Regeling vervallen per 01-07-2021

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag

Geldend van 08-03-2019 t/m 20-12-2019

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag

Artikel 1 - Uitsluitingen

  • 1.

    Uitgesloten van de individuele inkomenstoeslag zijn belanghebbenden die

    • a.

      op de peildatum een inkomen hebben dat hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm, ongeacht het feit dat over dit inkomen niet geheel kan worden beschikt vanwege schulden of een schuldregeling;

    • b.

      op de peildatum beschikken over een vermogen dat hoger is dan het toepasselijke bedrag genoemd in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet;

    • c.

      niet tijdens de gehele referteperiode in Nederland hebben verbleven;

    • d.

      als samenwonenden of gehuwden niet beiden aan de voorwaarden voldoen.

Het is niet nodig dat de belanghebbende die niet de Nederlandse nationaliteit heeft tijdens de gehele referteperiode over een geldige verblijfsvergunning beschikte. Deze persoon kan in aanmerking komen voor een individuele inkomenstoeslag als hij kan aantonen aan de voorwaarden te voldoen.

Artikel 2 - Beoordeling aanvraag

Het dagelijks bestuur beoordeelt aan de hand van de individuele omstandigheden van de aanvrager(s) of deze geen uitzicht op inkomensverbetering heeft (hebben). Hierbij neemt het dagelijks bestuur in ieder geval de krachten en bekwaamheden van de aanvrager in aanmerking alsmede de inspanningen die de aanvrager heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen.

Artikel 3 - Geen uitzicht op inkomensverbetering

Een belanghebbende wordt geacht geen uitzicht op inkomensverbetering te hebben als:

  • a.

    uit een besluit in het kader van een arbeidsongeschiktheidsuitkering blijkt dat hij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is;

  • b.

    hij een ontheffing heeft van de plicht tot arbeidsinschakeling;

  • c.

    uit gegevens in zijn dossier of een onderzoek door een deskundige blijkt dat hij niet in staat kan worden geacht met arbeid een inkomen te verdienen ter hoogte van 110% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Artikel 4 - Uitzicht op inkomensverbetering

Een belanghebbende wordt geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben en komt daardoor niet in aanmerking voor een individuele inkomenstoeslag als hij:

  • a.

    op de peildatum een leer-werktraject of Bbl-opleiding volgt of een opleiding die valt onder het bereik van de WSF of de WTOS, dan wel een opleiding die naar zijn aard hieraan kan worden gelijkgesteld;

  • b.

    tijdens de referteperiode een opleiding als bedoeld in het vorige lid heeft afgerond;

  • c.

    een laag inkomen heeft uit deeltijdwerk terwijl er geen aantoonbare beletselen zijn om het inkomen te verhogen door meer uren te werken.

Artikel 5 - Betoonde inspanning om tot inkomensverbetering te komen

  • 1. Een belanghebbende die niet behoort tot de groepen van personen als bedoeld in artikel 3 dient bij zijn aanvraag voor een individuele inkomenstoeslag te vermelden welke inspanning hij in de periode van 12 maanden voorafgaand aan de peildatum heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen of te motiveren waarom dit van hem niet kan worden gevergd.

  • 2. Er wordt geen individuele inkomenstoeslag toegekend aan de belanghebbende die een aan de uitkering verbonden verplichting gericht op het aanvaarden of behouden van betaald werk in de periode van 12 maanden voorafgaand aan de peildatum verwijtbaar onvoldoende is nagekomen.

Artikel 6 - Peildatum vermogenstoets

Met het oog op de vermogenstoets wordt het vermogen in aanmerking genomen waarover de belanghebbende op de peildatum beschikt of redelijkerwijs kan beschikken.

Artikel 7 - Inkomenstoets

Bij de inkomenstoets wordt het in aanmerking genomen inkomen getoetst aan de toepasselijke bijstandsnorm als bedoeld in de Participatiewet zonder daarbij toepassing te geven aan artikel 22a. Dit betekent dat geen rekening wordt gehouden met de kostendelersnorm.