedoeld in artikel 3 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van de voorziening kunnen beïnvloeden;

  • b.

    het college dat anderszins gewenst acht.

Lid 4.

De aanvrager kan desgewenst een verzoek doen voor een zogenaamde ‘second opinion’, uit te voeren op kosten van de aanvrager. Indien het college een dergelijk verzoek gewenst acht, zal het hieraan medewerking verlenen.

Artikel 26. Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk dan wel per e-mailbericht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 27. Intrekking

Lid 1.

Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken, indien:

  • a.

    niet is of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden, gesteld bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    de situatie zodanig is veranderd dat er geen reden meer is voor de verstrekking;

  • c.

    verstrekking heeft plaatsgevonden op grond van gegevens waarvan gebleken is dat deze zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Lid 2.

Een besluit tot verstrekking van een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verstrekking heeft plaatsgevonden.

Artikel 28. Terugvordering

Lid 1.

Indien het recht op een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget of een financiële tegemoetkoming is ingetrokken kan een op basis daarvan gedane betaling worden teruggevorderd, zo nodig tijdsevenredig.

Lid 2.

Ingeval het recht op een in bruikleen of in eigendom verstrekte voorziening in natura is ingetrokken wordt de terugvordering gebaseerd op een met de restwaarde van de voorziening corresponderende geldwaarde, via een in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Ermelo nader uit te werken systematiek.

Lid 3.

Ingeval van verstrekking in eigendom kan de belanghebbende de vordering als bedoeld in lid 2 desgewenst voldoen door inlevering van de in eigendom verstrekte voorziening.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 29. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 30. Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college naar bevind van zaken.

Artikel 31. Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo geldende bedragen wijzigen conform het bepaalde in artikel 4.5 lid 1 van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 32. Nadere regels

Het college werkt in het Besluit maatschappelijke ondersteuning Ermelo deze verordening verder uit.

Artikel 33. Evaluatie

Het door de gemeenteraad en het college gevoerde beleid wordt minimaal eens per jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt het beleid vervolgens aangepast.

Artikel 34. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 april 2014. Tegelijkertijd wordt de Verordening verstrekking maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo 2011 ingetrokken.

Artikel 35. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening maatschappelijke ondersteuning Ermelo 2014“.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Ermelo op 19 juni 2014.

De griffier, de voorzitter,