Regeling vervallen per 01-01-2019

VERORDENING GELDELIJKE VOORZIENINGEN RAADS- EN COMMISSIELEDEN

Geldend van 06-12-2002 t/m 31-12-2018

Intitulé

VERORDENING GELDELIJKE VOORZIENINGEN RAADS- EN COMMISSIELEDEN

De raad van de gemeente Geldermalsen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2002, nummer 110;

gelet op het advies van de Commissie Algemene Bestuurlijke en Juridische Zaken van 5 november 2002;

gelet op de bepalingen van de Gemeentewet en Algemene wet bestuursrecht en het Rechtspositiebesluit

raads- en commissieleden;

gelet op het Besluit van 22 maart 1994, Stb. 1994, 244, houdende regels betreffende rechtspositie van raadsen

commissieleden, zoals laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 14 september 2001, Stb. 2001, 415;

besluit:

vast te stellen de navolgende "VERORDENING geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 2002".

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    De leden van de raad : De leden van de raad, die geen lid van het college zijn;

  • b.

    Commissie : een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde

commissie, genoemd in de bij deze verordening behorende bijlage;

c.Algemene Maatregel van Bestuur : het Besluit van 22 maart 1994, Stb 1994, 244, houdende de regels

betreffende de rechtspositie van raads- en commissieleden, zoals

laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 14 september 2001, Stb. 2001, 415.

Artikel 2

  • 1. De leden van de raad ontvangen per kalenderjaar een vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten, gelijk aan de bedragen, vermeld in de Algemene Maatregel van Bestuur behorende bij tabel I voor een gemeente in klasse 8 (gemeenten met 24.001 tot en met 30.000 inwoners) zoals die bedragen per 1 januari van elk jaar door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties zijn of worden herzien.

  • 2. Hij, die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest, ontvangt de vergoeding en tegemoetkoming in de kosten, als bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen, dat hij als lidmaatschap van de raad heeft bekleed.

Artikel 3

  • 1. De leden van een commissie –genoemd in de bijlage onder categorie 1- die geen raadslid zijn, ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie een vergoeding gelijk aan het bedrag, vermeld in de bij de Algemene Maatregel van Bestuur behorende tabel IV voor een gemeente in klasse 3 (gemeenten met 20.001 tot en met 50.000 inwoners), zoals dat bedrag per 1 januari van elk jaar door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties is of wordt herzien.

  • 2. De leden van een commissie -genoemd in de bijlage onder categorie 2-,die geen raadslid zijn, ontvangen per vergadering een vergoeding van € 175,--. De voorzitter van een commissie -genoemd in de bijlage onder categorie 2- die geen raadslid is, ontvangt per vergadering een vergoeding van € 200,--.

  • 3. De leden van de commissie, genoemd in de bijlage onder categorie 3 -die geen raadslid zijn- ontvangen per vergadering een vergoeding van € 75,--.

  • 4. De bedragen voor de leden van de commissie als genoemd in het tweede lid, worden jaarlijks door het college aangepast, overeenkomstig de procentuele wijzigingen in de vergoedingen voor commissieleden die geen raadslid zijn -genoemd onder categorie 1- zoals vermeld in de bij de Algemene Maatregel van Bestuur behorende tabel IV voor een gemeente in klasse 3 (gemeenten met 20.001 tot en met 50.000 inwoners).

Artikel 4

De leden van de raad en de leden van de commissie, als bedoeld in artikel 2, eerste lid en artikel 3 van deze

verordening, ontvangen een vergoeding van reis- en verblijfskosten, gemaakt in verband met reizen buiten

het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een besluit van het college van burgemeester en

wethouders of een gemeentelijke commissie, welke wordt vastgesteld in overeenstemming met de regels

voor de vergoeding, welke een rijksambtenaar ingevolge het Besluit van de minister van Binnenlandse Zaken

en Koninkrijkrelaties van 1 maart 1993 (Stb. 1993, 144), houdende vaststelling van het Reisbesluit

binnenland voor het burgerlijk rijkspersoneel, sedertdien gewijzigd, voor dienstreizen ontvangt.

Artikel 5

De uitbetaling van de in deze verordening bedoelde vergoedingen en tegemoetkomingen zal plaatsvinden als

volgt:

  • a.

    de vergoeding en tegemoetkoming, bedoeld in artikel 2, tegen het einde van elke maand;

  • b.

    de vergoeding, bedoeld in artikel 3, na afloop van elk kalenderjaar;

  • c.

    de vergoeding, bedoeld in artikel 4, binnen twee maanden na ontvangst van een desbetreffende declaratie.

Artikel 6

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag, volgend op die waarop bekendmaking heeft plaatsgevonden en werkt terug

    • ten aanzien van de commissie als genoemd in artikel 3, eerste lid (en in de bijlage aangegeven onder categorie 1): tot 14 maart 2002;

    • ten aanzien van de commissie als genoemd in artikel 3, tweede lid (en in de bijlage vermeld onder categorie 2): tot 1 januari 2002.

  • 2. De "Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden", vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 1999, nummer 6, wordt ingetrokken.

Artikel 7

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening geldelijke voorzieningen raads- en

commissieleden 2002".

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 26 november 2002, nummer 8,
de griffier/de secretaris, de voorzitter,

Bijlage 1