Mandaat/machtigingenbesluit BRZO/ RIE Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2015

Geldend van 11-11-2015 t/m heden

Intitulé

Mandaat/machtigingenbesluit BRZO/ RIE Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2015

MANDAAT/MACHTIGINGENBESLUIT BRZO/RIE OMGEVINGSDIENST NOORDZEEKANAALGEBIED 2015

Gedeputeerde staten van Flevoland,

Overwegende dat het wenselijk is dat de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied mandaat krijgt voor de uitvoering van het Wabo-brede takenpakket voor de bedrijven waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd gezag zijn en die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen 1999 en of categorie 4 van de Richtlijn Industriële emissies (2010/75/EU);

gelet op:

afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht;

de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet bodembescherming , de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet 1988, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012;

de bij bovengenoemde wetten behorende algemene maatregelen van bestuur, circulaires, regelingen, verordeningen en beleidsregels;

de op grond van artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht bij brief van 8 oktober 2015 verleende instemming van de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, nadat die zich ervan vergewist heeft dat het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst hiermee instemt;

BESLUITEN:

Vast te stellen het Mandaat/machtigingenbesluit BRZO/ RIE Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2015

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

     mandaat: de bevoegdheid om in naam van Gedeputeerde Staten besluiten te nemen;

  • b.

     Gedeputeerde Staten: het College van gedeputeerde staten van Flevoland;

  • c.

     Provinciale Staten: provinciale staten van Flevoland;

  • d.

     Omgevingsdienst: Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied;

  • e.

     directeur: de directeur van de Omgevingsdienst

  • f.

     machtiging: de bevoegdheid om namens Gedeputeerde Staten handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

  • g.

     portefeuillehouder: het lid van Gedeputeerde Staten dat zich bezighoudt met vergunningverlening, toezicht en handhaving;

  • h.

     BRZO: Besluit risico’s zware ongevallen 1999;

  • i.

     RIE: Richtlijn Industriële emissies (2010/75/EU);

  • j.

     VFL 2012: Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012.

Artikel 2. Mandaatverlening

  • 1  Gedeputeerde Staten verlenen aan de directeur mandaat om namens hen de in het derde lid genoemde bevoegdheden uit te oefenen.

  • 2  Het in het eerste lid bedoelde mandaat heeft alleen betrekking op bedrijven die onder het BRZO en/of RIE-categorie 4 vallen en waarvoor Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn.

  • 3  De bevoegdheden waarop het mandaat betrekking heeft, zijn - ingedeeld naar categorie en voorzien van een mandaatnummer - vermeld in het bij dit besluit behorende mandaatregister BRZO en RIE-categorie 4, waarin ook de in acht te nemen randvoorwaarden zijn opgenomen.

  • 4  Het in het eerste lid verleende mandaat omvat zowel de bevoegdheid om de in het derde lid bedoelde besluiten te nemen, als de bevoegdheid om de met deze besluiten samenhangende voorbereidende en uitvoerende besluiten te nemen en de met de voorbereiding en uitvoering samenhangende correspondentie te ondertekenen.

  • 5  De directeur neemt bij de aan hem in mandaat verleende bevoegdheden de algemene instructies en de instructies per geval van Gedeputeerde Staten in acht, als bedoeld in artikel 10.6 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

  • 1  Gedeputeerde Staten machtigen de directeur om in voorkomende gevallen, voor zover het de in artikel 2, eerste lid genoemde bevoegdheden betreft, medewerkers van de Omgevingsdienst die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, aan te wijzen om Gedeputeerde Staten in rechte te vertegenwoordigen.

  • 2  Wanneer de directeur hiertoe besluit, stuurt hij een afschrift van zijn besluit aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4. Machtiging

  • 1  Gedeputeerde Staten machtigen de directeur om namens en onder verantwoordelijkheid van hen feitelijke handelingen te verrichten, zijnde handelingen die geen rechtshandelingen zijn.

  • 2  De in het eerste lid bedoelde machtiging heeft alleen betrekking op bedrijven die onder het BRZO en/of RIE -categorie 4 vallen en waarvoor Gedeputeerde Staten het bevoegd gezag zijn.

  • 3  Tot de handelingen als bedoeld in het eerste lid behoren in ieder geval het doorzenden van correspondentie, het versturen van ontvangstbevestigingen, het verstrekken van inlichtingen anders dan op basis van de Wet openbaarheid van bestuur, het aanvragen van informatie bij bedrijven en andere overheden anders dan uit hoofde van de uitoefening van een wettelijke taak of bevoegdheid; het versturen van uitnodigingen voor bijeenkomsten en het opschorten van beslistermijnen.

  • 4  De directeur kan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen machtigen om de in de vorige leden genoemde handelingen te verrichten. Wanneer de directeur hiertoe besluit, stuurt hij een afschrift van zijn besluit aan Gedeputeerde Staten. Dit besluit wordt gepubliceerd in het provinciaal blad.

Artikel 5. Voorwaarden mandaat en machtiging

  • 1  De directeur houdt zich bij de uitoefening van de aan hem opgedragen bevoegdheden aan de relevante wet- en regelgeving, de door Provinciale Staten vastgestelde kaders alsmede het door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleid.

  • 2  Gedeputeerde Staten zorgen ervoor dat de directeur over alle benodigde informatie voor de uitvoering van het bepaalde in het eerste lid, kan beschikken.

  • 3  Gedeputeerde Staten treden bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen in overleg met de directeur over uitvoeringsaspecten.

Artikel 6. Informatieplicht

  • 1  De directeur, dan wel diens plaatsvervanger informeert Gedeputeerde Staten indien de uitoefening van een gemandateerde bevoegdheid naar verwachting politieke en maatschappelijke gevolgen kan hebben of indien een besluit tot consequentie kan hebben dat de provincie en/of Gedeputeerde Staten aansprakelijk worden gesteld of anderszins aangesproken worden. In de gevallen bedoeld in de vorige volzin verschaft de directeur tijdig alle benodigde informatie aan Gedeputeerde Staten en voert hij overleg met Gedeputeerde Staten. De directeur gaat pas over tot uitoefening van de bewuste bevoegdheid, nadat overleg met Gedeputeerde Staten heeft plaatsgevonden.

  • 2  De directeur, dan wel diens plaatsvervanger en de portefeuillehouder overleggen regelmatig over de planning, de aantallen, de kwaliteit en de tijdigheid van de te nemen en reeds genomen besluiten door de directeur.

  • 3  Het bepaalde in de leden 1 en 2 is van overeenkomstige toepassing op de aan de directeur, alsmede diens plaatsvervanger verleende machtiging.

  • 4  Gedeputeerde Staten laten zich bij het in het eerste lid bedoelde overleg vertegenwoordigen door de portefeuillehouder.

Artikel 7. Ondermandaat

  • 1  De directeur kan de bevoegdheden, genoemd in artikel 2, eenmaal in ondermandaat opdragen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, tenzij dat met zoveel woorden en aanzien van een concreet mandaat in de bijlage die behoort bij dit mandaatbesluit, uitdrukkelijk is uitgesloten.

  • 2  De directeur is verplicht om het in het eerste lid genoemde ondermandaatbesluit toe te sturen aan Gedeputeerde Staten. Het ondermandaatbesluit wordt gepubliceerd in het provinciaal blad.

  • 3  De artikelen 2, 5, en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de uitoefening van bevoegdheden in ondermandaat.

Artikel 8. Ondertekening

Uit de ondertekening van de in mandaat danwel ondermandaat genomen besluiten moet blijken dat het namens Gedeputeerde Staten is genomen.

Artikel 9. Vervanging

In geval van afwezigheid van de directeur, kan het mandaat c.q. de machtiging worden uitgeoefend door diens formele plaatsvervanger. De vervanging is van overeenkomstige toepassing op het ondermandaat en het in artikel 4, vierde lid genoemde besluit.

Artikel 10. Verantwoording aan Gedeputeerde Staten

De directeur, dan wel diens plaatsvervanger brengt ieder half jaar schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over het door hem uitgeoefende mandaat c.q. machtiging en het door hem verleende ondermandaat, waarbij aandacht wordt besteed aan aantallen, (financiële) risico’s en rechtmatigheid. Ten aanzien van opgelegde sanctiebeschikkingen wordt kort omschreven de soort overtreding en de hoogte van de opgelegde dwangsom(men).

Artikel 11. Evaluatie

Dit besluit wordt vijf jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van 10 november 2015.

Artikel 13. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit BRZO/RIE Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van gedeputeerde staten van 3 november 2015.
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
de secretaris, de voorzitter,
 

BIJLAGE BEHORENDE BIJ MANDAAT/MACHTIGINGENBESLUIT BRZO/RIE OMGEVINGSDIENST NOORDZEEKANAALGEBIED 2014 van het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland

Aldus – gelet op het bepaalde in artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht - mee ingestemd door: de directeur van de Omgevingsdienst Mw. Drs. E.M.J. Meijers . (deze instemming blijkt uit de bij dit Mandaat/machtigingenbesluit gevoegde brief van de directeur van 8 oktober 2015).

MANDAATREGISTER BRZO EN RIE-categorie 4 (HB 1618312)

Aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied gemandateerde bevoegdheden van het college van gedeputeerde staten van de provincie Flevoland

Mandaten uitsluitend van toepassing op de in de aanhef bij het mandaatbesluit genoemde wetten en de daarbij behorende regelingen en circulaires, te weten:

- de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet bodembescherming, de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet 1988, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012

- de bij bovengenoemde wetten behorende algemene maatregelen van bestuur, circulaires, regelingen, verordeningen en beleidsregels

- voor zover het gaat om bedrijven die vallen onder de BRZO en/of RIE-categorie 4

Indeling mandaatregister:

1. Algemeen

Provinciewet

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

2.Toezicht en handhaving

3. Fysieke leefomgeving

Wabo

4. Milieuzaken

Afkortingen en begrippenlijst:

Mandaatbesluit: Mandaat/machtigingenbesluit BRZO Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2014

VFL 2012 : Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012

Awb: Algemene wet bestuursrecht

Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wm: Wet milieubeheer

Wbb: Wet bodembescherming  

 

Verleend mandaat

 

 

Beperkingen en voorwaarden

 

 

1.

 

 

Algemeen

 

 

 

1.1

 

 

Het op grond van artikel 2, derde lid van het mandaatbesluit verleende mandaat omvat zowel de bevoegdheid om de krachtens dit mandaat bedoelde besluiten te nemen c.q. machtigingen uit te oefenen als de bevoegdheid om de met deze besluiten samenhangende voorbereidende en uitvoerende besluiten te nemen, feitelijke handelingen en rechtshandelingen te verrichten en de met de voorbereiding en uitvoering samenhangende correspondentie te ondertekenen.

 

 

 

1.2

 

 

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk – ambtshalve of op verzoek – intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatbesluit vallende vergunningen, besluiten, toestemmingen ontheffingen of verklaringen inclusief de ontheffingen op grond van de VFL 2012 die meegaan in de omgevingsvergunning.

 

 

 

 

 

Provinciewet/Algemene wet bestuursrecht

 

 

 

 

1.4

 

 

Voeren van bestuursrechtelijke procedures

 

 

 

 

1.5

 

 

Vertegenwoordigen van het college van gedeputeerde staten ter zitting in bestuursrechtelijke procedures

 

 

 

 

1.6

 

 

Beslissen of bezwaar zal worden gemaakt tegen een besluit van een bestuursorgaan, daartegen beroep – hoger beroep daaronder begrepen – zal worden ingesteld of een voorlopige voorziening zal worden aangevraagd

 

 

Na overleg met de portefeuillehouder

 

 

 

1.7

 

 

Beslissen of hoger beroep wordt ingesteld ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak

 

 

Na overleg met de portefeuillehouder

 

 

 

1.8

 

 

Verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure

 

 

Na overleg met de portefeuillehouder

 

 

 

 

 

Wet bevordering integriteitsbeoor-delingen door het openbaar bestuur

 

 

 

1.9

 

 

Vragen van advies als bedoeld in artikel 9 van deze wet aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen

 

 

 

 

2

 

 

Toezicht en handhaving

 

 

 

2.1

 

 

Opleggen van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 122 van de Provinciewet juncto afdeling 5.3.1 van de Awb, of het opleggen van een last onder dwangsom  op grond van afdeling 5.3.2 van de Awb wegens overtreding van en verbod op plicht gesteld bij of krachtens: - de wetten waarvoor     mandaat is verleend en hierbij behorende  algemene   maatregelen van bestuur, circulaires, regelingen,   verordeningen - de Wet bodembescherming voor zover er sprake is     van:     -  handhaving van de zorgplicht als        bedoeld in artikel 13 van de Wbb;    -  handhaving  van de door       gedeputeerde staten  gegeven aanwijzingen       ex artikel 27, tweede lid van de Wbb voor        nieuwe gevallen van verontreiniging.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toezicht en handhaving op grond van de Wbb heeft uitsluitend betrekking op de  Wm-inrichtingen in het grondgebied van de provincie Flevoland waarvoor gedeputeerde staten op grond van de Wabo bevoegd gezag zijn  en voorzover deze bevoegdheden aan de directeur van de omgevingsdienst zijn gemandateerd.

 

 

2.2.

 

 

Opleggen van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 122 van de Provinciewet juncto afdeling 5.3.1 van de Awb, of het opleggen van een last onder dwangsom  op grond van afdeling 5.3.2 van de Awb wegens overtreding van en verbod op plicht gesteld bij of krachtens de VFL 2012

 

 

 

2.3.

 

 

Beslissen tot beeindiging van dwangsom- en bestuursdwangprocedures

 

 

 

2.4

 

 

Beslissen op verzoek om handhaving

 

 

Niet zijnde het verlenen van een gedoogbeschikking

 

 

2.5

 

 

Intrekken van een vergunning:

 

 

.

 

 

2.6

 

 

Feitelijk effectueren van bestuursdwang

 

 

 

2.7

 

 

Overige bevoegdheden op grond van titel 5.3 van de Awb

 

 

 

 

3

 

 

Fysieke leefomgeving

 

 

 

 

Wabo

 

 

 

3.1

 

 

Beslissen op aanvragen om een (gefaseerde) omgevingsvergunning als bedoeld in de Wabo

 

 

Met uitzondering van het weigeren van een vergunning op grond van de Wet Bibob.

 

 

3.2

 

 

Beslissen over het verlenen van toestemming om de omgevingsvergunning over te dragen

 

 

 

3.3

 

 

Beslissen op verzoeken goedkeuring/toestemming op grond van voorschriften die verbonden zijn aan de bij 3.1 genoemde omgevingsvergunning

 

 

 

3.4

 

 

Opleggen nadere eisen op grond van voorschriften die verbonden zijn aan de bij 3.1 genoemde omgevingsvergunning

 

 

 

3.5

 

 

Beslissen op aanvragen om een ontheffing van de voorschriften opgenomen in de onder nr. 3.1 genoemde vergunning

 

 

 

 

3.6

 

 

Adviseren van andere bestuursorganen inzake : - een Watervergunning

 

 

 

3.7

 

 

Zorgdragen voor de procedure inzake milieueffectrapportage als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wm, voorzover de procedure van de milieu-effectrapportage moet worden doorlopen ten behoeve van de vergunningverlening op grond van de Wabo

 

 

 

 

3.8

 

 

Beslissen over aanvragen met betrekking tot het wijzigen of intrekken van vergunningen als bedoeld in artikel 2.31 en 2.33 van de Wabo

 

 

 

3.9

 

 

Zorgdragen voor de coordinatie van de voorbereiding van een beschikking krachtens artikel 6.2 van de Waterwet en een omgevingsvergunning zoals bedoeld in paragraaf 3.5 van de Wabo

 

 

 

 

4

 

 

Milieuzaken

 

 

 

4.1

 

 

Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 10, 17, 19 en 20 en titel 12.3 van de Wet  milieubeheer (Wm) gestelde regels.

 

 

 

 

 

 

 

4.2

 

 

Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 7 van de Wm gestelde regels voor zover deze besluiten moeten worden genomen in verband met vergunningverlening op grond van de Wabo

 

 

 

 

TOELICHTING BIJ MANDAAT/MACHTIGINGENBESLUIT BRZO/RIE OMGEVINGSDIENST NOORDZEEKANAALGEBIED 2014 ALGEMEEN

Inleiding

De uitvoering van de vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavende taken bij bedrijven die vallen onder het BRZO/RIE, vraagt om een gespecialiseerde aanpak. Voor de uitvoering van deze taken zijn gespecialiseerde regionale omgevingsdiensten opgericht. Een van deze gespecialiseerde regionale omgevingsdiensten is de omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (hierna: NKZG). Deze omgevingsdienst voert in opdracht van Gedeputeerde Staten deze taken uit. Gedeputeerde Staten hebbnen aan de directeur van deze omgevingsdienst de bevoegdheid toekennen om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten. Dit hebben zij gedaan door vaststelling van het mandaat/machtigingenbesluit BRZO/IPPC OMGEVINGSDIENST NOORDZEEKANAALGEBIED 2013 (hierna: mandaat/machtigingenbesluit). Dit mandaatbesluit is in 2014 geëvalueerd. Uit deze evaluatie is onder meer naar voren gekomen dat de bijlage die behoort bij dit mandaat/machtigingenbesluit efficiënter kan worden ingericht. Ook is gebleken dat niet alle gemandateerde bevoegdheden helder omschreven waren. De evaluatie heeft geleid tot de totstandkoming van het onderhavige mandaat/machtigingenbesluit Brzo/RIE Omgevingsdienst Noorzeekanaalgebied 2014. (jierna: mandaat/machtigingenbesluit)>

Wat is mandaat

In de Algemene wet bestuursrecht is een algemene regeling opgenomen over mandaat, en wel in afdeling 10.1.1. In artikel 10.1 van deze Algemene wet bestuursrecht wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (lees in casu: Gedeputeerde Staten) besluiten te nemen. Met andere woorden: degene aan wie mandaat wordt verleend (= de gemandateerde) krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt dan ook als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische gevolgen als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit. Mandaat heeft alleen betrekking op het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In deze wet wordt onder besluit verstaan “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Het gaat hier om typische overheidsbeslissingen, zoals het verlenen van een vergunning/ontheffing. Het bestuursorgaan dat mandaat heeft verleend (= de mandaatgever) blijft volledig verantwoordelijk voor het besluit dat in mandaat is genomen. Daarom is in de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid opgenomen dat de mandaatgever de gemandateerde instructies kan geven waarmee de gemandateerde bij het uitoefenen van het mandaat rekening moet houden. In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met :

1. het vertrouwen dat het bestuursorgaan heeft in de gemandateerde.

2.de competentie van de gemandateerde om in te schatten wanneer een besluit – dat in principe

in mandaat mag worden genomen – in verband met politieke gevoeligheid ter besluitvorming aan Gedeputeerde Staten moet worden voorgelegd.

Bij het schrijven van onderhavige mandaatregeling is ervan uitgegaan dat dit vertrouwen en de benodigde competentie aanwezig zijn.

Wat is machtiging

In onderhavig mandaat/machtigingenbesluit wordt niet alleen over mandaat gesproken maar ook over machtiging. De begrippen mandaat en machtiging hebben gemeen dat namens Gedeputeerde Staten wordt gehandeld. Bij mandaat gaat het om het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat daarbij om het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen. Dit zijn typische overheidshandelingen zoals bijvoorbeeld het nemen van een besluit op een aanvraag om een vergunning en het verlenen van een ontheffing. Het gaat hierbij om rechtshandelingen die een burger niet kan verrichten. Daarnaast is het ook mogelijk om andere handelingen te verrichten, zoals feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld het kopen van een boek). Dit zijn handelingen die ook burgers kunnen verrichten. Wanneer een ander namens Gedeputeerde Staten deze handelingen verricht, is geen sprake van mandaat maar van machtiging.

Gehanteerde uitgangspunten bij het opstellen van onderhavig mandaat/machtigingenbesluit

Bij het opstellen van een mandaatregeling moet een goede balans worden gevonden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavig mandaat/machtigingenbesluit is getracht deze balans te vinden door hierin een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een besluit in mandaat kan worden genomen of een handeling op grond van een verleende machtiging kan worden verricht. In het bij dit mandaat/machtigingenbesluit behorende mandaatregister wordt concreet aangegeven op welk soort besluiten het mandaat, betrekking heeft en op welk soort handelingen de machtiging.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit artikel worden veel gebruikte begrippen uitgelegd.

Artikel 2. Mandaatverlening

Dit artikel regelt de mandaatverlening aan de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (NKZG.. De bevoegdheden die door de directeur in mandaat mogen worden uitgeoefend zijn vermeld in het mandaatregister dat bij dit mandaat/machtigingenbesluit behoort. In het derde lid van dit artikel is expliciet aangegeven dat het verleende mandaat zowel de bevoegdheid omvat om de bijlage genoemde besluiten te nemen, als de bevoegdheid om de met deze besluiten samenhangende voorbereidende en uitvoerende besluiten te nemen en de met de voorbereiding en uitvoering samenhangende correspondentie te ondertekenen.

De bijlage is ingedeeld in een aantal categorieën:

categorie 1: algemeen

Categorie 2: toezicht en handhaving

categorie 3: fysieke leefomgeving

categorie 4: milieuzaken.

Zowel in de aanhef van het mandaat/machtigingenbesluit als in de bijlage zelf is aangeven dat de bevoegdheden waarvoor mandaat/machtiging is verleend, betrekking hebben op:- de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet bodembescherming, de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet 1988, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012; - de bij bovengenoemde wetten behorende algemene maatregelen van bestuur, circulaires, regelingen, verordeningen en beleidsregels - voor zover het gaat om bedrijven die vallen onder de BRZO en/of RIE-categorie 4

Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte

In dit artikel is aangegeven dat de directeur medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, kan aanwijzen om Gedeputeerde Staten in rechte te vertegenwoordigen. Dit artikel is algemeen geformuleerd. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

Artikel 4. Machtiging

In dit artikel wordt de directeur door Gedeputeerde Staten gemachtigd om namens hen feitelijke handelingen te verrichten. In het derde lid worden een aantal voorbeelden genoemd.

Artikel 5.Voorwaarden mandaat en machtiging

In dit artikel worden de voorwaarden genoemd waaraan de directeur zich bij het uitoefenen van het mandaat danwel de machtiging dient te houden.

 

Artikel 6. Informatieplicht

In dit artikel is geregeld dat de directeur Gedeputeerde Staten op de hoogte stelt van politiekgevoelige besluitvorming. De directeur voert hierover overleg met Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten laten zich bij dit overleg vertegenwoordigen door de portefeuillehouder. Wanneer sprake is van politieke gevoeligheid worden de uitkomsten van dit overleg vastgelegd.

Artikel 7. Ondermandaat

Omdat een efficiënte besluitvorming bij de NKZG te bevorderen, is het de directeur toegestaan om eenmaal ondermandaat te verlenen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.

Artikel 8. Ondertekening

In dit artikel is de wijze van ondertekening van de in mandaat genomen besluiten geregeld.

Artikel 9. Vervanging

Dit artikel regelt dat in geval van verhindering van de directeur zijn formele plaatsvervanger het mandaat dan wel de machtiging krijgt.

Artikel 10. Verantwoording aan Gedeputeerde Staten

In dit artikel is geregeld dat de directeur verantwoording moet afleggen aan Gedeputeerde Staten over de wijze waarop hij met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging is omgegaan. Door het opnemen van de verantwoordingsplicht kunnen Gedeputeerde Staten nagaan of de directeur wel op een juiste wijze met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging omgaat.

TOELICHTING BIJ DE BIJLAGE.

Categorie 1.Algemeen besluit nummer 1.1. Onder nr. 1.1. wordt duidelijk gemaakt dat ook de overige in het kader van het verleende mandaat te nemen beslissingen en uitvoeringshandelingen bij het mandaat horen, bijvoorbeeld het sturen van ontvangstbevestigingen en het nemen van beslissingen in het kader van de besluitvormingsprocedure. Bij dit laatste kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het opschonen of verlengen van een beslistermijn, het vragen om aanvullende gegevens, het buiten behandeling laten van aanvragen, het verstrekken van inlichtingen en het voldoen aan publicatieverplichtingen. Als al deze beslissingen en handelingen worden uitgeschreven, wordt het mandaat erg uitgebreid en onoverzichtelijk.

Categorie 1. Algemeen besluit 1.4 Bij het voeren van bestuursrechtelijke procedures gaat om o.a. om het vaststellen verweerschriften in het kader van bezwaarprocedures bij de provincie en beroepsprocedures bij de rechtbank, Raad van State

Categorie 2. Toezicht en handhaving besluit 2.4 Het beslissen op het verzoek om handhaving kan zowel het honoreren als het weigeren van het verzoek inhouden.

Categorie 3. Fysieke leefomgeving besluit 3.5 Hiermee wordt bedoeld dat er voor een beperkt aantal gelegenheden toestemming wordt gegeven om af te wijken van de grenswaarden. Het gaat dan om het overschrijden van bijvoorbeeld de geluidsnormen voor maximaal 12x per jaar vanwege een evenement.