Erfgoedverordening Gooise Meren 2016

Geldend van 02-04-2016 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Gooise Meren 2016

De gemeenteraad Gooise Meren

Gelezen het voorstel van 9348,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 14 15 en 38 van de

Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Erfgoedverordening Gooise Meren 2016

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

  • c.

    beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • d.

    Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;

  • e.

    gemeentelijke archeologische waardenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

  • f.

    landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

  • g.

    provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

  • h.

    archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

  • i.

    hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

  • j.

    middelhoge verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

  • k.

    lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

  • l.

    plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

  • m.

    programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

  • n.

    gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.

  • o.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • p.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren;

  • q.

    vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • r.

    Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

HOOFDSTUK 2. AANWIJZING GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed.

  • 3. Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 4. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

Artikel 4. Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen zestien weken na ontvangst van het advies van de Commissie ruimtelijke kwaliteit, maar in ieder geval binnen zesentwintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening van de provincie Noord-Holland.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

HOOFDSTUK 3. INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4. Het bevoegd gezag verleent, met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming, geen vergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11. De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden ingediend conform de bepalingen zoals omschreven in hoofdstuk 5 van de Regeling Omgevingsrecht.

Artikel 12. Advies

Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit voor advies.

Artikel 13. Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14.Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

  • c.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 2.22 van de Wabo niet naleeft.

HOOFDSTUK 4. BESCHERMDE RIJKSMONUMENTEN

Artikel 15. Vergunning voor beschermd rijksmonument

Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteiten Erfgoed.

HOOFDSTUK 5 – SUBSIDIE VOOR GEMEENTELIJKE MONUMENTEN

Artikel 16. Eigendomspositie

  • 1. In dit hoofdstuk wordt onder eigenaar verstaan:

    • a.

      degene of degenen, die het recht van ongedeelde volle eigendom bezit c.q. hebben, of;

    • b.

      degene die het recht van opstal heeft, of;

    • c.

      de houder van een recht van opstal, of;

    • d.

      de toekomstige eigenaar, erfpachter of houder van een recht opstal.

  • 2. In dit hoofdstuk wordt onder monument een beschermd gemeentelijk monument verstaan.

Artikel 17. Verstrekking subsidie

  • 1. Aan eigenaren van monumenten kan door het college subsidies worden verstrekt overeenkomstig de volgende artikelen.

  • 2. Het college geeft nadere regels omtrent de hoogte van de bijdragen en de aanvragen voor zover niet bij deze verordening gegeven.

Artikel 18. Subsidiebudget

  • 1. Het college kent slechts subsidies toe voor zover het door de raad hiervoor beschikbaar gestelde subsidiebudget toereikend zijn.

  • 2. Alle aanvragen om subsidie op voet van dit hoofdstuk worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 3. Aanvragen om subsidie welke in verband met het bepaalde in het eerste lid niet kunnen worden toegekend, worden door het college afgewezen.

  • 4. De indiener van een aanvraag als bedoeld in het derde lid is bevoegd een dergelijke aanvraag in het volgende jaar opnieuw in te dienen.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid is het college bevoegd om aan aanvragen als bedoeld in het vierde lid extra prioriteit toe te kennen

Artikel 19. Monumentenwacht

  • 1. Aan de eigenaar van een monument wordt desgevraagd een vergoeding toegekend van de jaarlijkse abonnementskosten van de Monumentenwacht en kan jaarlijks een bijdrage worden toegekend ter tegemoetkoming van in de dat jaar gemaakte kosten van de inspectie en klein onderhoud door de Monumentenwacht.

  • 2. De jaarlijkse vergoeding van het lidmaatschap van de Monumentenwacht Noord-Holland, wordt verstrekt na overlegging van de jaarlijkse rapportage van de Monumentenwacht over de bouwkundige- en onderhoudssituatie van het monument en een kopie van de factuur van het abonnementsgeld.

  • 3. De jaarlijkse onderhoudsbijdrage wordt bepaald op maximaal € 250,-- per monument. De in het eerste lid bedoelde vergoeding wordt verstrekt na overlegging van de jaarlijkse rapportage van de Monumentenwacht over de bouwkundige- en onderhoudssituatie van het monument.

  • 4. De aanvraag voor het verkrijgen van een jaarlijkse onderhoudsbijdrage en abonnementskosten voor het lidmaatschap van de Monumentenwacht moeten worden ingediend in het jaar waarop deze betrekking heeft. Nadien ingediende aanvragen blijven buiten behandeling.

Artikel 20. Stimuleringssubsidie

Aan de eigenaar van een nieuw op de gemeentelijke monumentenlijst geplaatst monument kan een eenmalige stimuleringssubsidie worden verstrekt, onder voorwaarde van lidmaatschap van de Monumentenwacht. Deze eenmalige stimuleringssubsidie bedraagt € 750,--.

Artikel 21. Tegemoetkoming kosten

  • 1. Aan de eigenaar van een monument kan een bijdrage ineens worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van het treffen van:

  • 2. voorzieningen gericht op het terugbrengen van (onderdelen van) het monument in zijn oorspronkelijke staat, voor zover dit de buitenzijde van het monument betreft;

  • 3. voorzieningen tot opheffen van bouwtechnische gebreken, het normale onderhoud te bovengaand;

  • 4. overige voorzieningen, het normale onderhoud te boven gaand, die voor de instandhouding van het monument noodzakelijk zijn.

  • 5. Op de kosten van voorzieningen worden in mindering gebracht de kosten waarvoor uit hoofde van enige andere regeling steun is of kan worden toegekend, alsmede de kosten die uit hoofde van een andere regeling zijn of kunnen worden gefinancierd.

  • 6. De groot onderhouds- of restauratiebijdrage bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 4.750,--.

  • 7. In afwijking van het gestelde in lid 3, kan voor grafmonumenten die niet meer door nabestaanden worden beheerd een vergoeding van 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 4.750,-- aan de beheerder worden toegekend.

  • 8. Acht jaren na de datum van gereedkomen van de werkzaamheden waarvoor de in het eerste lid bedoelde bijdrage is verstrekt, wordt geen bijdrage-ineens meer verstrekt.

  • 9. Voordat met de werkzaamheden waarvoor de bijdrage wordt verstrekt wordt gestart, dient de bijdrage aan de hand van offertes te worden aangevraagd en goedgekeurd.

  • 10. Het subsidiebedrag wordt uitbetaald aan de hand van rekeningen en betalingsbewijzen.

Artikel 22. Kosten

  • 1. Onder de in artikel 21 bedoelde kosten van de voorzieningen worden in elk geval begrepen de geraamde en door of namens het college goedgekeurde bedragen van:

    • a.

      de aanneemsom;

    • b.

      de risicoverrekening van loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • c.

      het honorarium van de architect en de constructeur, de kosten van het dagelijks toezicht en de bestedingskosten;

    • d.

      de leges voor de omgevingsvergunning bouwen en voor de enige andere vergunning die nodig is voor het treffen van de voorzieningen;

    • e.

      de verschuldigde omzetbelasting.

Artikel 23. Niet toekennen van de bijdrage

  • 1. De bijdrage ineens ingevolge artikel 21, wordt in aansluiting op het gestelde in artikel 18 niet toegekend indien:

    • a.

      het monument na het treffen van de voorzieningen uit een oogpunt van monumentenzorg niet aan redelijke eisen voldoet, dan wel geen redelijke bijdrage levert;

    • b.

      de kosten van de voorzieningen niet geacht kunnen worden te staan in een redelijke verhouding tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat de eigenaar¬-bewoner bij de gemeente een aanvraag om subsidie heeft ingediend;

    • d.

      de kosten van de voorziening minder bedragen dan € 700,--;

    • e.

      het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen naar het oordeel van het college niet geschikt of bestemd is om het gehele jaar door te worden gebruikt overeenkomstig de bestemming;

    • f.

      het monument waaraan de voorzieningen worden getroffen bestemd is om binnen een periode van 10 jaar te worden afgebroken.

  • 2. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onder c.

  • 3. De bijdrage ineens ingevolge artikel 21 wordt slechts toegekend wanneer het monument, indien van een ingrijpende verbetering sprake is, na het treffen van de voorzieningen, in zijn geheel beschouwd, zal voldoen aan de eisen die volgens wettelijke voorschriften aan het monument moeten worden gesteld.

Artikel 24. Besluit aanvraag

Bij hun beslissing op aanvragen om bijdragen ineens ingevolge artikel 21 houdt het college in elk geval rekening met de bouwtechnische en uiterlijke staat van het monument, mede in relatie tot zijn omgeving.

Artikel 25. Onderhoudsplicht

De bijdrage ineens wordt voorts toegekend onder de voorwaarde dat de eigenaar het monument na het treffen van de voorzieningen behoorlijk zal onderhouden.

Artikel 26. Aanvraag

  • 1. De aanvraag om toekenning van een bijdrage ineens wordt ingediend bij het college.

  • 2. De aanvraag bevat in ieder geval:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving;

    • c.

      voor zover in verband met de werkzaamheden nodig: tekeningen, aangevende zowel de bestaande als de te maken toestand van het monument (schaal 1 : 100);

    • d.

      de naam en het adres van de aannemers;

  • 3. indien de aanvraag mede betreft het vernieuwen of aanpassen van de elektrische installatie als gevolg van het noodzakelijk vervangen van de installatie in een woning met meer dan twee kamers, een verklaring, afgegeven door het ener¬gie¬bedrijf, waaruit blijkt, dat de desbetreffende installatie is afge¬keurd.

Artikel 27. Uitbetaling bijdrage

  • 1. Uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende bijdrage vindt plaats, nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden schriftelijk zijn gereed ge¬meld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door of vanwege het college zijn gecontroleerd en akkoord bevonden.

  • 2. Uitbetaling geschiedt uitsluitend op een bij de gereed melding door de eigenaar/bewoner op te geven bankrekening.

Artikel 28. Voorschot bijdrage

In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de aanvrager, indien 50% of meer van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden zijn verricht en akkoord bevonden, een voorschot op de bijdrage ineens worden verstrekt van maximaal 50% van de toegekende bijdrage.

Artikel 29. Afwijken

In bijzondere gevallen kan het college in het belang van de monumentenzorg afwijken van de bepalingen van dit hoofdstuk. Het college zal hiertoe niet overgaan dan nadat de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed is gehoord.

HOOFDSTUK 6. INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 30. Instandhoudingbepaling

  • 1. Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, of j de bodem dieper dan, zoals is opgenomen op de archeologische waardenkaarten en in de bestemmingsplannen, onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2. Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    • a.

      het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

    • b.

      in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 10 ha, of;

    • c.

      in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 2500 m2, en/of gelegen buiten een straal van 50m van een AMK-terrein van hoge of zeer hoge waarde, of;

    • d.

      in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 1000m2 en/of gelegen buiten een straal van 50m van een AMK-terrein van hoge of zeer hoge waarde en géén vindplaats is zoals aangegeven in ARCHIS.

    • e.

      in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    • f.

      er sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wabo, alsmede een wijzigingsplan, een uitwerkingsplan, een binnenplanse ontheffing, nadere eisen, een projectbesluit, een tijdelijke ontheffing of een buitenplanse ontheffing als bedoeld in de artikelen 3.6, 3.10, 3.22 of 3.23 van Wet ruimtelijke ordening en hier in voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

  • 3. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;

  • 4. een rapport is overgelegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

    • a.

      het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd;

    • b.

      of de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad;

    • c.

      of in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 31. Opgravingen en begeleiding

  • 1. Indien binnen het grondgebied van de gemeente Gooise Meren onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    • a.

      het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder m, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    • b.

      de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1 onder l van deze verordening ter goedkeuring aan het bevoegd gezag te overleggen.

  • 2. In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3. Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het bevoegd gezag advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 32. Procedure

De bepalingen uit artikel 11, 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 30 , tweede lid, onder e, en artikel 31 , eerste lid, onder b.

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 33. Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen tegemoetkoming toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a.

    de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b.

    de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d.

    de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 30, tweede lid, onder d;

  • e.

    een aanwijzing als bedoeld in artikel 31 tweede lid, tweede volzin.

Artikel 34. Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 30 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 35. Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aangewezen personen.

HOOFDSTUK 8. SLOTBEPALINGEN

Artikel 36. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de onder artikel 36 ingetrokken Erfgoedverordening 2010 gemeente Bussum, de Monumentenverordening 2010 gemeente Muiden en de Erfgoedverordening 2010 gemeente Naarden aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 36 betreffende ingetrokken verordeningen.

Artikel 37. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als de Erfgoedverordening Gooise Meren 2016.

Artikel 39. Slotbepalingen

  • 1. Deze verordening treedt in werking één dag na publicatie

  • 2. Met ingang van de inwerkingtreding van de Erfgoedverordening Gooise Meren 2016wordt de Erfgoedverordening gemeenten Naarden, Muiden en Bussum 2015 ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Gooise Meren, gehouden op datum

de griffier
de voorzitter