Regeling vervallen per 01-01-2021

Uitvoeringsvoorschriften algemene plaatselijke verordening gouda 2009

Geldend van 25-02-2015 t/m 31-12-2020

Intitulé

Uitvoeringsvoorschriften algemene plaatselijke verordening gouda 2009

Inhoudsopgave

artikel

onderwerp en omschrijving uitvoeringsbesluit

2:5

Gebruik van een openbare plaats niet overeenkomstig de bestemming

5:10 lid 5

Standplaatsen

vaststellen nadere regels t.a.v standplaatsen

Artikel 2:5

Burgemeester en wethouders van Gouda

Gelet op de Algemene Plaatselijke Verordening Gouda 2009, verder te noemen APV 2009;

besluiten:

Gelet op het bepaalde in artikel 2:5 APV Gouda 2009 ten aanzien van “Gebruik van een openbare plaats niet overeenkomstig de bestemming” de volgende nadere regels vast te stellen:

I. vast te stellen de volgende bepalingen:

Definities:

1. Onder steiger wordt verstaan een tijdelijke constructie opgebouwd uit steigerpijpen om het mogelijk te maken om te bouwen of onderhoud te plegen op hoge plaatsen waar men niet makkelijk bij kan. Deze tijdelijke constructie kan ook dienen voor het tijdelijk stutten van bouwwerken.

Uitzetsteunen, (driehoeks)stabilisatoren of andere extensies ten behoeve van een steiger maken daarvan integraal onderdeel uit.

3. Een trottoir of stoep is een deel van de openbare weg, al dan niet verhoogd aangelegd ten opzichte van de rijbaan, in ’t bijzonder ingericht voor het verkeer van voetgangers; het trottoir is verhard en de scheiding ervan met de andere gedeelten van de openbare weg is duidelijk herkenbaar voor alle weggebruikers.

4. Onder een hekwerk of ander afscheidingsmateriaal wordt een afscheiding begrepen van een plaats of terrein waarop een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit plaatsvindt, of een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw.

II. Ten aanzien van 2:5 lid 3 APV 2009 (vergunningvrij):

Gelet op de gevaren van schade aan de weg, voor de bruikbaarheid van de weg en het doelmatig en veilig gebruik ervan de volgende categorieën en nadere regels vast te stellen:

. bouwborden

Nadere regels:

1. het bouwbord kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);

2. het bouwbord wordt geplaatst op – of in de directe nabijheid van – het terrein waarop de bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit of de tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw wordt uitgevoerd;

3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;

4. het bouwbord mag geplaatst worden tijdens de periode dat de desbetreffende activiteit of werkzaamheid plaatsvindt;

5. het bouwbord dient constructief veilig te zijn, zodat voldoende weerstand kan worden geboden tegen belastingen vergelijkbaar met de belastingen zoals deze zijn geformuleerd in het Bouwbesluit;

6. het bouwbord levert geen onevenredige overlast op voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken;

7. plaatsing van het bouwbord moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van het bouwbord gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om het bouwbord op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;

8. het bouwbord mag niet verlicht worden en mag geen bewegende en/of verlichte informatie bevatten;

9. er mag maximaal één bouwbord, met een maximale oppervlakte van 12 m2, per activiteit of werkzaamheid geplaatst worden.

. te koop/te huur-borden

Nadere regels:

het te koop/te huur-bord kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);

het te koop/te huur-bord wordt geplaatst op – of in de directe nabijheid van – het perceel/object waarop het bord betrekking heeft;

bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;

het te koop/te huur-bord mag geplaatst worden tijdens de periode dat het desbetreffende object daadwerkelijk te koop/te huur staat;

het te koop/te huur-bord dient constructief veilig te zijn, zodat voldoende weerstand kan worden geboden tegen belastingen vergelijkbaar met de belastingen zoals deze geformuleerd zijn in het Bouwbesluit;

het te koop/te huur-bord levert geen onevenredige overlast op voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerende zaken;

plaatsing van het te koop/te huur-bord moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van het te koop/te huur-bord gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om het te koop/te huur-bord op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;

het te koop/te huur-bord mag geen bewegende en/of verlichte informatie bevatten;

er mag maximaal één te koop/te huur-bord per perceel geplaatst worden, met een maximale oppervlakte van 12 m2.

. bouwketen

Nadere regels:

1. de bouwkeet kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);

2. de bouwkeet dient noodzakelijk/functioneel te zijn voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, of voor een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw;

3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;

4. de plaatsing mag, in gebieden waar parkeergelegenheid aantoonbaar schaars is, niet ten koste gaan van openbare parkeergelegenheid;

5. de opdrachtgever of uitvoerder dient minimaal twee weken voor de plaatsing van de bouwkeet het college schriftelijk in kennis te stellen van de voorgenomen plaatsing;

6. de bouwkeet moet voorzien zijn van de naam en het telefoonnummer van de eigenaar/verhuurder en/of van de uitvoerder van de activiteit of werkzaamheid;

7. de bouwkeet, voor zover geen mobiele schaftkeet zijnde, moet worden geplaatst op rubberen rijplaten of ander beschermend materiaal (ter voorkoming van beschadiging van de ondergrond);

8. plaatsing van de bouwkeet mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;

9. de bouwkeet mag niet geplaatst worden op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van minimaal twee meter vrij zijn;

10. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn;

11. plaatsing van de bouwkeet moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de bouwkeet gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de bouwkeet op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;

12. de bouwkeet moet op minimaal twee meter afstand van de gevel van nabijgelegen gebouwen worden geplaatst in verband met mogelijk brandgevaar.

. verplaatsbare toileteenheden

Nadere regels:

1. de verplaatsbare toileteenheid kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);

2. de verplaatsbare toileteenheid dient noodzakelijk/functioneel te zijn voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, of voor een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw;

3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;

4. de plaatsing mag, in gebieden waar parkeergelegenheid aantoonbaar schaars is, niet ten koste gaan van openbare parkeergelegenheid;

5. de verplaatsbare toileteenheid moet voorzien zijn van de naam en het telefoonnummer van de eigenaar/verhuurder en/of van de uitvoerder van de activiteit of werkzaamheid;

6. plaatsing van de verplaatsbare toileteenheid mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;

7. de verplaatsbare toileteenheid mag niet geplaatst worden op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van minimaal twee meter vrij zijn;

8. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn;

9. plaatsing van de verplaatsbare toileteenheid moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de bouwkeet gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de verplaatsbare toileteenheid op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;

10. de verplaatsbare toileteenheid moet op minimaal twee meter afstand van de gevel van nabijgelegen gebouwen worden geplaatst in verband met mogelijk brandgevaar.

. heistellingen, hijskranen en andere hulpconstructies

Nadere regels:

1. de heistelling en dergelijke kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats geplaatst worden (er is geen redelijk alternatief);

2. de heistelling en dergelijke is noodzakelijk/functioneel voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, of voor een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw;

3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;

4. de plaatsing mag, in gebieden waar parkeergelegenheid aantoonbaar schaars is, niet ten koste gaan van openbare parkeergelegenheid;

5. de opdrachtgever of uitvoerder dient minimaal twee weken voor de plaatsing van de heistelling en dergelijke het college schriftelijk in kennis te stellen van de voorgenomen plaatsing;

6. de heistelling en dergelijke moet voorzien zijn van de naam en het telefoonnummer van de eigenaar/verhuurder en/of van de uitvoerder van de activiteit of werkzaamheid;

7. de heistelling en dergelijke moet worden geplaatst op rubberen rijplaten of ander beschermend materiaal (ter voorkoming van beschadiging van de ondergrond);

8. de plaatsing van de heistelling en dergelijke mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;

9. de heistelling en dergelijke mag niet geplaatst worden op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van minimaal twee meter vrij zijn;

10. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn;

11. de plaatsing van de heistelling en dergelijke moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van de heistelling en dergelijke gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de heistelling en dergelijke op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.

. hekwerken en vergelijkbaar afscheidingsmateriaal

Nadere regels:

1. het hekwerk kan redelijkerwijs niet anders dan op een openbare plaats worden geplaatst (er is geen redelijk alternatief);

2. het hekwerk dient noodzakelijk/functioneel te zijn voor een bouw-, onderhouds- of sloopactiviteit, of voor een tijdelijke werkzaamheid in de grond-, weg- of waterbouw;

3. bij de plaatsing mag geen sprake zijn van een afwijzingsgrond als bedoeld in artikel 2:5, lid 4 van de Apv; de plaatsing mag niet in strijd zijn met enige andere bepaling in de Apv;

4. de plaatsing mag, in gebieden waar parkeergelegenheid aantoonbaar schaars is, niet ten koste gaan van openbare parkeergelegenheid;

5. de opdrachtgever of uitvoerder dient minimaal twee weken voor de plaatsing van het hekwerk het college in kennis te stellen van de voorgenomen plaatsing;

6. het hekwerk dient constructief veilig te zijn, zodat voldoende weerstand kan worden geboden tegen belastingen vergelijkbaar met de belastingen zoals deze geformuleerd zijn in het Bouwbesluit;

7. het hekwerk moet voorzien zijn van de naam en het telefoonnummer van de eigenaar/verhuurder en/of van de uitvoerder van activiteit of werkzaamheid;

8. plaatsing van het hekwerk mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;

9. plaatsing van het hekwerk moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing van het hekwerk gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om het hekwerk zodanig te plaatsen dat het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;

10. bij plaatsing van het hekwerk op het trottoir moet minimaal 1 meter vrij zijn ten behoeve van het voetgangersverkeer.

· vlaggen, wimpels en vlaggenstokken

Nadere regel: Deze voorwerpen mogen geen gevaar of hinder opleveren voor personen of goederen en niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt.

· zonneschermen

Nadere regel: Deze voorwerpen dienen te zijn aangebracht boven het voor voetgangers bestemde gedeelte van de weg en geen gevaar of hinder opleveren voor personen en voor de bereikbaarheid door hulpdiensten . Dit houdt in ieder geval in dat een zonnescherm:

- ten minste 2.20 meter boven de weg moet hangen; én

- een maximale uitval van 3 meter mag hebben; én

- maximaal 20% van de breedte van de weg mag beslaan.

· voorwerpen of stoffen die op de rijweg gezet worden in verband met laden of lossen ervan.

Nadere regel: Het op deze wijze gebruiken van de weg moet noodzakelijk (er is geen redelijk alternatief) en kortstondig zijn. Dit houdt in ieder geval in dat de voorwerpen of stoffen onmiddellijk worden verwijderd.

· zand, aarde en grint

Nadere regels:

1. plaatsing niet langer dan 5 opeenvolgende dagen;

2. geen plaatsing op de rijweg, fietspaden of in het openbaar groen;

3. bij plaatsing op het trottoir moet minimaal 1 meter vrij zijn ten behoeve van het voetgangersverkeer;

4. geen plaatsing op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van 2,00 meter vrij zijn;

5. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn.

· afval-, opslag- en vuilcontainers;

Nadere regels:

1. plaatsing niet langer dan 5 opeenvolgende dagen. Na het gebruik van het vergunningvrij plaatsen mag gedurende twee weken daarna van deze mogelijkheid géén gebruik worden gemaakt;

het vergunningsvrij plaatsen is alleen toegestaan op een parkeerplaats;

3. de opdrachtgever dient twee weken voor de plaatsing het college in kennis te stellen met een door de het college vastgesteld meldingsformulier;

4. een container moet voorzien zijn van de naam en telefoonnummer van de eigenaar en/of verhuurder;

5. een container moet worden geplaatst op rubberen rijplaten of ander beschermend materiaal (ter voorkoming van beschadiging van de ondergrond);

6. een container mag niet groter zijn dan 2,5 x 4 meter (maximale afmetingen);

7. plaatsing van de container op de lokatie mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;

8. plaatsing van de container moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing (of gebruik) van de container gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de container op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd;

9. de container moet op minimaal 2 meter afstand van de gevel van nabijgelegen gebouwen worden geplaatst in verband met mogelijk brandgevaar.

· steigers

Nadere regels:

1. plaatsing niet langer dan 14 opeenvolgende dagen:

2. geen plaatsing op de rijweg, fietspaden of in het openbaar groen;

3. bij plaatsing op het trottoir moet minimaal 1 meter vrij zijn ten behoeve van het voetgangersverkeer;

4. geen plaatsing op (afvoer- en riool)putten, deksels van ondergrondse brandkranen en riolen en afsluiters. Rond brandkranen moet een straal van 2,00 meter vrij zijn;

5. in- en (nood)uitgangen van woningen, bedrijfspanden en dergelijke moeten bruikbaar en toegankelijk zijn;

6. steigers moeten aan de gevel worden vastgemaakt, er mogen geen uitzetsteunen worden gebruikt (minimaal 1 meter van het trottoir moet vrij blijven);

7. een steiger moet worden geplaatst op rubberen rijplaten of ander beschermend materiaal (ter voorkoming van beschadiging van de ondergrond);

8. plaatsing van de steiger mag de bereikbaarheid van de nabije omgeving, of de doorgaande weg, door politie-, brandweer- en ambulancediensten niet belemmeren;

9. plaatsing van de steiger moet in overeenstemming plaatsvinden met artikel 5 Wegenverkeerswet. Dit houdt in dat het verboden is om door plaatsing (of gebruik) van de steiger gevaar of hinder te veroorzaken voor het verkeer op de weg. Praktisch houdt dit met name in dat het niet is toegestaan om de steiger op een lokatie te plaatsen waar het vrije uitzicht van het wegverkeer wordt belemmerd.

Onder 2:5 lid 1 APV Gouda 2009 (vergunning) vallen:

1. spandoeken;

2. uitstallingen;

3. driehoeks- en sandwichborden;

4. hekwerken en vergelijkbaar afscheidingsmateriaal;

5. bouw- en vergelijkbare materialen;

6. keten (met name bouw- en schaftketen);

7. verplaatsbare toileteenheden;

8. hijstellingen, hoogwerkers en kranen;

9. installaties, machines en werktuigen;

10. bouwplaatsinrichtingen;

11. containers;

12. alle onder artikel 2:5 lid 3 onder a. aangewezen categorieën voor zover niet kan worden voldaan aan de daartoe gestelde nadere regels.

Aldus besloten in de vergadering van 19 april 2011

Burgemeester en wethouders voornoemd,

, burgemeester

, secretaris

Openbaar gemaakt op: 25 mei 2011

In werking getreden op: 2 juni 2011

nadere regels artikel 2:5 APV met aanvulling vastgesteld door benw op 19 april 2011

gebruik openbare plaats

Artikel 5:10 lid 5

besluit van burgemeester en wethouders

iz-nummer

631621

onderwerp

nadere regels op grond van artikel 5:10 lid 5 APV 2009 (standplaatsen)

burgemeester en wethouders van gouda

Gelezen het advies d.d. 14 september 2010;

Gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en op het bepaalde in artikel 5:10 lid 5 van de Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009;

besluiten:

I de nadere regels met betrekking tot de standplaatsen, vastgesteld op 29 juni 2010, in te trekken;

II de volgende nadere regels voor het innemen van standplaatsen vast te stellen;

Artikel 1 Begrippen

  • 1.

    APV: Algemene plaatselijke verordening Gouda 2009.

  • 2.

    Locatie: een gebied van maximaal 100 x 100 meter.

  • 3.

    Tijdelijke standplaats: voor maximaal 5 aaneengesloten dagen een standplaats innemen.

  • 4.

    Seizoenstandplaats: voor commerciële doeleinden en voor maximaal 12 aaneengesloten weken 1 of meerdere dagen per week op dezelfde plaats een standplaats innemen.

  • 5.

    Vaste standplaats: voor commerciële doeleinden en voor een periode langer dan 12 aaneengesloten weken op dezelfde plaats en op regelmatige en gezette tijden een standplaats in gebruik nemen.

  • 6.

    Binnen de singels: het centrum van Gouda tot aan het water: de Kattensingel, Turfsingel, Hollandse IJssel, Fluwelensingel en de Blekerssingel.

Artikel 2 Algemene bepalingen

  • 1.

    Een standplaats mag alleen worden ingenomen met een geldige vergunning en met inachtneming van de algemene en eventuele aanvullende voorschriften of voorwaarden die aan de vergunning zijn verbonden.

  • 2.

    Er mag op zondag alleen een standplaats ingenomen worden indien op dat moment in het betreffende stadsdeel van Gouda een koopzondag geldt.

  • 3.

    Standplaatsen komen niet in aanmerking voor een terras. Dit is voorbehouden aan horecagelegenheden.

  • 4.

    Er worden geen standplaatsen toegewezen op lokaties met de bestemming “openbaar groen”.

  • 5.

    Er worden geen standplaatsvergunningen afgegeven op de dagen waarop in de gemeente in de betreffende wijken de weekmarkt(en) plaatsvinden, indien het dezelfde branche betreft die ook op de betreffende weekmarkt(en) voorkomen.

  • 6.

    Er worden ten hoogste twee standplaatsen per lokatie toegewezen, mits vanuit deze standplaatsen niet dezelfde goederen worden verkocht.

  • 7.

    Op parkeerplaatsen op parkeerterreinen in de directe omgeving van een winkelconcentratie worden alleen standplaatsen toegewezen voor zover die parkeerplaatsen gelegen zijn aan de rand van het parkeerterrein.

Artikel 3 Aanvraag

  • 1.

    Een vergunningaanvraag gaat vergezeld van:

    • 1.

      een kopie van een geldig identiteitsbewijs;

    • 2.

      een bewijs van registratie bij het Hoofdbedrijfschap Detailhandel / Hoofdbedrijfschap Ambachten;

    • 3.

      één of meer foto’s van de mobiele inrichting;

    • 4.

      een gedetailleerde situatieschets van de gewenste standplaatslocatie;

    • 5.

      omgevingfoto’s van de gewenste standplaatslocatie;

    • 6.

      indien van toepassing een schriftelijk bewijs dat de particuliere eigenaar van de grond waarop de standplaats wordt ingenomen toestemming voor dat gebruik geeft.

  • 2.

    Indien een vergunning wordt aangevraagd voor de verkoop van eet- en drinkwaren moet worden voldaan aan de eisen zoals gesteld in de Warenwet en de Hygiënecode Ambulante Handel.

  • 3.

    Per natuurlijke persoon wordt per dag één standplaatsvergunning verleend.

Artikel 4 Vaste standplaats

  • 1.

    In het stadsgedeelte binnen de singels worden geen vaste standplaatsen toegewezen, zulks gelet op het uiterlijke aanzien, de verkeersveiligheid en de openbare veiligheid.

  • 2.

    Voor het stadsgedeelte gelegen buiten de singels worden geen vaste standplaatsen toegewezen binnen een afstand van 200 meter van een markt, indien het artikelen betreft die eveneens op de betrokken markt worden verhandeld.

Artikel 5 Tijdelijke standplaats

  • 1.

    Voor het stadsgedeelte binnen de singels geldt dat:

    • 1.

      een ideële instelling een tijdelijke standplaats mag innemen;

    • 2.

      de aldaar gevestigde detailhandel en horeca voor de verkoop van aanverwante producten en voor maximaal 6 keer per kalenderjaar, en per keer voor maximaal 5 aaneengesloten dagen, voor de eigen onderneming een tijdelijke standplaats mag innemen.

Binnen een straal van vijftig meter rond een terrein waarop een (algemene) festiviteit plaatsvindt worden geen tijdelijke standplaatsen toegewezen, zulks gelet op het uiterlijk aanzien, de verkeersveiligheid, de openbare veiligheid en in het belang van de openbare orde.

Artikel 6 Seizoenstandplaats

  • 1.

    Voor de stadsdelen buiten de singels geldt dat:

    • 1.

      alleen een seizoenstandplaats ingenomen kan worden voor de verkoop van streekgebonden levensmiddelen, zoals kaas en stroopwafels of voor de verkoop van oliebollen.

    • 2.

      alleen in de periode van 6 tot en met 24 december een seizoenstandplaats ingenomen kan worden voor de verkoop van kerstbomen.

  • 2.

    Voor het stadsgedeelte binnen de singels geldt dat:

    • 1.

      alleen op de Nieuwe Markt een seizoenstandplaats ingenomen kan worden voor de verkoop van oliebollen en aanverwante producten.

    • 2.

      alleen op de Nieuwe Markt in de periode van 6 tot en met 24 december een seizoenstandplaats ingenomen kan worden voor de verkoop van kerstbomen.

    • 3.

      alleen op de Markt in de periode van 6 tot en met 24 december een seizoenstandplaats ingenomen kan worden voor de verkoop van kerstartikelen tijdens een te houden kerstmarkt.

Artikel 7 Omvang

  • 1.

    De omvang van de tijdelijke en vaste standplaatsen mag maximaal 20 m2 bedragen.

  • 2.

    Voor de omvang van de seizoenstandplaatsen voor de verkoop van streekgebonden levensmiddelen buiten de singels geldt dat:

    • 1.

      de totale omvang van de standplaats maximaal uit 4 standplaatsen mag bestaan en bij elkaar mag de in gebruik genomen oppervlakte niet meer dan 80 m² bedragen.

  • 3.

    Voor de omvang van de seizoenstandplaatsen met betrekking tot de verkoop van oliebollen en kerstbomen geldt voor de gehele stad dat:

    • 1.

      de omvang van de standplaats voor een oliebollenkraam maximaal 35 m² mag bedragen;

    • 2.

      de omvang van de standplaats voor de verkoop van kerstbomen maximaal 80 m² mag bedragen.

Artikel 8 Locaties binnen de singels

De locatie voor de seizoenstandplaatsen is op de Nieuwe Markt.

De locaties voor de tijdelijke ideële standplaatsen zijn:

de Markt;

de kruising Blauwstraat / Turfmarkt en Hoogstraat.

Op de locatie genoemd onder 2.a geldt dat alleen tijdens politieke verkiezingsperioden of in de avonduren een tijdelijke ideële standplaats ingenomen kan worden.

Op de locatie genoemd onder 2.b geldt dat eventuele fysieke middelen, zoals een kraam of kar, niet het zicht op en de bereikbaarheid van de Blauwstraat en de Turfmarkt mogen hinderen.

Tijdens politieke verkiezingperiodes kunnen in het kader van een politieke verkiezingsmarkt meer dan 2 tijdelijke ideële standplaatsen op dezelfde locatie ingenomen worden.

Artikel 9 Inhoud vergunning

  • 1.

    Standplaatsen worden slechts verleend aan natuurlijke personen.

  • 2.

    In de standplaatsvergunning wordt tenminste vermeld:

    • 1.

      het karakter van de standplaats;

    • 2.

      de maximaal te benutten oppervlakte;

    • 3.

      de artikelen die op de betrokken standplaats mogen worden verkocht;

    • 4.

      de periode waarin van de standplaats gebruik mag worden gemaakt, te weten, een dag, een gedeelte van een dag, of voor één of meer dagen per week of gedeelten daarvan.

  • 3.

    De in lid 1 genoemde vergunning dient te worden voorzien van een recente pasfoto van de vergunninghouder.

Artikel 10 Geldigheidsduur vergunning en verlenging

  • 1.

    De vergunning voor een vaste standplaats of een seizoenstandplaats wordt voor de duur van 2 jaren verleend met daarbij de mogelijkheid tot verlenging voor telkens een periode van maximaal twee jaren.

  • 2.

    Minimaal acht weken voor het verlopen van de standplaatsvergunning dient een aanvraag om een verlenging bij het college van burgemeester en wethouders te worden gedaan. Wanneer de vergunninghouder niet tijdig een verlenging aanvraagt, verloopt de vergunning en kan de standplaats aan een andere vergunningaanvrager worden toegewezen.

Artikel 11 Wijziging

  • 1.

    Voor elke wijziging op de standplaats dient een aanvraag ingediend te worden.

  • 2.

    Gedurende de tijd dat de aanvraag in behandeling is, mogen de aangevraagde wijzigingen niet worden aangebracht dan wel worden uitgevoerd.

Artikel 12 Beëindiging

Wanneer men de vergunning wil beëindigen dient men dit schriftelijk te doen bij het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 13 Bekendmaking

Deze nadere regels zullen worden bekendgemaakt door plaatsing ervan op de gemeentepagina van de weekkrant Goudse Post en liggen voor een ieder kosteloos ter inzage op de gemeentesecretarie.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op de eerste dag na de bekendmaking.

Artikel 15 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels standplaatsen 2010.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 21 september 2010,
Burgemeester en wethouders voornoemd,
W.M. Cornelis, burgemeester
Drs. L.A.M. Bakker, secretaris

Toelichting

Met de inwerkingtreding van de nadere regels standplaatsen 2010 komen de nadere regels uit 2004 te vervallen. De nadere regels zijn algemeen verbindende voorschriften, waartegen op grond van artikel 8:2 Algemene wet bestuursrecht geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld.

Het introduceren van de nieuwe nadere regels voor standplaatsen vloeit voort uit een advies van de bezwaarschriftencommissie die in het standplaatsenbeleid een gebrek had geconstateerd. Met de inwerkingtreding van deze regels is dit ‘gat’ in de regelgeving gedicht.

In de nadere regels standplaatsen 2010 wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen het gebied ‘binnen de singels’ en het gebied ‘buiten de singels’. Het gebied binnen de singels is het centrum van Gouda dat wordt begrensd door het water: de Kattensingel, Turfsingel, Hollandse IJssel, Fluwelensingel en de Blekerssingel. Voor het beschermen van het uiterlijk aanzien van de historische binnenstad en ten behoeve van de verkeersveiligheid gelden in het gebied binnen de singels meer regels dan in het gebied daarbuiten. Zo geldt voor het gebied binnen de singels bijvoorbeeld dat een standplaats alleen ingenomen kan worden op de in de nadere regels genoemde plaatsen en dat er geen ‘vaste’ standplaatsvergunningen worden verleend. Voor het gebied buiten de singels gelden deze beperking niet. Daarnaast worden in de nadere regels van 2010, naast de al bestaande tijdelijke en vaste vergunningen, de seizoenstandplaatsen geïntroduceerd. De seizoenstandplaats wordt voor maximaal 12 weken verleend en alleen voor de verkoop van oliebollen, of voor de verkoop van streekgebonden levensmiddelen, of voor de verkoop van kerstbomen. Voor de verkoop van kerstbomen geldt dat alleen in de periode van 6 tot en met 24 december een standplaats ingenomen mag worden.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

W.M. Cornelis, burgemeester

Drs. L.A.M. Bakker, secretaris

Openbaar bekend gemaakt op: 14 juli 2010

In werking getreden op: 14 juli 2010

[Klik hier om het document te downloaden]