Regeling vervallen per 01-01-2021

Marktverordening Gouda 2009

Geldend van 16-07-2009 t/m 01-10-2014

De raad van de gemeente Gouda

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 april besluit nr. 3;

gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de markten;

besluit:

vast te stellen de Verordening op de warenmarkten voor de gemeente Gouda 2009.

paragraaf 1 - algemene bepalingen

artikel 1 begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    markt: de door het college ingestelde warenmarkt;

  • b.

    standplaats: de ruimte die voor de duur van de markt is aangewezen voor het uitoefenen van de markthandel;

  • c.

    vaste standplaats: de standplaats die voor onbepaalde tijd ter beschikking is gesteld aan een vergunninghouder;

  • d.

    dagplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld aan een vergunninghouder, omdat deze niet als vaste standplaats is toegewezen dan wel ingenomen;

  • e.

    standwerken: de activiteit waarbij de vergunninghouder publiek om zich heen verzamelt en dat publiek door een aansprekende uiteenzetting probeert over te halen tot de aankoop van een artikel;

  • f.

    standwerkerplaats: de standplaats die per marktdag ter beschikking wordt gesteld om te standwerken;

  • g.

    vergunninghouder: degene aan wie door het college vergunning is verleend voor het innemen van een standplaats;

  • h.

    lijst van gegadigden: een lijst van ambulante handelaren die te kennen hebben gegeven voor een vaste standplaats in aanmerking te willen komen.

  • i.

    anciënniteitlijst: de lijst van vergunninghouders van een vaste standplaats;

  • j.

    controleur openbare ruimte: de persoon die als zodanig is aangewezen door het college;

  • k.

    college: het college van burgemeester en wethouders.

  • l.

    marktpromotiefonds: een door de Centrale vereniging van ambulante handel beheerd fonds om reclame- en promotieactiviteiten ten nutte van de warenmarkt mee uit te voeren.

artikel 2 inrichting van de markt; branche-indeling

  • 1. Het college bepaalt ten aanzien van de markt:

    • a.

      de locatie, de dag en de tijden van de markt;

    • b.

      het aantal standplaatsen;

    • c.

      de afmetingen van de standplaatsen;

    • d.

      de opstelling en de indeling van de markt;

    • e.

      welke standplaatsen worden toegewezen als vaste standplaats en als standwerkerplaats.

  • 2. Het college kan voor de markt vaststellen:

    • a.

      een lijst met artikelengroepen of branches;

    • b.

      een maximum aantal standplaatsen per branche;

    • c.

      een tijdelijke locatie voor volledige verplaatsing van de markt ten behoeve van de jaarlijkse kermis;

    • d.

      een tijdelijke wijziging van de opstelling en de indeling van de markt ter plaatse ten behoeve van een te organiseren evenement;

    • e.

      de instelling van een marktpromotiefonds.

artikel 3 nadere regels

Het college is bevoegd nadere regels te stellen betreffende het bepaalde in deze verordening.

artikel 4 voorschriften en beperkingen

  • 1. Het college kan voorschriften en beperkingen verbinden aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing, ter bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen in acht te nemen.

paragraaf 2 - vergunningen

artikel 5 standplaatsvergunning

Het is verboden een standplaats op een markt in te nemen zonder vergunning van het college.

artikel 6 vereisten

  • 1. Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam natuurlijk persoon, die een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college en die daarbij tevens aantoont dat deze persoonlijk voldoet aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.

  • 2. De aanvrager van een vergunning voor een marktstandplaats dient zich eveneens te legitimeren door middel van een paspoort, rijbewijs of Europese identiteitsbewijs. Ingevolge de Vreemdelingenwet 2000 dient een vreemdeling zich met een verblijfsvergunning te legitimeren ter vaststelling van zijn identiteit en verblijfsrechtelijke positie.

artikel 7 intrekking vaste standplaatsvergunning

  • 1. Het college trekt een vaste standplaatsvergunning in:

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, tenzij op grond van artikel 12 van de Nadere Regelen Gouda 2009 de vergunning wordt overgeschreven;

    • c.

      indien de vergunninghouder in staat van faillissement komt te verkeren.

    • d.

      indien de vergunninghouder blijvend arbeidsongeschikt is, tenzij op grond van artikel 12 van de Nadere Regelen Gouda 2009 de vergunning wordt overgeschreven;

  • 2. Het college kan een vaste standplaatsvergunning intrekken:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien de vergunninghouder niet meer voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten.

  • 3. Indien degene op wie een vergunning ingevolge artikel 12 van de Nadere Regelen Gouda 2009 is overgeschreven, reeds vergunning heeft voor een andere vaste standplaats op dezelfde markt, wordt laatstgenoemde vergunning ingetrokken.

paragraaf 4 - straf-, overgangs- en slotbepalingen

artikel 8 strafbepaling

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

artikel 9 intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

Onverminderd artikel 13 kan het college een vergunning voor een vaste standplaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken dan wel telkens voor ten hoogste vier achtereenvolgende marktdagen schorsen, indien de vergunninghouder of een persoon die hem bijstaat:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog; of

  • c.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

artikel 10 uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

Het college kan een vergunninghouder van een dagplaats of een standwerkersplaats van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkersplaats uitsluiten voor ten hoogste vier marktdagen, indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening overtreedt;

  • b.

    zich schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker de gehele dag actief is op een hem toegewezen standwerkerplaats;

  • d.

    niet of niet tijdig het verschuldigde marktgeld voldoet, dat wordt geheven op grond van artikel 229 van de Gemeentewet.

artikel 11 onmiddellijke verwijdering

Onverminderd het bepaalde in artikel 125 van de Gemeentewet kan het college een vergunninghouder gelasten zich onmiddellijk van de markt te verwijderen indien deze:

  • a.

    het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de voorschriften van de vergunning overtreedt;

  • b.

    zich op de markt schuldig maakt aan wangedrag of bedrog;

  • c.

    niet als standwerker actief is op een hem toegewezen standwerkersplaats.

artikel 12 toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de controleur openbare ruimte en de bij besluit van het college aangewezen personen.

artikel 13 overgangsbepalingen

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Marktverordening Gouda 2007 gelden als besluiten krachtens deze verordening.

  • 2. De bestaande anciënniteitslijsten worden geacht anciënniteitslijsten in de zin van deze verordening te zijn.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Marktverordening Gouda 2007 is ingediend en voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening niet definitief op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 4. Degene die op de bestaande wachtlijst staan blijven hun rechten tot 3 maanden na datum van inwerkingtreding van dit besluit uitoefenen.

artikel 14 inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van twee weken na datum van uitgifte van de Goudse Post waarin zij is geplaatst.

  • 2. De “Marktverordening Gouda 2007” van 31 oktober 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het eerste lid bedoelde datum.

artikel 15 citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Marktverordening Gouda 2009.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Gouda in de openbare vergadering van 27 mei 2009.

De raad van de gemeente voornoemd,

, voorzitter

, griffier

toelichting op de marktverordening gouda 2009

algemeen

De verordening is gebaseerd op de modelverordening van de VNG, zoals deze laatstelijk in 2003 is aangepast.

artikelsgewijs

artikel 1 begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen dat in de verordening wordt gehanteerd, gedefinieerd. Door gebruik van het woord ‘persoon’ in plaats van het begrip ‘ambtenaar’ bij de begripsomschrijving van controleur openbare ruimte onder j kan een niet-ambtenaar ook tot controleur openbare ruimte worden aangewezen. Bij aanwijzing (= mandaat) van een niet-ondergeschikte dient deze (en zijn werkgever) in te stemmen met de mandaatverlening overeenkomstig artikel 10:4 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB).

Een eventueel marktpromotiefonds is bedoeld om reclame- en promotieactiviteiten ten nutte van de warenmarkt mee uit te voeren. Dit is tevens in te zetten in relatie tot de bekendmakingen van verschuiving in opstelling zoals onder artikel 2 het eerste lid onder d is vermeld.

artikel 2 inrichting van de markt; branche-indeling

De in dit artikel opgenomen bevoegdheden zijn uitgewerkt in de Nadere regelen metdaarbij behorende bijlagen.

Op grond van het eerste lid, onder a, stelt het college vast waar wekelijks de markten in de stad plaatsvinden, en op grond van lid 1 onder b het aantal standplaatsen op de markt. Dit laatste met onder meer als doel het aantrekkelijk maken van de markt voor de consumenten. Het aantal branches is in principe onbeperkt, tenzij het gaat om een gespecialiseerde markt.

Het tweede lid schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden per branche toe te laten. Hierdoor wordt bereikt dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan branches aanwezig is en wordt voorkomen dat te veel kooplieden van één branche op de markt optreden. Hierdoor wordt de markt aantrekkelijker voor de consument.

Het tweede lid schept onder c en d de mogelijkheid om in aangewezen situaties de markt te verplaatsen of gewijzigd op te stellen. De laatste onder meer met als doel om ruimte te bieden voor Evenementen die een regionale uitstraling hebben. Tijdelijke wijziging in opstelling is daarnaast ook mogelijk als dit vanwege onuitstelbaar onderhoud aan (delen van) het openbare gebied nodig is.

artikel 3 nadere regels

Het college is op grond van dit artikel bevoegd nadere regels te stellen. Het college heeft van die bevoegdheid gebruik gemaakt door het vaststellen van Nadere regelen met de daarbij behorende bijlagen.

Jurisprudentie

Nadere regels worden opgevat als algemeen verbindende voorschriften. Zie bijvoorbeeld ABRS 4 juli 1994, JG 95.0133, m.nt. A.B. Engberts, AB (1994) 698 m.nt. R.M. van Male.

artikel 4 voorschriften en beperkingen

Door aan een vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen te verbinden, kan een verfijning in de gewenste rechtstoestand worden aangebracht. De in het eerste lid genoemde belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist, zijn de gemeentelijke belangen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid, beperking van overlast, regulering van het woon- en leefklimaat en de veiligheid binnen de gemeente.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere bestuursrechtelijke sancties. De strafbepaling van artikel 8 is eveneens van toepassing.

artikel 5 standplaatsvergunning

De vergunning geeft het recht om een standplaats op de markt in te nemen. De vergunninghouder moet voldoen aan de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden (artikel 4).

De vergunning is persoonlijk en niet overdraagbaar.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door degenen aan wie door het college vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten is verboden.

artikel 6 vereisten

De genoemde publiekrechtelijke verplichtingen zijn de vestigingsvergunning op grond van de Vestigingswet (alleen voor bepaalde branches van toepassing, bijvoorbeeld vis en poeliersproducten), eventuele inschrijving in het handelsregister en de CRK-kaart (registratiekaart van het Centraal Registratiekantoor (CRK) bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD)). Indien de aanvrager niet voldoet aan de genoemde eisen, kan dit reden zijn de vergunning te weigeren (of in te trekken op grond van artikel 7).

Het is dwingend vastgelegd dat alleen natuurlijke personen tot de markt worden toegelaten. Hiermee wordt voorkomen dat rechtspersonen een overheersende positie op de markt kunnen innemen. Door de koppeling van de vergunning aan een natuurlijk persoon wordt een zo eerlijk mogelijke verdeling van marktstandplaatsen bereikt. Uiteraard kan het wel zo zijn dat de natuurlijke persoon een onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. Ook dan wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als vergunninghouder. Het is echter niet mogelijk de vergunning op naam van de rechtspersoon te stellen.

Een plicht tot verzekering is niet in de verordening opgenomen, aangezien dit niet tot de belangen van de gemeente behoort. De vergunning kan dus niet worden geweigerd indien de aanvrager niet verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe deze als vergunninghouder op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade.

Jurisprudentie

Vz ARRS 8 november 1991, jbMarkten bladzijde 65, inzake de intrekking op grond van het niet in bezit zijn van de vereiste papieren; ABRS 18 april 1995, JG (1995) 241, inzake onderscheid natuurlijk persoon/rechtspersoon.

artikel 7 intrekking vaste standplaatsvergunning

Tot intreking van de vaste standplaatsvergunning wordt altijd op de in het eerste lid genoemde gronden overgegaan. In het tweede lid worden intrekkingsbevoegdheden ('kan'betekent: is bevoegd, dat wil zeggen is niet verplicht) genoemd ten aanzien van de vergunning.

Bij dagplaatsen en standwerkersplaatsen ligt intrekking van de vergunning minder voor de hand. Daarom is deze bepaling beperkt tot de vaste standplaatsvergunning. Ten aanzien van dagplaatsen en standwerkersplaatsen zal echter eerder worden overgegaan tot bestuursdwang of onmiddellijke verwijdering op grond van artikel 11.

artikel 8 strafbepaling

Ten aanzien van de in artikel 10 opgenomen strafbepaling geldt dat van overtreding alleen sprake kan zijn indien de verordening een ge- of verbodsnorm (een verplichtende norm) inhoudt.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 10 tot en met 11, een preventieve werking zal uitgaan.

artikel 9 intrekking en schorsing vaste standplaatsvergunning

In dit artikel worden de gronden genoemd waarop een vergunning voor een vaste standplaats kan worden ingetrokken of geschorst. Het college zal een sanctiebeleid vaststellen waarin wordt aangegeven in welke gevallen de vergunning wordt geschorst dan wel ingetrokken.

In onderdeel c wordt ervan uitgegaan dat het niet-betalen van marktgeld een grond kan zijn voor intrekking of schorsing van een standplaatsvergunning voor de markt.

Deze intrekkings- of schorsingsgrond mag niet lichtvaardig worden gebruikt. Het kan wel een oplossing bieden voor (notoire) ‘wanbetalers’.

artikel 10 uitsluiting dagplaatshouder of standwerker

In artikel 9 is de intrekking of schorsing van een vergunning voor een vaste standplaats geregeld. Intrekking of schorsing ligt uiteraard minder voor de hand bij niet-vaste standplaatsen, maar in de praktijk is het van belang gebleken om naast de bevoegdheid tot onmiddellijke verwijdering (artikel 11) ook een vergunninghouder van een dagplaats of standwerkerplaats langduriger van de markt te kunnen verwijderen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen indien een vergunninghouder voor een vaste standplaats op de vuist gaat met een dagplaatshouder of standwerker.

In dit artikel 10 is dan ook de mogelijkheid opgenomen om in de daarin genoemde gevallen de vergunninghouder voor maximaal vier marktdagen uit te sluiten van de toewijzing van een dagplaats of een standwerkerplaats.

Het in onderdeel d genoemde kan worden opgenomen ter bestraffing van niet-betalende dagplaatshouders of standwerkers. Zie verder de toelichting onder artikel 9, onderdeel c.

artikel 11 onmiddelijke verwijdering

In artikel 125 van de Gemeentewet is bepaald dat ter uitvoering van wetten, algemene maatregelen van bestuur en provinciale en gemeentelijke verordeningen het gemeentebestuur de bevoegdheid heeft om bestuursdwang toe te passen. Dit artikel bevat voor het college de bevoegdheidsgrondslag om bestuursdwang toe te passen bij overtreding van de marktverordening en de daarop gebaseerde voorschriften. In de artikelen 5:21 tot en met 5:36 van de Awb worden regels over de besluitvorming omtrent en de toepassing van bestuursdwang (en dwangsom) gegeven. De in artikel 11 geregelde onmiddellijke verwijdering is een vorm van bestuursdwang, waarbij de spoedeisendheid als bedoeld in artikel 5:24, zesde lid, van de Awb wordt verondersteld. Achteraf dient dan het besluit tot het toepassen van bestuursdwang op papier te worden gesteld. Van deze bevoegdheid dient uiteraard alleen in zeer spoedeisende gevallen gebruik te worden gemaakt. Overigens is in artikel 5:23 van de Awb geregeld dat de bepalingen over bestuursdwang niet van toepassing zijn indien wordt opgetreden ter onmiddellijke handhaving van de openbare orde.

Op grond van artikel 4:8 van de Awb dienen belanghebbenden bij toepassing van artikel 11 in beginsel in de gelegenheid te worden gesteld hun zienswijze (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken. Artikel 4:11 Awb bepaalt dat dit horen niet nodig is in spoedeisende situaties.

Onderdeel c is gewijd aan de niet-actieve standwerker. Duidelijk kwam in het COM de wens naar voren om dergelijke ‘verkapte stille kramers’ aan te kunnen pakken.

artikel 12 toezichthouders

In artikel 5:11 van de Awb wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden. Op grond van artikel 5:14 van de Awb kunnen deze bevoegdheden bij verordening of bij besluit van het college worden beperkt.

Het college heeft de controleur openbare ruimte als toezichthouder aangewezen.

artikel 13 overgangsbepalingen

Een overgangsregeling als hier opgenomen, is noodzakelijk voor de rechtszekerheid van de betrokkenen. Het is van belang oude rechten te eerbiedigen. Onder de ruime formulering ‘besluiten’ van het eerste lid vallen vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen. In het tweede lid is overgangsrecht opgenomen voor bestaande wachtlijsten en anciënniteitslijsten. In het derde lid is bepaald dat aanvragen om vergunning die nog niet definitief zijn afgehandeld direct onder de nieuwe verordening komen te vallen. Hiermee wordt voorkomen dat nog lange tijd met de oude regeling moet worden gewerkt. Voor lopende aanvragen en in behandeling zijnde bezwaarschriften geldt dus de nieuwe verordening. Artikel 4 geeft aan dat de wachtlijst 3 maanden na vaststelling van de Marktverordening ophoudt te bestaan.

Jurisprudentie

Het besluit van de raad tot vaststelling van de Marktverordening is terecht aangemerkt als een algemeen verbindend voorschrift waartegen ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb geen beroep en daaraan voorafgaand bezwaar openstaat (ABRS 21 augustus 2000, AB 2001, 345 m.nt. L.D.).

artikel 15 citeertitel

In de citeertitel wordt een jaartal opgenomen om de betrokken regeling te onderscheiden van de voorgaande regeling.