Marktverordening Etten-Leur 2006

Geldend van 01-06-2006 t/m heden

Intitulé

Marktverordening Etten-Leur 2006

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college van burgemeester en wethouders ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel.

  • f.

    standwerkersplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • g.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    wachtlijst: de lijst van gegadigden voor een vaste standplaats;

  • i.

    anciënniteitslijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats;

  • j.

    college: college van burgemeester en wethouders van Etten-Leur;

  • k.

    marktmeester: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college.

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkersplaats.

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen of branches;

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche.

Artikel 3 Nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels en/of beleidsregels te stellen betreffende het bepaalde in

deze verordening.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze veror-

    dening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband

    waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

Hoofdstuk 2 Vergunningen

Artikel 5 Standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

Artikel 6 Vereisten

Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat hij persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op

het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

Artikel 7 Inhoud vaste standplaatsvergunning

  • 1. Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de vergunninghouder;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste standplaats met vermelding van het nummer en de afmetingen daarvan;

    • c.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de vergunninghouder bij het innemen van de standplaats mag gebruiken;

    • d.

      het soort artikelen dat de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe de vergunninghouder behoort;

      de datum waarop aan de vergunninghouder voor het eerst vergunning is verleend.

  • 2. Aan de vergunning wordt een middel ter identificatie gehecht.

Artikel 8 Inschrijving op de anciënniteitslijst

Vergunninghouders van vaste standplaatsen worden ingeschreven op een doorlopend genummerde lijst met vermelding van en in volgorde van de datum waarop aan hen voor het eerst een vaste standplaats is toegewezen. Bij deze inschrijving wordt tevens vermeld de soort artikelen die de vergunninghouder mag verhandelen of de branche waartoe hij behoort.

Artikel 9 Inschrijving op de wachtlijst

  • 1. Het college schrijft de aanvrager op zijn verzoek in op de wachtlijst, indien hij voldoet aan de in artikel 6 gestelde vereisten, maar aan hem geen vaste standplaats kan worden toegewezen.

  • 2. Het college vermeldt bij de inschrijving in ieder geval:

    • a.

      de naam en voornamen, de geboortedatum en -plaats, het adres en de woonplaats van de aanvrager

    • b.

      de datum waarop de aanvraag door het college is ontvangen;

    • c.

      de soort artikelen die de aanvrager wil verhandelen of de branche waartoe hij behoort;

    • d.

      de kraam of andere verkoopmaterialen die de aanvrager wil gebruiken.

  • 3. Het college verstrekt de aanvrager een schriftelijk bewijs van inschrijving.

  • 4. De inschrijving op de wachtlijst blijft gehandhaafd, indien deze door de ingeschrevene jaarlijksvoor 1 januari schriftelijk wordt verlengd en aan de daaromtrent gestelde vereisten wordt voldaan, dan wel wordt gehandeld conform de door het college gestelde nadere regels

    en/of beleidsregels.

Artikel 10 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

De inschrijving op de wachtlijst wordt doorgehaald:

  • a.

    indien de ingeschrevene zijn inschrijving niet heeft verlengd;

  • b.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • c.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • d.

    wanneer aan de ingeschrevene een vergunning voor een vaste standplaats is verleend, tenzij hij deze op grond van bijzondere omstandigheden niet aanvaardt;

  • e.

    indien niet meer aan de vereisten van artikel 6 wordt voldaan.

Artikel 11 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

Indien voor de toewijzing van een beschikbare vaste standplaats meer aanvragers in aanmerking komen, wordt de standplaats achtereenvolgens toegewezen aan:

  • a

    de vergunninghouder van een vaste standplaats die aan het college schriftelijk de wens te kennen heeft gegeven van standplaats te willen veranderen, in volgorde van plaatsing op de anciënniteitslijst;

  • b

    degene die zich op de wachtlijst heeft laten inschrijven, in volgorde van inschrijving op deze lijst.

Hierbij wordt de regeling van artikel 2 gehanteerd.

Artikel 12 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

  • 1. 1.In geval van overlijden of blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vaste standplaatsvergunning worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde.

  • 2. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste lid, kan een kind van de vergunninghouder de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar in loondienst van het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft ge

    werkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven op de wachtlijst.

  • 3. Indien de vergunning niet kan worden overgeschreven op grond van het eerste en tweede lid, kan een medewerker van de vergunninghouder in vaste dienst, de vergunning voor een vaste standplaats krijgen indien hij ten minste drie jaar aantoonbaar onafgebroken in loondienstvan het marktbedrijf van de vergunninghouder heeft gewerkt of gedurende eenzelfde periode als mede-eigenaar in dit bedrijf heeft gefunctioneerd en zich heeft laten inschrijven

  • 4. Een aanvraag tot overschrijving wordt ingediend binnen twee maanden na het overlijden

    van de vergunninghouder of nadat de blijvende arbeidsongeschiktheid is vastgesteld.

  • 5. Het college is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken van het bepaalde in dit

    artikel.

Artikel 13 Intrekking vaste standplaatsvergunning

  • 1.

    Het college trekt een vaste standplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 12 de vergunning wordt overgeschreven.

  • 2.

    Het college kan een vaste standplaatsvergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten.

  • 3.

    Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 12 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

Artikel 14 Toewijzing dagplaats

  • 1. Toewijzing van een dagplaats geschiedt door afgifte van een vergunning door het college

    op het moment dat de standplaats niet als vaste standplaats wordt ingenomen.

  • 2. De dagplaats wordt toegewezen overeenkomstig de plaats op de wachtlijst van de gegadigden

    die zich daarvoor op de dag zelf vóór 08.00 uur aanmelden bij de marktmeester.

Artikel 15 Toewijzing standwerkersplaats

  • 1. Het college wijst een standwerkersplaats toe door middel van loting.

    Het is een ingeschrevene op de wachtlijst niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkersplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

  • 2. Indien een standwerker zich wil doen bijstaan, meldt hij dit vooraf aan de marktmeester onder vermelding van de naam van degene die hem zal bijstaan. Degene die hem zal bijstaan, mag niet op eigen naam deelnemen aan de loting.

Hoofdstuk 3 Bepalingen over het gebruik van de standplaats

Artikel 16 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

  • 1. De vergunninghouder dient, behoudens bijzondere omstandigheden, de standplaats die hem is toegewezen persoonlijk in te nemen. Hij mag de standplaats niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

  • 3. De vergunninghouder en degene die hem bijstaat mogen zich niet schuldig maken an wangedrag of bedrog.

Artikel 17 Aantal keren innemen vaste standplaats

De vergunninghouder van een vaste standplaats neemt tenminste een maal per twee weken en tien maal per dertien weken zijn standplaats op de markt in, dit met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 18 en 19.

Artikel 18 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

  • 1. De vergunninghouder van een vaste standplaats die wegens ziekte, vakantie of bijzondereomstandigheden verhinderd is zijn vaste standplaats in te nemen, deelt dit schriftelijk mee aan het college. Bij vakantie geeft de vergunninghouder aan hoe lang zijn afwezigheid

    duurt.

  • 2. De schriftelijke mededeling wordt tijdig voor de desbetreffende marktdag gedaan. Plotselinge verhindering wordt mondeling of telefonisch aan de marktmeester gemeld, gevolgd door een schriftelijke bevestiging daarvan aan het college.

Artikel 19 Ontheffing en vervanging

  • 1. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college op aanvraag van de vergunninghouder van een vaste standplaats hem tijdelijk ontheffing verlenen van de verplichting om ten minste eenmaal per twee weken en tienmaal per dertien weken de

    standplaats op de markt in te nemen.

  • 2. Het college kan op aanvraag van de vergunninghouder hem vergunning verlenen zich op zijn standplaats te laten vervangen door een met name genoemde persoon.

Artikel 20 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

  • 1. Degene die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient op eersteaanvraag van de marktmeester aan te tonen dat hij de vergunninghouder is.

  • 2. De vergunninghouder dient bij zijn standplaats duidelijk zichtbaar zijn naam en eventuele bedrijfsnaam aan te geven.

Artikel 21 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

  • 1. Het is verboden voor vergunninghouders op het marktterrein meer dan drie uur voor aanvang en meer dan 1.30 uur na afloop van de markt met een voertuig, goederen of anderszins ruimte in te nemen of goederen aan of af te voeren.

  • 2. De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Het college kan hiervan ontheffing verlenen.

  • 3. Indien de vergunninghouder zijn vaste standplaats niet uiterlijk om 08.00 uur heeft ingenomen, wordt de desbetreffende standplaats voor die dag als dagplaats aangemerkt, tenzij de marktmeester de standplaats op tijdig verzoek van de vergunninghouder voor hem beschikbaar houdt.

Hoofdstuk 4 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 22 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 23 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd artikel 13 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 24 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen,

indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

Artikel 25 Onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder

gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien hij:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

Artikel 26 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de marktmeester en de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens het Marktreglement voor Etten-Leurgelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. De bestaande anciënniteits- en wachtlijsten worden geacht anciënniteits- en wachtlijsten in de zin van deze verordening te zijn.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van het Marktreglement voor Etten-Leur is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2006.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening Etten-Leur 2006.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering

van 20 februari 2006.

De griffier, De voorzitter,

drs. W.C.M. Voeten. drs. J.A.M. van Agt.

TOELICHTING OP DE MARKTVERORDENING ETTEN-LEUR 2006

Toelichting algemeen

De Marktverordening Etten-Leur 2006 is tot stand gekomen in overleg met de Marktcommissie Etten-Leur, waarin diverse belangengroeperingen, ambulante handelaren en de brancheorganisatie Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel zetelen. De Marktcommissie Etten-Leur adviseert het college van burgemeester en wethouders inzake marktaangelegenheden.

De wettelijke basis voor het vaststellen van de Marktverordening Etten-Leur 2006 wordt gegeven in artikel 147 van de Gemeentewet, waarin is bepaald dat de raad gemeentelijke verordeningen vaststelt, voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordeningen die hij in het belang van de gemeente nodig acht.

Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college van burgemeester en wethouders ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college van burgemeester en wethouders en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt. Artikel 160 van de Gemeentewet regelt de overheveling van de gemeentewettelijke bestuursbevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders. Hieronder valt de bevoegdheid om jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen. De marktverordening beoogt de gemeentelijke belangen te beschermen. Het gaat hier om belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de (verkeers)veiligheid binnen de gemeente.

De Marktverordening Etten-Leur 2006 vervangt het Marktreglement voor Etten-Leur van 22 februari 1984 en omvat in hoofdlijnen:

Hoofdstuk 1 bevat een aantal algemene bepalingen die betrekking hebben op de markt in zijn geheel. Hoofdstuk 2 bevat de regelingen die van belang zijn voor de vergunningaanvraag en de vergunningverlening, bezien vanuit de gemeente. Zoals de procedure voor het verkrijgen van een vaste standplaats, dagplaats en standwerkersplaats. Hoofdstuk 3 regelt de algemene verplichtingen voor de vergunninghouder die met betrekking tot

de standplaats in acht dienen te worden genomen. Hoofdstuk 4 bevat de straf-, overgangs- en slotbepalingen. De verdere uitwerking van hetgeen in de Marktverordening Etten-Leur 2006 wordt bepaald, geschiedt door het college van burgemeester en wethouders. De regulering van andere ambulante handel vindt plaats via de Algemene plaatselijke verordening

voor Etten-Leur (APV). Zo bevat de APV een vergunningstelsel voor bijvoorbeeld braderieën, venten, standplaatsen en snuffelmarkten.

De Marktverordening Etten-Leur 2006 is zowel van toepassing op de warenmarkt die op woensdag wordt gehouden in Etten-Leur-centrum op het Raadhuisplein en de Markt, als op de warenmarkt in Etten-Leur-noord, die op vrijdag wordt gehouden op het Van Bergenplein.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Door gebruik van het woord ”persoon” bij de begripsomschrijving van marktmeester onder k kan een niet-ambtenaar ook tot marktmeester worden aangewezen. Bij aanwijzing van een nietondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 2 Inrichting van de markt; branche-indeling

De in dit artikel opgenomen bevoegdheden zijn niet uitgewerkt, maar als aandachtspunten in de verordening opgenomen, zodat de nadere uitwerking door het college van burgemeester en wethouders kan plaatsvinden.

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college het aantal standplaatsen op de markt vast met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt.

Bij de opstelling en indeling van de markt als bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt rekening gehouden met de verschillende branches. Voor de orde op de markt is het van belang te bepalen welke materialen (kraam of ook andere verkoopmaterialen) worden toegelaten en waar deze kunnen worden opgesteld. De onder b genoemde afmetingen van de standplaatsen kunnen overigens ook een beperking geven voor bepaalde materialen.

Het tweede lid is facultatief. Het schept de mogelijkheid een beperkt aantal ambulante handelaren per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel ambulante handelaren

van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument. Het besluit van het college tot toevoeging van een artikelgroep of branche op de markt is een

algemeen verbindend voorschrift. Het betreft de wijziging van een gemeentelijke, bindende regeling, met externe werking en een algemeen karakter, zodat het bepaalde in artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht een bezwaar en beroep in de weg staat.

De Mededingingswet is niet van toepassing op overheidshandelen dat (primair) strekt tot het behartigen van een algemeen (publiek) belang van niet-economische aard en dat kan worden herleid tot of gerelateerd aan (andere) taken en bevoegdheden van het betrokken overheidsorgaan.

De gemeente is op dit terrein geen ondernemer. De Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) is eveneens van mening dat gelet op de doelstelling van artikel 160, eerste lid onder h van de Gemeentewet er een overheidstaak wordt uitgevoerd te weten: het verzorgen van markten. Deze uitoefening draagt geen economisch karakter dat de toepassing van de mededingingsregels zou kunnen rechtvaardigen. Besluit tot vaststelling

van aantal standplaatsen op de markt, opstelling, indeling en afmetingen is als algemeenverbindend voorschrift niet vatbaar voor bezwaar en beroep. Het betreft hier niet een besluit waarin nader naar tijd, plaats of object de toepasselijkheid van in de verordening reeds besloten liggende normen worden bepaald, maar de vaststelling van zelfstandige normen. De regels ten behoeve van een brancheverdeling lenen zich voor herhaalde toepassing. De brancheverdeling is daarmee aan te merken als een algemeen verbindend voorschrift. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht is bezwaar en beroep hiertegen uitgesloten. Teneinde de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden gecreëerd dat

voor het handeldrijven met verkoopwagens afzonderlijke gedeelten van het marktterrein kunnen worden aangewezen.

Artikel 3 Nadere regels

In de Marktverordening Etten-Leur 2006 is gekozen voor een vrij uitgebreide regeling van de markt. Het college is op grond van dit artikel bevoegd nadere regels (algemeen verbindende voorschriften) te stellen c.q. beleidsregels (flexibeler) vast te stellen.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen

van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente. Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 22 is eveneens van toepassing.

Artikel 5 Standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4). De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar. De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.

Artikel 6 Vereisten

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld het ambachtelijke levensmiddelenbedrijf, bestaande uit het slagersbedrijf, bakkersbedrijf, poeliersbedrijf, visbewerkingsbedrijf), inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de CRKkaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn

de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 13).

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van alle marktstandplaatsen in Nederland bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Artikel 7 Inhoud vaste standplaatsvergunning

In het eerste lid is een uitgebreide inhoudsopgave gegeven van een vaste standplaatsvergunning. Artikel 7, tweede lid, bepaalt dat er een middel ter identificatie aan de vergunning wordt gehecht. In verband hiermee kan de vergunninghouder worden verzocht twee pasfoto’s te overleggen die dienen ter identificatie: de ene op de vergunning en de ander voor het archief.

Artikel 8 Inschrijving op de anciënniteitslijst

Omdat Etten-Leur momenteel geen anciënniteitslijst heeft, dient bij de introductie van deze lijst een overgangsregeling te worden gemaakt, om te voorkomen dat reeds gevestigde vergunninghouders achter worden gesteld bij nieuwkomers.

Artikel 9 Inschrijving op de wachtlijst

Voor het goed functioneren van de markt is een goede registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. De wachtlijst is bedoeld voor die personen die graag een vaste standplaats op de markt willen verwerven, maar aan wie op het moment dat zij de aanvraag doen geen standplaats kan worden toegewezen. Om rechtszekerheid aan de aanvrager te verschaffen, is het

gewenst dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een vaste standplaats een schriftelijk bewijs krijgt. Ingevolge het vierde lid dient de aanvrager op eigen initiatief zijn inschrijving te verlengen. Het verzoek dient voor 1 januari van elk jaar te zijn gedaan. De mogelijkheid wordt opengehouden dat bijvoorbeeld ook vanuit het college het initiatief wordt genomen de wachtlijst op te schonen. De brancheorganisaties achten het redelijk voor elke verlenging leges te heffen. Zodoende worden de kosten van het instandhouden van de wachtlijst niet door de standplaatshouders

gedragen. De legesverordening voor Etten-Leur voorziet hierin.

Artikel 10 Doorhalen van inschrijving op wachtlijst

In dit artikel worden de dwingende redenen genoemd waarom een gegadigde voor een vaste standplaats van de wachtlijst dient te worden gehaald.

Artikel 11 Volgorde toewijzing vaste standplaatsen

In dit artikel is de volgorde van toewijzing van vaste standplaatsen op de markt geregeld. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het redelijk dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de ingeschrevenen op de wachtlijst in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare standplaatsen. De volgorde van inschrijving op de wachtlijst van deze personen is hierbij bepalend. Indien het college een branche-indeling en/of specifieke standplaatsindeling heeft vastgesteld,

zal hiermee bij de toewijzing van vaste standplaatsen rekening dienen te worden gehouden.

Artikel 12 Overschrijving vaste standplaatsvergunning

Komt een vergunninghouder te overlijden of wordt hij blijvend arbeidsongeschikt, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht dat zijn vergunning voor een vaste standplaats op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner (als bedoeld in artikel

1:80a van het Burgerlijk Wetboek) of een andere achterblijvende persoon met wie hij duurzaam samenwoonde, kan worden overgeschreven. In het eerste lid is vastgelegd dat de echtgenoot en de daarmee gelijkgestelde partners recht hebben op de vaste standplaats van de vergunninghouder.

Een kind van de vergunninghouder dat voldoet aan de in het tweede lid gestelde eisen heeft recht op een vaste standplaats op de markt hetgeen niet de oorspronkelijke vaste standplaats van de vergunninghouder hoeft te zijn. Het kind is immers, in vergelijking met de echtgenoot of de daarmee gelijkgestelde partner, minder direct in zijn inkomensvoorziening geschaad

door het overlijden van de vergunninghouder. In het vijfde lid is een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 13 Intrekking vaste standplaatsvergunning

Tot intrekking van de vaste standplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden aangegeven. Bij dagplaatsen en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de

hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 25. Het derde lid vormt het sluitstuk van artikel 12.

Artikel 14 Toewijzing dagplaats

De in het eerste lid vereiste vergunning wordt veelal mondeling verleend. Uiteraard dient, indien voor de markt een branche-indeling is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.

Het in het tweede lid vermelde uiterste tijdstip van melding bij de marktmeester dient te worden gekoppeld aan het in artikel 21, derde lid, genoemde uiterste tijdstip voor het innemen van een vaste standplaats.

Artikel 15 Toewijzing standwerkersplaats

Wanneer standwerkersplaatsen worden toegewezen, is het gewenst dat dit zo objectief mogelijk

gebeurt om de bekende en de minder bekende standwerkers een gelijke kans te geven. Daarom is in het eerste lid bepaald dat de toewijzing geschiedt door loting. Teneinde verstarring tegen te gaan en om te voorkomen dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een stille kramer zou worden, wordt het in het algemeen

ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste standplaatsen toe te wijzen. Dit standpunt wordt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers (Stibesta) steeds met klem naar voren gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts gewenst dat de regels voor de toewijzing van de standplaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zo veel mogelijk gelijkluidend zijn. Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de stille kramers en de voor standwerkers

bestemde standplaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkersplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt dat zij hieraan nimmer enig recht op de desbetreffende standplaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke standplaatsen aan stille kramers is alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde standplaatsen meer beschikbaar zijn.

Belangrijk is voorts de in het derde lid opgenomen mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden en dat een duo als één loting wordt aangemerkt.

Artikel 16 Persoonlijk innemen standplaats; bijstand

In artikel 16 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. Aangezien in artikel 6 is bepaald dat de vergunninghouder een natuurlijk persoon moet zijn, betekent dit dat de standplaats niet door bijvoorbeeld een medevennoot van de vergunninghouder kan worden ingenomen. De vergunninghouder kan zich doen bijstaan op grond van het tweede lid. De artikelen 18 en 21

geven aan de vergunninghouder de mogelijkheid om zaken te regelen, bijvoorbeeld om naar de veiling te gaan. In het derde lid van artikel 16 is in verband met de in de artikelen 23 en 24 vervatte verboden,

thans een normstelling opgenomen namelijk dat zowel de vergunninghouder als degene die hem bijstaan zich niet schuldig mogen maken aan wangedrag of bedrog.

Artikel 17 Aantal keren innemen vaste standplaats

De plicht om de standplaats tot het minimum aantal vastgestelde keren in te nemen, geldt uiteraard alleen voor de vaste standplaatshouder en niet voor de dagplaatshouder of standwerker. Dit is noodzakelijk om de continuïteit in de bezetting te waarborgen.

Artikel 18 Afwezigheid wegens ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden

In dit artikel worden de uitzonderingen gegeven op het uitgangspunt dat de vergunninghouder zelf op de standplaats aanwezig dient te zijn.

Het is wel noodzakelijk dat het college of de marktmeester van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.

Artikel 19 Ontheffing en vervanging

De ontheffing kan aan een maximum van twee jaar worden gebonden voor wat betreft ziekte. Indien de ziekte langer dan twee jaar duurt, is veelal sprake van blijvende arbeidsongeschiktheid. In geval van ziekte, vakantie of bijzondere omstandigheden kan het college de vergunninghouder

van een vaste standplaats toestaan zich op zijn standplaats te laten vervangen. Een maximumtermijn van zes weken is voor vakantie gebruikelijk.

Artikel 20 Legitimatie en identiteit vergunninghouder

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan.

Artikel 21 Tijdstip innemen standplaats/aan- en afvoer goederen

Het marktterrein behoort tot de openbare weg. Het is van belang de in het eerste lid gegeven tijdspanne zo ruim te nemen dat hieraan in de regel kan worden voldaan. Het tweede lid maakt duidelijk dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouder niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten Op grond van het derde lid is het mogelijk dat over een vaste standplaats beschikt kan worden ten gunste van een andere koopman, indien de vergunninghouder de markt op een bepaalde

dag niet bezoekt. Daartoe is bepaald dat de vaste standplaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn. Indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de standplaats uiteraard open moeten blijven.

Artikel 22 Strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 22 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm inhoudt. Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de

marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 22 tot en met 24, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

Artikel 23 Intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

In artikel 23 worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het artikel heeft een facultatief karakter. Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking of schorsing wordt overgegaan. In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn

voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt.

Het moge duidelijk zijn dat deze intrekkings- of schorsingsgrond niet lichtvaardig mag worden gebruikt. Indien het bestuursorgaan overweegt om de vergunning in te trekken of te schorsen, dient het daarbij te letten op het bepaalde in artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 24 Uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 23 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering

(artikel 25) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkersplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.

In dit artikel 24 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats.

Artikel 25 Onmiddellijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale- en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden

regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 25 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde. Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 25 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties. Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker.

Artikel 26 Toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon

die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt. Het ligt voor de hand ook de marktmeester als toezichthouder aan te wijzen.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, achten wij noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering “besluiten” van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen.

In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten en eventuele anciënniteitslijsten. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude regeling moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Met de datum van inwerkingtreding is rekening gehouden met de per 1 januari 2006 in Etten-Leur in werking getreden Referendumverordening 2006. Deze verordening maakt referenda mogelijk over onder andere besluiten van de gemeenteraad inhoudende de vaststelling, wijziging of intrekking van een algemeen verbindend voorschrift. In de Referendumverordening 2006 worden enkele uitzonderingen bepaald, doch hieronder kan de Marktverordening 2006 niet worden gerekend. Besluiten waarover een referendum kan worden gehouden, treden in afwijking van artikel 142 Gemeentewet, niet eerder in werking dan zes weken na de bekendmaking van het besluit. Indien voor een besluit een tijdstip van inwerkingtreding is vastgesteld, vervalt deze vaststelling wanneer een verzoek voor het houden van een referendum is toegewezen. Het verzoek tot het houden van een referendum dient binnen zes weken na de openbare bekendmaking van het besluit te zijn ingediend. Bij de bekendmaking van het besluit dient hierop te worden gewezen. De Marktverordening is een besluit van het gemeentebestuur op overtreding waarvan straf is

gesteld. Een dergelijk besluit wordt op dezelfde wijze bekendgemaakt als alle overige besluiten van het gemeentebestuur die algemeen verbindende voorschriften inhouden (artikel 139 Gemeentewet). Wel is van belang dat de gemeente gehouden is dit besluit mee te delen aan het parket van het arrondissement waarin de gemeente is gelegen (artikel 143 Gemeentewet).

Artikel 29 Citeertitel

Dit artikel spreekt voor zich.