Regeling vervallen per 14-04-2022

Gedragscode Integriteit college van burgemeester en wethouders

Geldend van 19-12-2016 t/m 13-04-2022

Intitulé

Gedragscode Integriteit college van burgemeester en wethouders

Raadsbesluit

GM2016-015393

Gedragscode Integriteit college van burgemeester en wethouders

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

voorgenomen het voorstel van burgemeester en wethouders van Geldrop-Mierlo d.d. 18 oktober 2016;

gelet op artikel 41c tweed lid en artikel 69 tweede lid van de Gemeentewet;

gehoord de Algemene Kamer op 8 december 2016;

besluit :

vast te stellen de navolgende Gedragscode Integriteit college van burgemeester en wethouders Geldrop-Mierlo 2016;

Inleiding

Deze inleiding maakt integraal onderdeel uit van deze gedragscode. Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele leden van het college van burgemeester en wethouders (verder college) als tot het college en de burgemeester als bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en bereid zijn verantwoording af te leggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

De raad stelt zowel voor de eigen leden als voor het college en de individuele leden van het college een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Gemeentewet. De gedragscode is richtsnoer voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur.

Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers – raadsleden en collegeleden – is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de leden van het college: de burgemeester en wethouders. Veel bepalingen zijn voor raadsleden en collegeleden gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels. De gemeenteraad is een politiek orgaan. In de volksvertegenwoordigingen worden specifieke of (partij-)politieke belangen ingebracht voor het algemeen belang van de gemeente. Deze politieke ambtsdragers krijgen het mandaat van hun kiezers en de gedragscode dient de vervulling van het kiezersmandaat te ondersteunen.

Het handelen van het college en van de collegeleden staat ten dienste van de gemeente. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de raad. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid mogelijk te maken.

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode echter niet vrijblijvend. De leden van het college kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen. In de woorden van de schrijver C.S. Lewis gaat het om 'doing the right thing, even when no one is watching'.

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. 'Openheid en integriteit’: "het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat." De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit. Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in de hierna volgende gedragscode.

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Wettelijke grondslag

De gemeenteraad stelt een gedragscode vast voor de voorzitter en overige leden van het college van burgemeester en wethouders (artikelen 41c, tweede lid, en 69, tweede lid, Gemeentewet).

Artikel 1.1.

De gedragscode geldt voor de burgemeester en voor de wethouders, maar richt zich ook tot de bestuursorganen burgemeester en college. Het als bijlage 1 toegevoegde Afwegingskader belangenverstrengeling maakt onderdeel uit van deze Gedragscode.

Artikel 1.2

Deze gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling

Wettelijk kader

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de wethouders en de burgemeester de volgende eed (verklaring en belofte) af: ‘Ik zweer (verklaar) dat ik om tot raadslid benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als burgemeester/wethouder naar eer en geweten zal vervullen” (artikel 41a en 65 Gemeentewet).

Persoonlijke belangenEen bestuurder neemt niet deel aan de stemming over

  • ·

    Een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

  • ·

    De vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort (artikel 58 jo artikel 28 Gemeentewet)

  • ·

    Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

  • ·

    Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders mogen in geschillen, waar de gemeente (bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de gemeente bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikel 41c, eerste lid, en 69, eerste lid, jo artikel 15, eerste en tweede lid, Gemeentewet).

  • ·

    Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 36b en 68 Gemeentewet).

  • ·

    Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikelen 46, tweede lid, en 47 Gemeentewet).

  • ·

    Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor burgemeesters is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Bestuurders melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de volksvertegenwoordiging.

  • ·

    Voor de burgemeester geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (artikel 67 Gemeentewet).

  • ·

    Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor burgemeesters zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het gemeentehuis (artikel 41b en 67 Gemeentewet).

  • ·

    Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het gemeentehuis, uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 41b en 67 Gemeentewet).

  • ·

    Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de gemeentekas gestort. Voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekening systematiek als voor leden van de Tweede Kamer (artikelen 44 en 66 Gemeentewet).

Artikel 2.1.1

  • 1. De burgemeester levert de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als gaande het lidmaatschap een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de gemeentesecretaris.

  • 2. De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      De omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      De organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      Of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      Of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      Indien bezoldigd wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3. De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.1.2

  • 1. De wethouder levert de gemeentesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als gaande de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één week aangeleverd bij de gemeentesecretaris.

  • 2. De informatie betreft in ieder geval:

    • a.

      De omschrijving van de nevenfunctie;

    • b.

      De organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c.

      Of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d.

      Of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e.

      Indien bezoldigd – voor zover deze openbaar gemaakt moeten worden - wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3. De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.2

  • 1. De burgemeester en de wethouder handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2. De wethouder bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden, met de burgemeester.

Artikel 2.3

  • 1. Burgemeester en wethouders sluiten de burgemeester en een wethouder gedurende een jaar na aftreden uit van het tegen een beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente.

  • 2. Uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de gemeente waar hij burgemeester, onderscheidenlijk wethouder was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de gemeente zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.4

  • 1.

    Burgemeester en wethouders dragen de burgemeester en een wethouder niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2.

    Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

ToelichtingArtikelen 2.1.1 en 2.1.2 Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt, zijn er enkele verschillen in de wetgeving t.a.v. de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen de burgemeester enerzijds en wethouders anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.1 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk.

Artikelen 2.3 en 2.4 In deze bepalingen is de zogenaamde ‘draaideurconstructie’ geregeld. In 2.3 gedurende 1 jaar na aftreden de uitsluiting van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de gemeente en in 2.4 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft. Hiermee wordt mogelijke vriendjespolitiek voorkomen en het risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie is waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en financieel belang heeft. Een financieel belang wordt gedefinieerd als aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien de organisatie failliet gaat, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt. En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de voormalige gemeente, is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de gemeente. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de gemeente gaat solliciteren. De draaideurconstructie geldt natuurlijk niet bij aanvaarding van het raadslidmaatschap.

Het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden) geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij de voormalige gemeente.

Paragraaf 3 Informatie

Wettelijk kader

Informatieplicht Burgemeester en wethouders en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikel 169 en 180 Gemeentewet). Het Reglement van Orde voor de gemeenteraad kan bepalingen bevatten die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

Geheimhouding

  • ·

    Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • ·

    Burgemeester en wethouders kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de burgemeester heeft die bevoegdheid. De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging. Ook de gemeenteraad, onderscheidenlijk een commissie kan geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 86 Gemeentewet).

  • ·

    Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

Artikel 3.1

De burgemeester respectievelijk de wethouder zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2

De burgemeester respectievelijk de wethouder maakt niet te eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie.

ToelichtingArtikel 3.1 Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

Paragraaf 4 Omgang met geschenken en uitnodigingen

Wettelijk kader

Afleggen eed of belofte De eed of belofte die op grond van de artikelen 41a en 65 van de Gemeentewet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Artikel 4.1

  • 1. De burgemeester respectievelijk de wethouder accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2. Onverminderd het eerste lid kan de burgemeester respectievelijk de wethouder incidentele geschenken die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen behouden.

  • 3. Geschenken die de burgemeester respectievelijk de wethouder uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden teruggestuurd, eigendom van de gemeente.

  • 4. De gemeentesecretaris legt een register aan van de geschenken met een geschatte waarde van meer dan € 50. In het register is aangegeven welke bestemming de gemeente hier aan heeft gegeven. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

  • 5. Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2

  • 1. De burgemeester respectievelijk de wethouder accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2. Bij twijfel legt de burgemeester respectievelijk de wethouder de uitnodiging ter bespreking voor aan burgemeester en wethouders.

Artikel 4.3

  • 1.

    Invitaties voor excursies, evenementen en buitenlandse reizen voor rekening van anderen dan de gemeente legt de burgemeester respectievelijk de wethouder vooraf ter bespreking voor aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    De burgemeester, onderscheidenlijk de wethouder maakt de excursies en evenementen die hij heeft aanvaard openbaar binnen één week nadat de excursie, onderscheidenlijk het evenement heeft plaatsgevonden. Daarbij wordt ook openbaar gemaakt wie deze kosten voor zijn rekening heeft genomen.

  • 3.

    De informatie is via internet beschikbaar.

  • 4.

    De informatie over buitenlandse reizen voor rekening van derden wordt binnen één week na terugkeer in Nederland opgenomen in het register, bedoeld in artikel 5.3, tweede lid.

ToelichtingArtikel 4.1 In de gedragscode is uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van de gemeente die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk. In een openbaar register worden opgenomen welke geschenken van meer dan € 50 de gemeente heeft aanvaard en welke bestemming daaraan is gegeven. Artikel 4.2 Dit geldt ook als het gaat om werkbezoeken.

Artikel 4.3 Het gaat hier om excursies, evenementen en buitenlandse reizen op kosten van een ander, die betrokkene als burgemeester, onderscheidenlijk als wethouder aanvaardt. Het artikel is niet van toepassing als de gemeente de kosten draagt. Ook buitenlandse reizen, excursies en evenementen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier niet onder.

Bij de artikelen 4.2 en 4.3 dienen eveneens als afwegingskader de motieven van de uitgenodigde partij beoordeeld te worden. Het kan en mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden. Het bezoeken van de champions league wedstrijd van PSV in Parijs op uitnodiging en kosten van de directeur van het bouwbedrijf waarmee de gemeente in onderhandeling is voor de bouw van een school, heeft alle schijn van belangenverstrengeling in zich. Het aanvaarden van een uitnodiging voor een zeiltocht over de Maas door een grote landelijke onderneming waar alle colleges in de regio zijn uitgenodigd kan een mooie gelegenheid zijn voor informeel contact met collega’s en hoeft niet de schijn van belangenverstrengeling in zich te hebben. De beslissing om wel of niet een uitnodiging voor een buitenlandse reis, excursie of een evenement te aanvaarden verschilt per situatie en moet per situatie aan de hand van alle omstandigheden worden afgewogen.

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de gemeente

Wettelijk kader

Geen andere inkomsten: Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van de gemeente dan die bij of krachtens de wet toegestaan zijn (artikelen 44 en 66 Gemeentewet).

Procedure van declaratie (modelverordeningen VNG en IPO): Er zijn voor wethouders voorschriften opgenomen in de gemeentelijke verordening over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij de gemeente. Ook zijn in de gemeentelijke verordening voor wethouders voorschriften opgenomen over het (zakelijk) gebruik van een gemeentelijke creditcard.

Buitenlandse dienstreis voor wethouders (modelverordeningen VNG en IPO): Als de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van burgemeester en wethouders vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

Artikel 5.1

  • 1. Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteren heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de gemeente.

  • 2. De burgemeester en de wethouder verantwoordt zich over zijn gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgelegde regels en procedures.

Artikel 5.2

  • 1. De burgemeester respectievelijk de wethouder meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan burgemeester en wethouders. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2. De burgemeester, onderscheidenlijk de wethouder meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

  • 3. Burgemeester en wethouders betrekken alle aspecten in de besluitvorming en informeert de gemeenteraad zo spoedig mogelijk over het genomen besluit.

Artikel 5.3

  • 1. De burgemeester respectievelijk een wethouder legt verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de gemeente.

  • 2. De gemeentesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 5.4

Voor de toepassing van de artikelen 5.2 en 5.3 wordt onder buitenlandse dienstreis niet verstaan een dienstreis naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland.

Artikel 5.5

De burgemeester respectievelijk een wethouder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6

Gebruik van voorzieningen en eigendommen van de gemeente te eigen bate of ten bate van derden is niet toegestaan, tenzij hier andere afspraken over gemaakt zijn.

Toelichting Artikel 5.1 Aan bestuurders worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de bestuurders mogelijk maken. Wat betreft de uitwerking van de principes van dit stelsel zou kunnen worden aangesloten bij de werkwijze in het Voorzieningenbesluit dat geldt voor ministers en staatssecretarissen:

  • a.

    In beginsel worden voorzieningen en verstrekkingen in bruikleen ter beschikking gesteld;

  • b.

    Indien een voorziening of verstrekking niet in bruikleen ter beschikking kan worden gesteld, wordt de factuur direct ten laste van de begroting van het bestuursorgaan betaald;

  • c.

    Het vergoeden van voorzieningen en verstrekkingen achteraf door het indienen van declaraties, wordt tot een minimum beperkt;

  • d.

    Voorzieningen, verstrekkingen en declaraties worden maandelijks openbaar gemaakt op internet.

Uitgangspunt is hier dat zo weinig mogelijk uitgaven door de bestuurder zelf worden gedaan via zijn of haar privérekening. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de bestuurder maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk. De bestuurder zal zich uiteraard nauwgezet moeten houden aan de regels en procedures die er met het oog hierop voor hem/haar gelden.

Artikel 5.2 en 5.3 Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om verantwoording af te leggen. De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt uiteindelijk bij burgemeester en wethouders. Ingevolge artikel 5.4 gelden de bepalingen van de artikelen 5.2 en 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) reizen naar een Europese instelling of een dienstreis naar een buurgemeente in het buitenland. Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijke richtsnoer.

Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder de artikelen 5.2 en 5.3 en komen niet ten laste van de gemeente.

Artikel 5.6 Stelregel is dat privégebruik van gemeentelijke voorzieningen niet is toegestaan. Wel hebben organisaties mogelijk een specifieke regeling die privégebruik van bedrijfsmiddelen reguleert, zoals privégebruik van een mobiele telefoon.

Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1

De gemeenteraad bevordert de eenduidige interpretatie van deze gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.

Artikel 6.2

  • 1.

    Op voorstel van de burgemeester maakt de gemeenteraad in ieder geval afspraken over:

    • a.

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b.

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c.

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending door een politieke ambtsdrager van de gemeente.

  • 2.

    De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze gedragscode.

Toelichting Artikel 6.1 De gemeenteraad is het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes.

Artikel 6.2 De Gemeentewet verplicht de gemeenteraad om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen. Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren. De burgemeester krijgt de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar gemeente te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

Belangrijk onderdeel is ook de preventie: ervoor te zorgen dat integriteit en integriteitsbewustzijn in de bestuurlijke gremia een plek krijgen en daarbij afspraken te maken over een regelmatige bespreking van het thema integriteit, zowel in de volksvertegenwoordiging als met het bestuur. De burgemeester hoeft hier niet alleen voor te staan. Een daartoe aangewezen contactpersoon of vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld de griffier) kan hier in relatie tot de gemeenteraad eveneens een belangrijke rol in spelen. Goed denkbaar is ook dat de gemeenteraad met de burgemeester nadere afspraken maakt over de werkwijze die wordt gevolgd ingeval zich een incident of een vermoeden van een integriteitsschending voordoet. Dat geeft houvast en rust op het moment dat er gehandeld dient te worden. Al deze processuele en procedurele afspraken kunnen onderdeel uitmaken van de gedragscode. De onderwerpen, genoemd in artikel 6.2, eerste lid, zijn niet uitputtend.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

der gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 19 december 2016

De raad voornoemd,

G.A.A. van Luijn B.H.M. Link

griffier voorzitter

Bijlage 1 Afwegingskader belangenverstrengeling

Dit afwegingskader is van overeenkomstige toepassing op het individuele collegelid en het college. Daar waar in het afwegingskader raadslid of raad vermeld staat moet in dat geval worden gelezen collegelid of college.

Afwegingskader voor het individuele raadslid

Artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht:

  • 1.

    Het bestuursorgaan vervult zijn taak zonder vooringenomenheid.

  • 2.

    Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.

Artikel 28 Gemeentewet:

1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

a. een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

[…..]

Artikel 58 Gemeentewet:

De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 zijn ten aanzien van de vergaderingen van het college van overeenkomstige toepassing.

1.wees alert op belangenverstrengeling:

onderscheid ik mij als raadslid in dit specifieke geval ten opzichte van mijn mederaadsleden omdat ik

  • .

    een concreet persoonlijk belang heb omdat

    • o

      ik belanghebbende ben bij het besluit (bijv. vergunningverlening aan mijzelf of mijn buren)

    • o

      ik een financieel belang heb bij het besluit (bijv. een monumentensubsidie, een recht op planschade)

    • o

      het besluit mijn woon- en leefklimaat kan aantasten (bijv. een bouwvergunning, bestemmingsplanwijziging)

    • o

      ik een ondernemersbelang heb bij het besluit (bijv. een APV-vergunning of ontheffing)

    • o

      ik een functie bekleed waarbij zich eenzelfde (deel)belang voordoet (bijv. werkzaam bij een organisatie of adviesbureau dat bij hetzelfde besluit is betrokken)

  • .

    een indirect persoonlijk belang heb omdat

    • o

      het besluit familieleden, vrienden of partijgenoten betreft

    • o

      ik lid ben van het bestuur van een vereniging of stichting of instelling, die een belang bij het besluit hebben

    • o

      er een maatschappelijk belang in het geding is dat ik uit andere hoofde behartig (beheerder van een accommodatie, vrijwilligerswerk, mantelzorg)

    • 2.

      als zich mogelijk belangenverstrengeling voordoet dan

  • .

    kom ik op geen enkele manier in actie door

    • o

      hierover met de wethouder te gaan praten of te mailen

    • o

      hierover de ambtelijke organisatie te benaderen

    • o

      de kwestie ter bespreking op te voeren in de raad

    • o

      hierover in de raad het woord te voeren

    • o

      hierover voorstellen te formuleren

    • o

      niet deel te nemen aan werkgroepen waarin besluitvorming wordt voorbereid voor de raad

    • 3.

      ik neem niet deel aan de stemming in de raadsvergadering over een bepaald besluit als

      • o

        ik een (indirect of direct) persoonlijk belang bij een raadsbesluit heb

      • o

        ik bij de voorbereiding van dat raadsbesluit een rol heb gespeeld

      • o

        er om stemming wordt gevraagd omdat het besluit niet op unanimiteit kan rekenen?

    • 4.

      artikel 28 van de Gemeentewet verbiedt mij deel te nemen aan de stemming in een raadsvergadering over een bepaald besluit als

      • o

        ik een (indirect of direct) persoonlijk belang heb bij dat raadsbesluit

      • o

        of ik ben als vertegenwoordiger betrokken geweest bij die aangelegenheid

Afwegingskader belangenverstrengeling voor de raad

  • 1.

    Heeft één van de raadsleden een (indirect) persoonlijk belang bij een besluit? Het kan daarbij gaan om een door het college, de burgemeester of de raad te nemen besluit.

  • o

    Is dat het geval dan wordt afgesproken dat het raadslid op geen enkele wijze die besluitvorming mag beïnvloeden, ook niet in de adviserende sfeer.

  • 2.

    Als het om besluitvorming in de raad gaat: heeft het betreffende raadslid zelf al gesignaleerd dat zich belangenverstrengeling kan voordoen?

  • 3.

    Welke acties onderneemt de raad om te voorkomen dat zich beïnvloeding van de besluitvorming kan voordoen in het concrete geval?

  • o

    Afgesproken wordt dat de raad duidelijk aangeeft welke raadsleden i.c. buiten de totstandkoming van een besluit moeten blijven en wat er van het raadslid wordt verlangd.

  • 4.

    Welke acties dienen te worden ondernomen wanneer zich toch m.b.t. een individueel raadslid de schijn van belangenverstrengeling voordoet?

  • o

    Afgesproken wordt dat de burgemeester in de vergadering hierop attendeert en zonodig het raadslid adviseert niet aan het debat of de stemming deel te nemen

  • o

    Afgesproken wordt dat de raad het raadslid adviseert niet aan het debat of de stemming deel te nemen.

  • 5.

    Welke acties moeten nog worden ondernomen als het raadslid niettemin deelneemt aan het debat of de stemming?

  • o

    De burgemeester dient een vernietigingsprocedure ex art. 273 Gemwet te overwegen.

Een voorbeeld voor de check:

In een gemeente wordt een bestemmingsplan Bedrijventerrein ter vaststelling aangeboden aan de raad.

In die raad zit een raadslid dat op dat bedrijventerrein woont en werkt.

Voorafgaande aan de raadsvergadering heeft over dit raadsbesluit een werkvergadering plaats gevonden waarbij het raadslid aanwezig is geweest.

Tijdens de raadsvergadering voert het raadslid een aantal malen het woord.

Tijdens de raadsvergadering dient het raadslid namens zijn fractie een aantal amendementen in, welke hij voorleest.

Deze amendementen zijn erop gericht voor een bepaald gedeelte van het bedrijventerrein andere voorschriften te hanteren die het woon- en leefklimaat van die omgeving gunstig beïnvloeden. Ook het woon- en leefklimaat voor het betreffende raadslid wordt hierdoor verbeterd.

Over de amendementen heeft stemming plaats gevonden. Bij een aantal van deze stemmingen was zijn stem doorslaggevend.

Was hier sprake van belangenverstrengeling?

Ja, het raadslid had een persoonlijk belang omdat hij op dit terrein woonde en werkte. Zijn persoonlijke belang werd vermengd met het bestuurlijke belang dat hij als raadslid behartigt.

Heeft het raadslid de schijn van belangenverstrengeling opgeroepen tegenover derden?

Ja, als gevolg van de gewijzigde vaststelling ontstond een gunstiger woon- en leefklimaat ter hoogte van zijn perceel. Voor derden hadden de wijzigingen nadelige gevolgen. Niet van belang is of het raadslid het oogmerk heeft gehad zijn eigen belang te dienen.

Wat had het raadslid moeten doen?

Hij had de voorbereiding van de besluitvorming niet mogen beïnvloeden omdat zich de schijn van belangenverstrengeling voordoet. Dat heeft hij gedaan door deel te nemen aan de werkvergadering, het woord te voeren, amendementen in te dienen en deel te nemen aan de stemmingen.

Wat had de raad moeten doen?

Op de raad rust ingevolge artikel 2:4 Awb de zorgplicht om te voorkomen dat, tengevolge van vermenging van persoonlijke en bestuurlijke belangen, de publieke taak niet meer zonder vooringenomenheid wordt vervuld.

Welke middelen staan de raad daartoe ter beschikking?

  • -

    uitsluiten van het betreffende raadslid van de besluitvorming

  • -

    het raadslid niet het woord te laten voeren tijdens de raadsvergadering

  • -

    het raadslid niet actief te laten participeren in een werkgroep

  • -

    het raadslid geen amendementen te laten indienen

  • -

    te voorkomen dat een besluit wordt genomen met de kleinst mogelijke meerderheid, waarbij de stem van ieder lid die besluitvorming beslissend beïnvloedt.

Kan de raad het raadslid uitsluiten van de stemming in de raadsvergadering?

Nee, dit verbod richt zich niet tot de raad maar tot het raadslid zelf. Als het raadslid ondanks waarschuwing van (de voorzitter van) de raad toch deelneemt aan de stemming, is die stem geldig maar het besluit kan door de Kroon spontaan worden vernietigd (art. 268 Gem. wet) of moet door de burgemeester worden voorgedragen voor vernietiging (art. 273 Gem.wet).