Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening Reclamebelasting Mierlo Centrum 2018

Geldend van 29-12-2017 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening Reclamebelasting Mierlo Centrum 2018

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

voorgenomen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders RV GM2017-014622 d.d. 14 november 2017;

overwegende, dat de bevoegdheid tot het invoeren, wijzigen en afschaffen van een gemeentelijke belasting aan de gemeenteraad is;

gehoord de Algemene Kamer op 7 december 2017;

gelet op de artikelen 219 en 227 van de Gemeentewet;

besluit :

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en de invordering van Reclamebelasting Mierlo Centrum en Linten 2018. (Verordening Reclamebelasting Mierlo-centrum 2018).

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers, tekens, logo’s, symbolen of kleuren, of een reclamevoorwerp, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.

b. Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.

c. waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar, als bedoeld in artikel 7, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ vastgestelde waarde.

d. vestiging:

1. de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of een deel daarvan dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

2. twee of meer onroerende zaken, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of delen daarvan, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt.

e. voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

f. jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Geldrop-Mierlo, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (Bijlage 1).

Het gebied waarop de verordening van toepassing is wordt begrensd door de straten als volgt aangeduid:

Heuvel, tot aan Geldropseweg; achterlangs Dorpsstraat 77 en 79

Dorpsstraat, oneven nummers achterlangs tot en met 91A,

Prelaat Brantenstraat , oneven nummers 1,3 en 5 en even nummer 2, 6, en 6a, kruisend;

Hekelstraat tot en met huisnummer 2,

Dorpsstraat, achterlangs 95 tot en met 147 aflopend (m.u.v. 113), achterlangs de molen tot aan Hertenkampstraat.

Molenhoek, achterlangs de woningen 26 tot en met 20 even nummers aflopend, via het parkeerterrein, achterlangs

Dorpsstraat tot aan Ellenaar kruisend; achterlangs

Marktstraat oneven nummers tot aan Brugstraat, kruisend de Marktstraat, achterlangs

Marktstraat even nummers 94 tot en met 50, kruisend Kersenstraat, achterlangs

Kersenstraat even nummers 4 tot en met 78, achterlangs Vesperstraat oneven nummers tot aan kruising met Bisschop van Mierlostraat, kruisend Vesperstraat, achterlangs

Vesperstraat even nummers tot aan Wilhelminastraat, voorlangs

Wilhelminastraat oneven nummers kruisend Wilhelminastraat overgaand in Johan Frisostraat, achterlangs

Margrietstraat even nummers, tussen Kerkstraat 63 en 65 door, kruisend de Kerkstraat achterlangs Kerkstraat 70, kruisend Kerkakkers, achterlangs

Kerkstraat even nummers 62 tot en met 28 aflopend, kruisend Willigstraat, achterlangs

Kerkstraat even nummers 18 tot en met 4 aflopend, achterlangs

Dorpsstraat even nummers 132 tot en met 86 aflopend, kruisend de Dorpstraat en aansluitend op Heuvel

Artikel 3 Belastbaar feit

Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening gestelde voorwaarden, binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging, waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 Belastingobject

De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 6 Heffingsmaatstaf

1. De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

2. Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

3. Indien de vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend.

4. Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarden of de delen van de waarden die aan de vestiging kunnen worden toegerekend.

5. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Belastingtarief

1. Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 272,00 per vestiging.

2. Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 136.000,-, wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 2,00 per € 1.000,- waarde.

3. De reclamebelasting bedraagt maximaal € 545,40 per vestiging.

4. Indien de waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 8 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt is de reclamebelasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 11 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

a. die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht of worden getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, getoond of vertoond, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn;

b. die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

c. die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

d. die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

e. aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of centrummanagement, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil met de naam van de winkeliersvereniging of het centrummanagement;

f. aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

g. die door politieke partijen zijn aangebracht;

h. die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in de winkel;

i. bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

j. aangebracht op scholen, verzorgingstehuizen, verpleeghuizen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

k. waarvan de (gezamenlijke) oppervlakte per vestiging minder dan 0,1 vierkante meter bedraagt;

l. die uitsluitend zijn aangebracht met het doel de negatieve uitstraling van leegstand te vermijden, en zijn aangebracht in vestigingen die leegstaan en in afwachting van een huurder of koper uitsluitend worden gebruikt als etalage of niet te betreden expositieruimte.

Artikel 12 Termijnen van betaling

1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen.

De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 15 Inwerkingtreding en citeertitel

1. De ‘Verordening Reclamebelasting Mierlo-centrum 2017’ d.d. 19 december 2016 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2018.

4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening Reclamebelasting Mierlo-centrum 2018".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad

van de gemeente Geldrop-Mierlo d.d. 18 december 2017

De raad voornoemd,

G.A.A. van Luijn, B.H.M. Link,

griffier voorzitter

Bijlage 1 bij de Verordening Reclamebelasting Mierlo-centrum 2018

Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting 2018, geldt het op onderstaande kaart afgebakende gebied binnen de rode lijn.