Nadere regels AVOI (2.6a)

Geldend van 02-01-2017 t/m heden

Intitulé

Nadere regels AVOI (2.6a)

Nadere regels AVOI (2.6a)

Samenvatting

Deze nadere regels betreffen procedurele en uitvoeringsregels met betrekking tot ondergrondse infrastructuur.

Burgemeester en wethouders van Haaksbergen;

Wettelijke basis: Algemene verordening ondergrondse infrastructuren gemeente Haaksbergen (2.5): artikel 1.3

Besluiten:

Vast te stellen de Nadere regels gemeente Haaksbergen

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

Deze nadere regels verstaan onder:

  • a.

    bijzondere verharding: waterdoorlatende, waterpasserende, of sierbestrating;

  • b.

    dagmaat: de vrije ruimte tussen leidingen;

  • c.

    dekking: de afstand van het maaiveld tot de bovenkant van het net;

  • d.

    gereedmelding:een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden heeft voltooid;

  • e.

    gesloten verharding: asfalt, beton, of een open verharding met cementgebonden funderingen;

  • f.

    halfverharding: een waterdoorlatende verharding van lichtgebonden materiaal. Halfverharding wordt altijd aangebracht op een waterdoorlatende, ongebonden fundering van menggranulaat;

  • g.

    huisaansluiting: één of meer aansluitingen tussen een net en een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a tot en met e, van de Wet waardering onroerende zaken;

  • h.

    leidingstrook: strook grond die primair is bestemd voor netten;

  • i.

    leidingtracé: afgebakende lijn van een kabel of leiding geprojecteerd in de openbare ruimte;

  • j.

    lijnafwatering: lijnvormige goten waarin regenwater wordt afgevoerd,

  • k.

    open verharding: verhardingen van ongebonden elementen (tegels, klinkers en dergelijke);

  • l.

    startmelding:een melding van de netbeheerder aan het college dat hij zijn werkzaamheden gaat aanvangen;

  • n.

    werkput: een sleuf of lasgat.

Artikel 1.2 Werkzaamheden van niet ingrijpende aard

  • 1. Werkzaamheden van niet ingrijpende aard betreffen de volgende werkzaamheden:

    • a.

      het aanbrengen of verwijderen van kabels of leidingen in reeds aanwezige voorzieningen, zonder dat er een sleuf wordt gegraven;

    • b.

      werkzaamheden aan kabels of leidingen over een lengte van minder dan 25 meter, gerekend met een maximale sleufbreedte van 0,60 meter;

    • c.

      het maken van huisaansluitingen, waaronder tijdelijke aansluitingen, met een gezamenlijke lengte van minder dan 25 meter.

  • 2. Werkzaamheden die langer duren dan een dag, waarbij (water)wegen worden gekruist of waarbij boringen of persingen plaatsvinden, zijn geen werkzaamheden van niet ingrijpende aard.

Hoofdstuk 2. Aanvraag of melding

Artikel 2.1 Wijzen van indiening

Een aanvraag of melding kan schriftelijk of elektronische via het systeem MOOR worden ingediend.

Artikel 2.2 Gegevensverstrekking bij een aanvraag of melding

  • 1. Een aanvraag of melding bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      de naam, het adres, de contactgegevens en het factuuradres van de aanvrager of melder;

    • b.

      het ACM-registratienummer, wanneer de aanvrager of melder een aanbieder betreft;

    • c.

      het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van het project;

    • d.

      een omschrijving van de aard en omvang van het project;

    • e.

      indien de aanvraag of melding door een gemachtigde wordt ingediend: de naam, het adres en de contactgegevens van degene namens wie de aanvraag of melding wordt ingediend, alsmede een afschrift van de machtiging;

    • f.

      indien het project wordt uitgevoerd door een ander dan de aanvrager of melder: de naam, het adres en de contactgegevens van de uitvoerder;

    • g.

      indien de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar reeds kabels of leidingen van andere netbeheerders zijn aangelegd: een of meer verslagen waaruit overeenstemming tussen de aanvrager en de andere netbeheerder(s) blijkt over de voorgenomen werkzaamheden.

  • 2. Bij de melding van werkzaamheden van niet ingrijpende aard wordt daarnaast ook opgave gedaan van de van toepassing zijnde categorie werkzaamheden als benoemd in artikel 1.2, eerste lid, zo nodig aan de hand van een tekening.

  • 3. Bij de aanvraag om een instemmingsbesluit of een vergunning worden daarnaast ook de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      voor werkzaamheden in bestaand gebied: één of meer tekeningen van het gewenste tracé, ingetekend op schaal, waarop de positionering van het tracé ten opzichte van de omgeving duidelijk zichtbaar is. Tekeningen moeten voldoen aan de volgende eisen:

      • ·

        de tekeningen zijn voorzien van een tekeninghoofd met een unieke referentie en voorzien van versiebeheer met datum;

      • ·

        de tekeningen zijn voorzien van een noordpijl;

      • ·

        de maatvoering van het geplande tracé is eenduidig en volledig aangegeven ten opzichte van vaste punten in de omgeving;

      • ·

        het aantal kabels en leidingen is aangegeven inclusief materiaalsoorten en diameters van de leidingen.

    • b.

      voor gebieden die in ontwikkeling zijn bevatten de tekeningen daarnaast:

      • ·

        de begrenzing van het plangebied, inclusief indeling van het te ontwikkelen gebied;

      • ·

        maatvoering ten opzichte van toekomstige vaste punten;

    • c.

      de door de netbeheerder verkregen gebiedsinformatie naar aanleiding van een oriëntatieverzoek of een graafmelding. Deze informatie mag niet ouder zijn dan twintig dagen gerekend vanaf de datum van ontvangst van de aanvraag.

    • d.

      bij werkzaamheden waarbij gebruik wordt gemaakt van een boring of persing: een werkplan dat de volgende onderdelen bevat:

      • ·

        een tekening van de indeling van het werkterrein;

      • ·

        een tekening van de plaats van de op te stellen apparatuur en voertuigen;

      • ·

        een tekening van de plaats waar de leiding(en) wordt uitgelegd;

      • ·

        een beschrijving van de wijze van aan- en afvoer van materiaal;

      • ·

        een verkeersplan;

      • ·

        een boorplan;

      • ·

        een communicatieplan;

      • ·

        een bereikbaarheidsplan.

Artikel 2.3 Spoedeisende werkzaamheden

  • 1. Bij spoedeisende werkzaamheden als gevolg van een calamiteit die noodzakelijk zijn om persoonlijk letsel of grote schade te voorkomen, of als gevolg van een ernstige belemmering of storing in de dienstverlening als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 onder b van de AVOI, zijn de artikelen 2.1 en 2.2 niet van toepassing.

  • 2. Spoedeisende werkzaamheden, al dan niet in verband met calamiteiten of ernstige belemmeringen of storingen waarbij de openbare orde, veiligheid of gezondheid gevaar lopen, dienen onverwijld gemeld te worden aan de gemeente [053-5734567] en tevens elektronische kenbaar gemaakt via het systeem MOOR.

  • 3. De netbeheerder die werkzaamheden verricht als bedoeld in voorgaande leden voert deze zoveel mogelijk op zorgvuldige wijze uit, rekening houdend met de urgentie van de werkzaamheden.

  • 4. De netbeheerder die graafwerkzaamheden verricht in verband met voorgaande leden wint, voor zover mogelijk bij de beheerders van netten die zijn gelegen op de locatie waar de werkzaamheden plaatsvinden, informatie in over de precieze ligging van netten op de graaflocatie.

Artikel 2.4 Overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning

De overdracht van een instemmingsbesluit of vergunning wordt ten minste één maand voor de overdracht gemeld, onder vermelding van de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres en contactgegevens;

  • b.

    het nummer van het over te dragen instemmingsbesluit of vergunning;

  • c.

    de naam en het adres van degene aan wie het instemmingsbesluit of de vergunning wordt overgedragen;

  • d.

    een contactpersoon van degene voor wie het instemmingsbesluit of de vergunning zal gaan gelden;

  • e.

    de beoogde datum van overdracht.

Artikel 2.5 Veranderingen in eigendom, exploitatie, beheer of gebruik

De schriftelijke kennisgeving van een veranderingen in eigendom, exploitatie, beheer of gebruik bevat de volgende gegevens:

  • a.

    zijn naam en adres;

  • b.

    het adres, de kadastrale aanduiding dan wel de ligging van de kabel(s) of leiding(en) waarop de verandering betrekking heeft;

  • c.

    een omschrijving van de verandering in eigendom of exploitatie;

  • d.

    wanneer het om een verandering in de eigendom gaat: de naam en het adres van de nieuwe eigenaar.

Hoofdstuk 3. Procedurele voorschriften

Artikel 3.1 Vooroverleg

De netbeheerder die op eigen initiatief werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde een aanvraag voor te bereiden.

Artikel 3.2 Afstemming en verzoek tot aanpassing

  • 1. In het vooroverleg dat wordt geïnitieerd door of vanwege het college, inventariseert het college gezamenlijk met de netbeheerder de bestaande situatie en oplossingsrichtingen voor eventuele maatregelen.

  • 2. Elk van de partijen draagt er zorg voor dat de ander voorzien is van de meest actuele informatie.

  • 3. Het college zendt, na de netbeheerder gehoord te hebben, een verzoek tot aanpassing aan de netbeheerder indien het maatregelen aan kabels en leidingen noodzakelijk acht. Het college omschrijft in het verzoek het project, de noodzaak van de te nemen maatregel en de grondslag voor het verzoek.

Artikel 3.3 Voorbereiding en aanvraag instemmingsbesluit of vergunning

  • 1. De netbeheerder stemt zijn ontwerp af met derde belanghebbenden. De afstemming dient te worden voorgelegd aan het college.

  • 2. Het college stuurt een ontvangstbevestiging van de aanvraag naar de netbeheerder.

  • 3. Een onvolledige aanvraag wordt niet in behandeling genomen. De netbeheerder wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gebracht en krijgt de gelegenheid om de aanvraag binnen twee weken aan te vullen.

Artikel 3.4 Werkplan

Afhankelijk van de mogelijke invloed die de werkzaamheden van de netbeheerder hebben op de omgeving, kan het college van de netbeheerder verlangen dat bij de aanvraag om een instemmingsbesluit of de vergunning een werkplan als bedoeld in artikel 2.2 lid 4 ter goedkeuring aan het college wordt voorgelegd.

Artikel 3.5 Voorschouw

  • 1. Het college kan op verzoek van de netbeheerder of ambtshalve een voorschouw doen , waarbij de bestaande toestand van de openbare ruimte wordt vastgelegd.

  • 2. De bestaande toestand wordt opgenomen in een rapport, voorzien van omschrijvingen en beeldmateriaal.

  • 3. Indien geen voorschouw heeft plaatsgevonden, wordt schade aan de openbare ruimte geacht te zijn veroorzaakt door de werkzaamheden van de netbeheerder, tenzij deze het tegendeel kan aantonen.

Artikel 3.6 Startmelding en inlichten belanghebbenden

  • 1. De netbeheerder doet minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden langs de elektronische weg een startmelding via het systeem MOOR.

  • 2. De melding voor werkzaamheden van niet ingrijpende aard geldt tevens als startmelding als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Indien de startmelding niet elektronisch wordt ingediend, wordt de startmelding schriftelijk ingediend bij het college. Een afschrift van de vergunning of het instemmingsbesluit moet bij de startmelding worden bijgevoegd.

  • 4. Minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de start van zijn werkzaamheden informeert de netbeheerder alle belanghebbenden, waarbij de volgende informatie wordt verstrekt:

  • a. de contactgegevens van de netbeheerder;

  • b. de contactgegevens van de uitvoerende partij;

  • c. de start- en einddatum van de werkzaamheden;

  • d. een omschrijving van de werkzaamheden;

  • e. de contactgegevens van de gemeente.

  • 5. Onder contactgegevens als bedoeld in het vorige lid wordt in ieder geval verstaan een e-mailadres en telefoonnummer van degene die verantwoordelijk is voor de uit te voeren werkzaamheden of, waar het betreft de gemeente, is toegewezen als contactpersoon.

  • 6. Een afschrift van de in lid 4 aan belanghebbenden verstrekte informatie dient aan het college te worden gezonden.

  • 7. Indien de netbeheerder schade aan de openbare ruimte binnen zijn werkgebied aantreft, dan dient hij dat voor aanvang van de werkzaamheden aan het college te melden. Het college dient minimaal vier uur de gelegenheid te hebben om de juistheid van de melding te controleren.

Artikel 3.7 Uitvoering

  • 1. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient een kopie van het instemmingsbesluit of de vergunning met alle bescheiden aanwezig te zijn op het werk.

  • 2. De netbeheerder voert zijn werkzaamheden uit in overeenstemming met het instemmingsbesluit dan wel de vergunning en het eventuele werkplan.

  • 3. De netbeheerder waarborgt de veiligheid op de werklocatie.

  • 4. Ontwerpen, bouwstoffen en uitvoeringsmethoden dienen aantoonbaar te voldoen aan alle geldende wetten, normen en richtlijnen.

  • 5. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden in, op of in de nabijheid van bomen, bermen, gazons of groenvoorzieningen moet gehouden worden aan het gemeentelijk beleid op dit terrein.

  • 6. Naast de voorschriften als bedoeld in het tweede lid dient de uitvoering te geschieden conform de volgende voorschriften:

  • a. Richtlijn zorgvuldig graafproces (CROW-publicatie 250);

  • b. Kabels en leidingen in verontreinigde bodem (CROW-publicatie 307);

  • c. Kabels en leidingen rond wateren en waterkering (CROW-publicatie 308);

  • d. Combineren van onder- en bovengrondse infrastructuur met bomen (CROW-publicatie 280);

  • e. Maatregelen op niet-autosnelwegen (CROW-publicatie 96b);

  • f. Standaard RAW bepalingen 2015 (CROW publicatie 480).

Artikel 3.8 Werktijden

  • 1. Werkzaamheden worden uitgevoerd op werkdagen tussen 07:00 en 17:00 uur.

  • 2. Het college kan afwijkende werktijden voorschrijven in het instemmingsbesluit of de vergunning.

Artikel 3.9 Graaf- en breekverbod

  • 1. Het college kan in de volgende situaties een graaf- en breekverbod instellen:

  • a. bij extreme weersomstandigheden;

  • b. bij een gesloten sneeuwdek en vorst;

  • c. op de locatie waar een evenement plaatsvindt en in de directe omgeving daarvan;

  • d. indien onvoorziene omstandigheden leiden tot gevaar voor de openbare orde of de veiligheid.

  • 2. Indien een graaf- en breekverbod wordt ingesteld op het moment dat er reeds werkzaamheden worden verricht, dan:

  • a. wordt op plaatsen waar de wegverharding is opgebroken tijdelijke bestrating aangebracht en dient losliggend puin en overtollig zand te worden afgevoerd door de netbeheerder;

  • b. dient opslag van materialen achter deugdelijk afgesloten bouwhekken plaats te vinden door de netbeheerder.

  • 3. Indien zich tijdens een ingesteld graafverbod een calamiteit of ernstige belemmering of storing voordoet in de dienstverlening, als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 onder b van de AVOI, dient de procedure van artikel 2.3 te worden gevolgd.

Artikel 3.10 Gereedmelding

  • 1. De netbeheerder die zijn fysieke werkzaamheden heeft afgerond doet hiervan binnen vijf werkdagen langs elektronische weg een gereedmelding bij het college via het systeem MOOR.

  • 2. Indien de gereedmelding niet langs elektronische weg wordt ingediend, wordt de gereedmelding schriftelijk ingediend bij het college. Een afschrift van de vergunning of het instemmingsbesluit moet bij de gereedmelding worden bijgevoegd.

Artikel 3.11 Opname eindsituatie

  • 1. Het college kan de eindsituatie opnemen en vastleggen in een eindrapport.

  • 2. Ten behoeve van het eindrapport als bedoeld in het eerste lid levert de netbeheerder, indien de werkzaamheden niet conform de voorschriften zijn uitgevoerd, een aangepaste tracétekening aan.

Hoofdstuk 4. Technische bepalingen

Artikel 4.1 Herkenbaarheid

Zowel bovengrondse als ondergrondse voorzieningen dienen te zijn voorzien van een kenmerk, waarop duidelijk te zien is wie de beheerder van de voorziening is.

Artikel 4.2 Tracébepaling algemeen

  • 1. In het gehele beheergebied van de gemeente geldt bij plaatsbepaling van kabels en leidingen als uitgangspunt de NEN 7171-1. De netbeheerder stemt zijn werkzaamheden af conform het gestelde in de NPR 7171-2.

  • 2. Bij het bepalen van een tracé dient te allen tijde rekening te worden gehouden met aanwezige objecten zoals langs liggende dan wel kruisende wegen, spoorwegen, waterlopen, voetpaden, kademuren, viaducten, tunnels, naastliggende kabels en leidingen, bomen, gebouwen, en lijnafwatering.

Artikel 4.3 Horizontale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de horizontale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    huisaansluitingen en tijdelijke aansluitingen worden zo veel mogelijk haaks op het net aangelegd.

  • b.

    bij het indelen van kabels of leidingen in de nabijheid van bomen moet rekening worden gehouden met gemeentelijk beleid op dit terrein.

  • c.

    Bij het kruisen van (water)wegen worden kabels of leidingen zo veel mogelijk haaks aangelegd.

Artikel 4.4 Verticale indeling

Bij de tracébepaling gelden ten aanzien van de verticale indeling de volgende algemene uitgangspunten:

  • a.

    Vrijvervalleidingen hebben voorrang boven overige leidingen.

  • b.

    Leidingen worden in principe horizontaal gelegd, behoudens vrijvervalleidingen.

  • c.

    Bij kruisingen van leidingen met andere leidingen in open ontgraving bedraagt de tussenruimte (verticale dagmaat) ten minste 0,20 m.

  • d.

    Bij sleufloze technieken is de diepteligging afhankelijk van de situatie ter plaatse. De verticale dagmaat ten opzichte van de te kruisen leidingen bedraagt ten minste 0,50 m, waarbij de te boren/persen leiding onder de bestaande leiding(en) dient te worden gevoerd. Genoemde minimale verticale dagmaat dient aantoonbaar te worden gegarandeerd om schade aan de te kruisen leidingen te voorkomen.

  • e.

    Watergangen die beheerd worden door de gemeente dienen op ten minste 1,00 m onder de vaste bodem te worden gekruist. Kabels, die een watergang kruisen, dienen te worden ommanteld dan wel op een gelijksoortige wijze van een beschermingsbuis te worden voorzien.

Artikel 4.5 Afwijkende voorschriften leidingstroken

Het college kan afwijkende leidingstroken vaststellen, waarvoor afwijkende voorschriften gelden.

Artikel 4.6 Bovengrondse voorzieningen

  • 1. De locatie van bovengrondse voorzieningen die verband houden met kabels en leidingen wordt vooraf afgestemd met het college.

  • 2. De netbeheerder is verantwoordelijk voor een goed beheer van de bovengrondse voorzieningen en dient op aanschrijven van het college bij beschadigingen, vervuiling en/of bekladding de bovengrondse voorzieningen binnen de door het college gestelde termijn te herstellen.

  • 3. Bovengrondse voorzieningen dan wel concentraties daarvan, dienen te worden omgeven of begrensd door een 40 cm brede verharding (tegel + band).

Artikel 4.7 Handholes

  • 1. De locatie van handholes wordt vooraf afgestemd met het college.

  • 2. Handholes worden niet geplaatst in de rijbaan, niet binnen een afstand van 3 meter vanaf bomen en buiten de kroonprojectie van bomen.

  • 3. Handholes die maximaal 2 x per jaar geopend worden, worden aangebracht met een minimale dekking van 0,40 m onder het maaiveld en afgedekt met straatzand.

  • 4. Handholes die meer dan 2 x per jaar geopend worden, worden voorzien van een geprofileerde putdekselconstructie conform verkeersklasse D400 NEN-EN 124. Na zetting dient de putdekselconstructie op dezelfde hoogte te liggen als het omringend maaiveld en/of (bovenkant) elementenverharding.

Artikel 4.8 Uitnemen en terugplaatsen grond

  • 1. De graafwerkzaamheden moeten zo worden uitgevoerd dat beschadiging van in de grond aanwezige kabels en leidingen en overige objecten wordt voorkomen.

  • 2. De uitkomende grond moet zo worden opgeslagen dat bij het later aanvullen van de werkput de oorspronkelijke opbouw van het bodemprofiel zo veel mogelijk wordt hersteld.

  • 3. Bij het terugplaatsen van de grond dient het bodemprofiel zoveel mogelijk te worden hersteld. De werkput hoeft niet verder verdicht te worden dan de naastliggende grond.

  • 4. De grond dient op zodanige wijze te zijn afgewerkt dat er na klink sprake is van een vlakke aansluiting op de ongeroerde grond.

  • 5. De verdichting van de ondergrond wordt bij wateroverlast in een later stadium door de netbeheerder definitief hersteld.

  • 6. Bevroren grond en sneeuw mag niet worden verwerkt in de aanvulling.

  • 7. Materiaal dat vrijkomt en niet kan worden hergebruikt, dient door de netbeheerder voor eigen rekening te worden afgevoerd naar een erkend verwerker.

Artikel 4.9 Elementverharding

  • 1. Het opnemen en terugplaatsen van elementverharding dient zorgvuldig plaats te vinden, waarbij schade zo veel mogelijk wordt voorkomen.

  • 2. De uitgenomen elementverharding dient altijd binnen de afzetting te worden opgeslagen.

  • 3. Herstel dient van dezelfde kwaliteit te zijn als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd.

  • 4. In die gevallen dat het niet mogelijk dan wel wenselijk is om het herstel van de elementverharding in dezelfde kwaliteit uit te voeren als de kwaliteit van de verharding voordat er gegraven werd, dan dient de uitvoering en de daarbij behorende kostenverdeling van het herstel voorafgaande aan de werkzaamheden in overleg met het college te zijn overeengekomen.

Artikel 4.10 Gesloten verharding

  • 1. Werkzaamheden aan kabels en leidingen onder gesloten verharding worden uitgevoerd met behulp van een sleufloze techniek.

  • 2. Bij gebruik van een mantelbuis moet de mantelbuis minimaal 0,50 m buiten de fundering van de gesloten verharding uitsteken. De ruimten tussen de mantelbuis en kabel of leiding moeten aan de uiteinden volledig worden afgedicht volgens conform de daarvoor geldende normen.

  • 3. Wanneer een sleufloze techniek niet mogelijk is, kan het college besluiten dat de gesloten verharding gedeeltelijk verwijderd mag worden.

  • 4. Bij ingraving wordt, na verdichting van de sleuf en herstel van de funderingslaag de sleuf tijdelijk dicht geblokt met standaard betonstenen. De betonstenen dienen te worden gelegd met de vlakke kant boven. Er mogen alleen hele betonstenen verwerkt worden. De bovenzijde van de stenen dient gelijk te zijn met de omliggende verharding.

Artikel 4.11 Bijzondere verharding

  • 1. Als uitgangspunt geldt dat leidingen niet worden gelegd onder bijzondere verharding.

  • 2. In die gevallen dat aanleg onder bijzondere verharding onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

Artikel 4.12 Lijnafwatering

  • 1. Als uitgangspunt geldt dat leidingen niet worden gelegd binnen 1,00 m afstand van lijnafwatering.

  • 2. In die gevallen dat aanleg onder of nabij lijnafwatering onvermijdelijk is, dient aanleg plaats te vinden in overleg met het college.

Hoofdstuk 5. Schaderegeling ingravingen

Artikel 5.1 Uitgangspunten

  • 1. Dit hoofdstuk is een nadere uitwerking van artikel 3.7 van de AVOI.

  • 2. De kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van de openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van de uitgevoerde werkzaamheden door of namens een netbeheerder worden in rekening gebracht bij de netbeheerder.

Artikel 5.2 Uitvoering herstel en onderhoud

  • 1. Het herstel van elementverhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het onderhoud van elementverhardingen wordt uitgevoerd door de gemeente.

  • 2. Het herstel en onderhoud van gesloten verhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het tijdelijk herstel van gesloten verhardingen wordt uitgevoerd door de netbeheerder door middel van het dichtblokken van de sleuf.

  • 3. Het herstel van bijzondere verhardingen/halfverharding wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het onderhoud van bijzondere verhardingen/halfverharding wordt uitgevoerd door de gemeente. Tot het moment dat de bijzondere verhardingen/halfverharding definitief zijn hersteld wordt het onderhoud uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 4. Het herstel en onderhoud van bermen en gazons (inclusief inzaaien) wordt uitgevoerd door de netbeheerder.

  • 5. Het herstel van groenvoorzieningen wordt uitgevoerd door de netbeheerder. Het onderhoud van groenvoorzieningen wordt uitgevoerd door de gemeente.

Artikel 5.3 Tarieven

  • 1. Voor elementverhardingen en bermen hanteert het college voor alle netbeheerders de “Richtlijn tarieven (graaf-) werkzaamheden” van de VNG, die jaarlijks wordt geïndexeerd. Voor de verrekening wordt er gerekend met de werkelijke sleufbreedte, met een minimale sleufbreedte van 0,30 m.

  • 2. De kosten voor het herstel van gesloten verharding en bijzondere verharding worden per geval door het college bepaald en in rekening gebracht.

  • 3. De kosten voor het herstel van groenvoorzieningen worden per geval door het college bepaald en in rekening gebracht.

  • 4. De garantietermijn voor de werkzaamheden ten behoeve van herstel als bedoeld in artikel 5.2 geldt gedurende een periode van twaalf maanden.

Artikel 5.4 Herstel overige schade

  • 1. Schade aan gemeentelijke eigendommen (bijvoorbeeld straatmeubilair, openbare verlichting en verkeerslichten) wordt verhaald op de netbeheerder.

  • 2. De schade aan bomen wordt vastgesteld aan de hand van de meest actuele versie van de Richtlijnen van de NVTB en verhaald op de netbeheerder.

  • 3. Indien er, na oplevering en goedkeuring van door de netbeheerder hersteld straatwerk, sprake is van verzakking welke buitenproportioneel is, en daarmee gevaar oplevert voor de weggebruiker, herstelt de vergunninghouder de verharding op eigen kosten.

Hoofdstuk 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze nadere regels treden in werking op 2 januari 2017

  • 2. Op het moment dat deze nadere regels in werking treedt, wordt de op  18 oktober 2005 vastgestelde Nadere regels op grond van artikel 5, 3e lid, van de AVOI Haaksbergen (2.6) ingetrokken.

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels AVOI (2.6a).

Haaksbergen, 21 december 2016

M.E. Kragting

secretaris

G.J. Kok MDR

burgemeester