Handhavingsverordening 2015 GR Ferm Werk

Geldend van 01-01-2015 t/m heden

Intitulé

Handhavingsverordening 2015 GR Ferm Werk

Het algemeen bestuur van Ferm Werk

  • -

    gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van 11 december 2014;

  • -

    gelet op:

    • -

      artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet,

    • -

      artikel 8b van de Participatiewet,

    • -

      artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en

    • -

      artikel 35, eerste lid, onderdeel c, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • -

    overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • -

    gezien de zienswijze van:

    • -

      de gemeenteraad van de gemeente Woerden d.d. 10 november 2014,

    • -

      de gemeenteraad van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk d.d. 17 december 2014,

    • -

      de gemeenteraad van de gemeente Montfoort d.d. 15 december 2014,

    • -

      de gemeenteraad van de gemeente Oudewater d.d. 23 oktober 2014,

en het advies van de:

  • -

    Regionale adviesraad Werk en Bijstand d.d. 15 november 2014,

  • -

    Stichting Puree d.d. 18 november 2014,

  • -

    Participatieraad gemeente Montfoort d.d. 23 oktober 2014,

besluit vast te stellen de

Handhavingsverordening 2015 GR Ferm Werk

Artikel 1. Begrippen

  • 1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.

  • 2. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk.

    • b.

      Algemeen bestuur: het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling Ferm Werk.

    • c.

      Wet: de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ.

    • d.

      Uitkering: algemene bijstand op grond van de Participatiewet, alsmede een uitkering op grond van de IOAW en de IOAZ.

    • e.

      Re-integratievoorziening: voorzieningen bedoeld in artikel 7, eerste lid onder a van de Participatiewet en artikel 34, eerste lid onder a van de IOAW en de IOAZ en zoals beschreven in hoofdstuk 3 van de Participatieverordening 2015 GR Ferm Werk

    • f.

      Handhaven: bewerkstelligen dat de wet wordt nageleefd.

    • g.

      Fraude: het niet (tijdig) mededelen van alle feiten en omstandigheden waarvan het voor de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze informatie van invloed kan zijn op zijn het recht, de hoogte of de duur van de uitkering.

    • h.

      Misbruik: het verwijtbaar ontvangen van een uitkering in strijd met de wettelijke voorschriften.

    • i.

      Oneigenlijk gebruik: het ontvangen van een uitkering volgens de regels van de wet, maar in strijd met of buiten de bedoeling die bij de totstandkoming van die wet heeft bestaan.

Artikel 2. Fraudepreventie

Het dagelijks bestuur voert bij de uitvoering van de wet een actief fraudepreventiebeleid. Onderdeel daarvan is het informeren van de belanghebbenden over de rechten en plichten die ingevolge de wet of een op de wet gebaseerde verordening aan het ontvangen van een uitkering of re-integratievoorziening zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel 3. Beleid

  • 1. Ter nadere uitvoering van deze verordening stelt het algemeen bestuur elke 2 jaar een (handhavings-) beleidsplan vast, met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde plan omvat in elk geval:

    • a.

      de visie op handhaving en handhavingsdoelen;

    • b.

      de voorlichting en informatievoorziening aan belanghebbenden;

    • c.

      de verschillende soorten onderzoeken;

    • d.

      de samenwerking op het gebied van handhaving met ketenpartners;

  • 3. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks aan het algemeen bestuur een beleidsverslag aan waarin wordt beschreven of de gestelde doelen voor dat jaar op het gebied van de handhaving zijn gehaald en de redenen waarom de doelen wel of niet zijn gehaald.

Artikel 4. Het opstellen van beleidsregels

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt beleidsregels op waarin de visie en de beleidsdoelen uit het beleidsplan nader worden uitgewerkt. Deze regels worden zo nodig jaarlijks aangepast.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt binnen de kaders van de wet beleidsregels op voor de terug- en invordering van bijstand waarin ten minste tot uitdrukking komt:

    • a.

      in welke gevallen wordt afgezien van terugvordering;

    • b.

      de frequentie van debiteurenonderzoeken;

    • c.

      de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan invordering en debiteurenbeheer.

Artikel 5. Controle

  • 1. Het dagelijks bestuur doet stelselmatig onderzoek naar de rechtmatigheid van de uitkering en kan daarbij gebruikmaken van huisbezoeken, heimelijke waarnemingen, risicoprofielen en bestandsvergelijkingen, alsmede van de samenloopsignalen die daaruit voortkomen. Het dagelijks bestuur onderzoekt daarnaast de overige signalen en tips die relevant zijn voor het recht op uitkering.

  • 2. Bij beëindiging van de uitkering doet het dagelijks bestuur onderzoek naar de reden van de beëindiging en neemt het op basis daarvan besluiten met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitkering en de wederzijds tussen het dagelijks bestuur en de belanghebbende resterende verplichtingen en de afhandeling daarvan.

  • 3. De onderzoeken als bedoeld in het eerste en tweede lid kunnen ook uitgevoerd worden met betrekking tot het gebruik van een re-integratievoorziening en de bijzondere bijstand.

Artikel 6. Inzenden onderzoeksbevindingen naar het Openbaar Ministerie

Indien een gedraging van belanghebbende als bedoeld in artikel 18a van de Participatiewet leidt tot benadeling van Ferm Werk, worden de bevindingen van het strafrechtelijk onderzoek naar het Arrondissementsparket gezonden conform de vigerende Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude van het Openbaar Ministerie, onverminderd de mogelijkheid de ten onrechte ontvangen uitkering terug te vorderen.

Artikel 7. Intrekken oude verordening

De

  • -

    Handhavingsverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Woerden 2013;

  • -

    Verordening handhaving WWB, IOAW en IOAZ 2012;

  • -

    Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW, IOAZ Montfoort 2011;

  • -

    Handhavingsverordening WWB, WIJ, IOAW, IOAZ gemeente Oudewater 2010;

vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur d.d. 7 februari 2014, worden ingetrokken per 1 januari 2015.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Handhavingsverordening GR Ferm Werk 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het algemeen bestuur van Ferm Werk gehouden op 18 december 2014.
Y.Koster-Dreese
voorzitter algemeen bestuur Ferm Werk
I. Korte
secretaris algemeen bestuur Ferm Werk

Algemene toelichting

Bestuursorganen

Op grond van artikel 5 lid 2 van de Gemeenschappelijke Regeling (GR) Ferm Werk hebben de raden en de colleges van burgemeester en wethouders hun bevoegdheden overgedragen aan de betreffende bestuursorganen van de GR Ferm Werk. Om die reden wordt in deze verordening gesproken over het algemeen bestuur waar het gaat om een bevoegdheid van de gemeenteraad en over dagelijks bestuur waar het gaat om een bevoegdheid van het college.

Het algemeen bestuur is verplicht is bij verordening regels te stellen met betrekking tot het bestrijden van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Participatiewet.

Er wordt in de wet geen nadere aanduiding gegeven over wat er precies in de verordening geregeld moet worden. Het dagelijks bestuur heeft op dit punt beleidsvrijheid. In deze verordening stelt het algemeen bestuur de regels voor het handhavingsbeleid op hoofdlijnen vast. Het dagelijks bestuur heeft de mogelijkheid om nadere invulling te geven aan de verordening in de vorm van een beleidsplan en beleidsregels. In het beleidsplan en de beleidsregels wordt nader uitgewerkt hoe Ferm Werk vorm geeft aan handhaving van de bestaande wet –en regelgeving (binnen de kaders van deze verordening).

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.

Voor de handhavingsverordening is geen modelverordening beschikbaar. Derhalve zijn bij het opstellen van de voorliggende verordening de laatste handhavingsverordeningen van de IASZ en van de gemeente Bodegraven-Reeuwijk als uitgangspunt gebruikt. Dít is aangevuld met behulp van handhavingsverordeningen van andere gemeenten in den lande. Op grond daarvan zijn in onderstaande ook geen afwijkingen van de modelverordeningen en voorgelegde scenario’s gemarkeerd.

Artikel 1 Begrippen

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, IOAW, IOAZ, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de verordening moet worden gewijzigd.

Artikel 2 Fraudepreventie

Dit artikel verplicht het dagelijks bestuur tot het voeren van een actief fraudepreventiebeleid. Minimaal dienen de belanghebbenden te worden geïnformeerd over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een uitkering of re-integratievoorziening zijn verbonden, en over de consequenties van misbruik en oneigenlijk gebruik.

Artikel 3 Beleid

Ter nadere uitvoering van deze verordening stelt het algemeen bestuur elke twee jaar een (handhavings) beleidsplan vast over het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

Het genoemde plan omvat in elk geval een beschrijving van:

  • ·

    de visie op handhaving en de handhavingsdoelen;

  • ·

    de voorlichting en informatievoorziening aan belanghebbenden;

  • ·

    de verschillende soorten handhavingsonderzoeken;

  • ·

    de samenwerking op het gebied van handhaving met de ketenpartners;

Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks aan het algemeen bestuur een beleidsverslag aan waarin wordt beschreven of de gestelde doelen voor dat jaar op het gebied van de handhaving zijn gehaald en de redenen waarom de doelen wel of niet zijn gehaald.

Artikel 4 Het opstellen van beleidsregels

Het dagelijks bestuur stelt beleidsregels op waarin de visie en de beleidsdoelen uit het beleidsplan nader worden uitgewerkt. Het dagelijks bestuur reguleert daarin de terug- en invordering van bijstand.

In deze regelingen komen ten minste tot uitdrukking:

  • ·

    In welke gevallen er wordt teruggevorderd;

  • ·

    De frequentie van debiteurenonderzoeken;

  • ·

    Debiteurenbeheer en incassobeleid.

Deze beleidsregels worden zo nodig jaarlijks aangepast.

Artikel 5 Controle

Dit artikel verplicht het dagelijks bestuur om de rechtmatigheid van de uitkering of de re-integratievoorziening en de bijzondere bijstand te onderzoeken, en op welke wijze.

Artikel 6 Bestuurlijke boete

Dit artikel verwijst naar artikel 18a van de Participatiewet.

Artikel 7 Inzenden onderzoeksbevindingen naar het Openbaar Ministerie

Dit artikel bepaalt dat de Aanwijziging Sociale Zekerheidsfraude, zoals opgesteld door het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie (OM), moet worden nagevolgd. De Aanwijzing bepaalt onder meer dat sociale zekerheidsfraude door een uitkeringsgerechtigde tot een nadeel van € 50.000 door het dagelijks bestuur wordt bestraft (op grond van artikel 18a van de Participatiewet). Pas bij een hoger nadeel (of wanneer de fraudeur geen uitkering meer ontvangt) moet aangifte worden gedaan bij het OM, waarna de zaak strafrechtelijk zal worden afgedaan. In dat geval wordt geen bestuurlijke boete opgelegd, tenzij het OM de zaak seponeert.

De aangiftegrens is per 1 januari 2013 verhoogd naar € 50.000. Dit betekent dat fraudezaken met een benadelingsbedrag tot € 50.000 via het bestuursrechtelijke traject afgedaan moeten worden. Hierop bestaan enkele uitzonderingen, die zijn vastgelegd in paragraaf 2.2.1 van de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude. Het OM van het arrondissement Midden Nederland heeft bepaald dat wanneer er sprake is van een uitzondering zoals bedoeld in paragraaf 2.2.1 van de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude, de aangiftegrens € 20.000 is.

De reden hiervoor is dat fraudeurs onvoldoende nadeel ondervinden als de zaak bestuursrechtelijk wordt afgedaan. Indien een fraudezaak met een groot benadelingsbedrag bestuursrechtelijk wordt afgedaan moet de betrokkene het benadelingsbedrag en een boete ter hoogte van dit benadelingsbedrag terug betalen. In de praktijk blijkt de betrokkene hier niet toe in staat. Er wordt dan een betalingsregeling getroffen, waarbij de gemeente maandelijks een deel van de terugvordering verrekend met de uitkering van de betrokkene. De betrokkene zal hierdoor relatief weinig nadeel ondervinden als gevolg van zijn overtreding. Dit verandert als de zaak niet bestuursrechtelijk, maar strafrechtelijk wordt afgedaan. De betrokkene krijgt dan een taakstraf of gevangenisstraf opgelegd. Uitgangspunt is dat de betrokkene dit als nadeliger zal ervaren, dan een maandelijkse inhouding op zijn uitkering.