Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening Wet inburgering

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2020 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2013

Intitulé

Verordening Wet inburgering

De raad van de gemeente Grootegast, in vergadering bijeen op 11 juni 2013

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 mei 2013; inzake de Verordening wet inburgering, gelet op de artikelen 8, 19, vijfde lid en zesde, 23, derde lid 24e, 24f en 35 van de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 en artikel X van de wet van 13 september 2012 tot wijziging

van de Wet inburgering (Stb. 2012,430);

overwegende dat de raad bij verordening regels dient te stellen over de informatieverstrekking door de gemeente aan inburgeringsplichtigen, het aanbieden van een inburgeringsvoorziening aan inburgeringsplichtigen en de rechten en plichten van de inburgeringsplichtige voor wie een inburgerings of taalkennis-voorziening is vastgesteld, alsmede dat de raad bij verordening het bedrag dient vast te stellen van de bestuurlijke boete die voor de verschillende overtredingen kan worden opgelegd;

overwegende dat als gevolg van de wijziging van de Wet inburgering de taken van gemeenten op het terrein van inburgering op termijn beëindigd zullen worden;

overwegende dat gedurende een overgangsperiode gemeenten nog een aantal taken op het terrein van inburgering zullen uitoefenen;

overwegende dat daarom de onder de Wet inburgering, zoals deze luidde op 31 december 2012 opgestelde verordening dient te worden gewijzigd/aangepast/ingetrokken;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

VERORDENING WET INBURGERING

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen en informatieverstrekking

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a

      Wet: de Wet inburgering zoals deze luidde op 31 december 2012

    • b

      De Wetswijziging: de wet van 13 september 2012 tot wijziging van de Wet inburgering en enkele andere wetten in verband met de versterking van de eigen verantwoordelijkheid van de inburgeringsplichtige (Stb.2012, 430).

    • c

      Inburgeringsplichtige: de persoon die op grond van de artikelen 3 tot en met 6 van de wet inburgeringsplichtig is, voor zover zij voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig zijn geworden.

    • d

      Eigen bijdrage: de bijdrage, bedoeld in artikel 23 tweede lid, van de wet.

    • e

      College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente.

    • f

      Boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 29 tot met 46 van de wet.

    • g

      Asielgerechtigde inburgeringsplichtige: houder is van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 of 33 van de Vreemdelingenwet 2000.

  • 2.

    De begripsomschrijvingen in de wet en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de begrippen die in deze verordening worden gebruikt.

Artikel 2. Afstemming en dringende redenen

  • 1.

    Bij het opleggen van een boete wordt deze verordening in acht genomen. Wanneer een inburgeringsplichtige in strijd met artikel 7, artikel 23 eerste lid dan wel met de krachtens artikel 23 derde lid gestelde regels, artikel 25 vierde lid en artikel 33 handelt, legt het college met betrekking tot de overtreding aan de inburgeringsplichtige bij beschikking een bestuurlijke boete op.

  • 2.

    Indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt wordt er géén boete opgelegd.

Artikel 3. De informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtigen op een doeltreffende en doelmatige wijze worden geïnformeerd over hun rechten en plichten uit hoofde van de wet en over het aanbod van en de toegang tot inburgeringsvoorzieningen.

  • 2.

    Het college maakt bij de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen in ieder geval gebruik van de volgende middelen:

    • a

      Het lokale loket van de gemeente.

    • b

      Het verstrekken van voorlichtingsmateriaal bij aanvragen om uitkeringen of inburgeringsvoorzieningen.

    • c

      Voorlichtingsmateriaal voor personen van wie, al dan niet op grond van gegevens uit het Bestand Potentiële Inburgeringsplichtigen, redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij inburgeringsplichtig zijn.

    • d

      Het geven van informatie over het gemeentelijke beleid op de gemeentelijke website.

  • 3.

    Het college beoordeelt tenminste eens in de 2 jaar na invoering van de wet:

    • a

      de doeltreffendheid en doelmatigheid van de informatieverstrekking aan de inburgeringsplichtigen en rapporteert daarover aan de raad;

    • b

      de tevredenheid onder klanten die een door de gemeente aangeboden inburgeringcursus hebben gevolgd.

Hoofdstuk 2. Doelgroepen en samenstelling van de inburgeringsvoorziening

Artikel 4. Aanbieden inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college biedt een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening aan de inburgeringsplichtige, te weten:

    • a

      de houder van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 en

    • b

      de geestelijke bedienaar, bedoeld in artikel 1, onderdeel g van de wet, die geen oudkomer is als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de wet, voor zover deze uiterlijk 31 december 2012 inburgeringsplichtig is geworden.

Artikel 5. De samenstelling van de inburgeringsvoorziening

  • 1.

    Het college stemt de inburgeringsvoorziening, met uitzondering van de inburgeringsvoorziening aan geestelijke bedienaren, af op het startniveau en de vaardigheden, de persoonlijke omstandigheden en de maatschappelijke positie van de inburgeringsplichtige.

  • 2.

    Indien de inburgeringsplichtige een voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt aangeboden, draagt het college er zorg voor dat de inburgeringsvoorziening op de voorziening gericht op arbeidsinschakeling wordt afgestemd.

  • 3.

    Een inburgeringsvoorziening moet toe leiden naar het inburgeringsexamen en omvat het eenmaal kosteloos afleggen van het examen. Een inburgeringsvoorziening kan, naast datgene dat in de wet is geregeld, de volgende onderdelen bevatten:

    • a

      Trajectbegeleiding.

    • b

      Het (periodiek) houden van voortgangsgesprekken.

    • c

      Maatschappelijke stage.

    • d

      Maatgerichte onderdelen afgestemd op de persoonlijke situatie.

  • 4.

    Maatschappelijke begeleiding van de inburgeringsplichtige asielgerechtigde maakt onderdeel uit van de voorziening.

Artikel 6. De inning van de eigen bijdrage

  • 1.

    De inburgeringsplichtige voor wie een inburgeringsvoorziening is vastgesteld, is een eigen bijdrage verschuldigd zoals in de wet is aangegeven.

  • 2.

    De eigen bijdrage, bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet wordt in beginsel in een keer betaald.

  • 3.

    Het innen van de eigen bijdrage vangt niet eerder aan dan drie maanden na beëindiging van het inburgeringstraject.

Artikel 7. Toekennen van een deelnamebonus.

  • 1.

    Indien de inburgeringsplichtige heeft deelgenomen aan het inburgeringsexamen dat deel uitmaakt van het door het college vastgestelde inburgeringstraject, komt hij in aanmerking voor een deelnamebonus.

  • 2.

    De hoogte van de deelnamebonus komt overeen met de hoogte van de eigen bijdrage, als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet.

  • 3.

    De deelnamebonus wordt indien mogelijk verrekend met de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet.

Artikel 8. Opleggen van verplichtingen

  • 1.

    Het college kan een inburgeringsplichtige bij beschikking een of meer van de volgende verplichtingen opleggen:

    • a

      het deelnemen aan de aangeboden inburgeringscursus;

    • b

      het deelnemen aan gesprekken met de trajectbegeleider;

    • c

      het deelnemen aan voortgangsgesprekken;

    • d

      voor de eerste maal deelnemen aan het inburgeringsexamen op een tijdstip dat door of namens het college wordt bepaald;

    • e

      het melden indien door ziekte dan wel door andere relevante omstandigheden niet aan

    • f

      de verplichtingen in de beschikking kan worden voldaan.

Hoofdstuk 3. Het aanbod van een inburgerings- of taalkennisvoorziening

Artikel 9. De procedure van het doen van een aanbod

  • 1.

    Het college doet het aanbod, bedoeld in artikel 19, eerste of tweede lid, van de wet schriftelijk. Het aanbod wordt gezonden naar het adres waar de inburgeringsplichtige in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven.

  • 2.

    In het aanbod wordt een omschrijving gegeven van de inburgerings- of taalkennisvoorziening die wordt aangeboden en worden de rechten en verplichtingen vermeld die aan die voorziening worden verbonden.

  • 3.

    De inburgeringsplichtige aan wie een aanbod wordt gedaan, deelt binnen 4 weken het college schriftelijk mee of hij het aanbod al dan niet aanvaardt.

  • 4.

    Wanneer de inburgeringsplichtige het aanbod aanvaardt, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van deze mededeling het besluit tot toekenning van de inburgeringsvoorziening, overeenkomstig het gedane aanbod.

Artikel 10. De inhoud van de beschikking

  • 1.

    Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening bevat in ieder geval:

    • a

      een beschrijving van de inburgerings- of taalkennisvoorziening;

    • b

      een opgave van de rechten en verplichtingen van de inburgeringsplichtige;

    • c

      de datum waarop het inburgeringsexamen of het staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II moet zijn behaald;

    • d

      de wijze van betaling van de verplichte eigen bijdrage; en

    • e

      de voorwaarden waaronder de deelnamebonus wordt toegekend.

Hoofdstuk 4. De bestuurlijke boete

Artikel 11. De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen

  • 1.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 20 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij uitkeringsgerechtigde in de zin van de WWB zou zijn), met een maximum van € 250,00, indien de inburgeringsplichtige of de persoon ten aanzien van wie het college op redelijke gronden kan vermoeden dat deze inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan het onderzoek, bedoeld in artikel 25, vierde lid, van de wet. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 lid a an de wet.

  • 2.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige geldt of zou gelden als hij uitkeringsgerechtigde in de zin van de WWB zou zijn), met een maximum van € 500,00, indien de inburgeringsplichtige geen of onvoldoende medewerking verleent aan de uitvoering van de voor hem vastgestelde inburgeringsvoorziening, bedoeld in artikel 23, eerste lid of de krachtens artikel 23 derde lid gestelde regels van de wet of aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 8 van deze verordening. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 lid b van de wet.

  • 3.

    De bestuurlijke boete bedraagt maximaal 40 % van de bijstandsnorm (voor een maand die voor de inburgeringsplichtige of oudkomer geldt of zou gelden als hij uitkeringsgerechtigde in de zin van de WWB zou zijn), met een maximum van € 500,00, indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de wet bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet verlengde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald.

  • 4.

    Het college legt géén bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand kan worden verlaagd op grond van artikel 18 tweede lid, van de Wet werk en bijstand, dan wel voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van de bij de AMVB aangewezen sociale zekerheidswetten.

Artikel 12. Verhoging van de bestuurlijke boete bij herhaling van de overtreding

  • 1.

    Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, eerste lid of tweede lid wordt verhoogd, indien de inburgeringsplichtige zich binnen twaalf maanden na de vorige als verwijtbaar aangemerkte overtreding opnieuw schuldig maakt aan dezelfde overtreding. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 lid a en lid b van de wet.

  • 2.

    Het percentage van de bestuurlijke boete voor overtredingen, bedoeld in artikel 11, derde lid wordt verhoogd indien de inburgeringsplichtige niet binnen de door het college op grond van artikel 32 of 33 van de wet vastgestelde termijn het inburgeringsexamen heeft behaald. De bestuurlijke boete kan nooit hoger zijn dan het maximum van het bedrag genoemd in artikel 34 van de wet.

Hoofdstuk 5. Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2013, onder intrekking van de 'Verordening Wet inburgering Grootegast 2008'.

Artikel 14. Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: “Verordening Wet inburgering gemeente Grootegast 2013”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 11 juni 2013
de voorzitter, de griffier,
K.B. Dijkstra H.R. Kastermans