Regeling vervallen per 01-01-2023

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2007

Geldend van 01-04-2007 t/m 31-12-2022

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2007

De gemeenteraad van Haaksbergen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Haaksbergen

gelet op de bepalingen van de Wet op de lijkbezorging, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

overwegende dat het gewenst is om de regels voor het gebruik en beheer van de gemeentelijke begraafplaats(en) te herzien

besluit:

vast te stellen

de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2007

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de op basis daarvan vast te stellen nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    begraafplaats(en): de gemeentelijke begraafplaatsen aan de Waarveldweg en aan de Enschedesestraat;

  • b.

    eigen graf: een graf, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as;

  • c.

    eigen urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het doen verstrooien van as;

  • d.

    eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • f.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • g.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • h.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, een verstrooiingsplaats of gedenkplaats;

  • i.

    gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken;

  • j.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • k.

    rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf.

Artikel 2 Uitbreiding begrip eigen graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voorzovervan belang onder 'eigen graf' mede verstaan: eigen urnengraf en eigen urnennis.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaatsen zijn voor eenieder dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1. Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5. Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1. Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het lijk dient bij aankomst op de begraafplaats of in het crematorium te zijn voorzien van een identiteitskenmerk.

  • 3. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

Niet van toepassing.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1. Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een eigen graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 17, tweede lid.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 9.00 tot 16.00 uur; op zaterdag van 9.00 tot 14.30 uur.

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte der graven

Artikel 11 Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      eigen graven;

    • b.

      eigen urnengraven;

    • c.

      eigen urnennissen;

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 12 Aantal overledenen in eigen graven

  • 1. In een graf kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven en kan een door het college te bepalen aantal asbussen worden bijgezet.

  • 2. In de urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 13 Volgorde van uitgifte

  • 1. De eigen graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een eigen graf toewijzen anders dan voor directe begraving, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 14 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de eigen graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15 Termijnen eigen graven

  • 1. Het college verleent, voorzover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van 20 jaren het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van 10 jaren, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3. Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan een rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 17, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 16 Grafkelder

Niet van toepassing

Artikel 17 Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 18 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk V Grafbedekkingen

Artikel 19 Melding grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een aanvaarde melding nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een eigen graf meldt de grafbedekking op het door het college vastgestelde formulier voor grafbedekkingen.

  • 3. Omtrent de wijze van melden, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van de door het college vastgestelde nadere regels.

  • 5. Het college kan weigeren de gemelde grafbedekking te aanvaarden indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de door het college vastgestelde nadere regels;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 6. Het bepaalde in artikel 22, lid 4, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 21 Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekendgemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maakt het college aan hem uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief zijn voornemen bekend.

  • 3. Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van degene die een aanvaarde melding als bedoeld in artikel 19, eerste lid, heeft en van degene aan wie een ontheffing is verleend als bedoeld in artikel 19, vierde lid. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede lid genoemde termijn.

  • 4. De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • a.

      geen verzoek op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen dit verzoek had kunnen worden ingediend, is verstreken;

    • b.

      de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat deze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

Artikel 22 Onderhoud door de rechthebbende

  • 1. De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 2. Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3. De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 4. Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar op levert voor derden.

Artikel 23 Onderhoud door de gemeente

Niet van toepassing.

Hoofdstuk VI Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 24 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden door middel van een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval deelt het college mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maakt het college uiterlijk een jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

  • 2. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde, afgesloten gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 3. De rechthebbende op een eigen graf, kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk VII Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 25 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 11, tweede lid, 14 en 19, derde lid, van deze verordening.

  • 2. Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3. Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

Hoofdstuk VIII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 26 Lijst

  • 1. Het college kan een lijst bijhouden van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk IX Inrichting register

Artikel 27 Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de beheerder.

Hoofdstuk X Slotbepalingen

Artikel 28 Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de op 28 januari 1998 vastgestelde Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Haaksbergen gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding op grond van de op 28 januari 1998 vastgestelde Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Haaksbergen is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de melding is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 29 Strafbepaling

  • 1. Hij die handelt in strijd met de artikelen 3, derde lid, en 4, eerste en tweede lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van de artikelen 3, derde lid, en 4, eerste en tweede lid, van deze verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 30 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 april 2007.

  • 2. Op het moment dat deze verordening in werking treedt, worden de op 28 januari 1998 vastgestelde Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Haaksbergen, de op 29 oktober 1996 vastgestelde Verordening op het Beheer en Gebruik van de Algemene Begraafplaats aan de Waarveldweg en de daarvoor vastgestelde verordeningen over het Beheer en gebruik van de Algemene begraafplaats ingetrokken.

Artikel 31 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2007.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 21 maart 2007

griffier

mr. G. Raaben

voorzitter

drs. K.B. Loohuis

Toelichting Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2007

A. Algemene toelichting

Inleiding

De Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2007 voldoet aan de Wet dualisering gemeentebestuur en de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden.

1. De verordenende bevoegdheid

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet is bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voorzover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt.

De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

2. Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid

2.1 Inleiding

De Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2007 bevat verschillende regels die de gemeente Haaksbergen hanteert voor de instandhouding en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. In dit hoofdstuk schenken wij aandacht aan enkele van deze regels.

2.2 Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgeving

De burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats kan worden aangewezen voor contacten met de burgers voor bijvoorbeeld het in ontvangst nemen van diverse aanvragen.

2.3 Ordemaatregelen

Op de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat de verordening gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaatsen gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken.

Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast.

2.4 Verplichte verlenging

Het gebeurt veelvuldig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimumtermijn voor het ruimen van graven.

2.5 Overboeking van een eigen graf

Het recht op een eigen graf wordt verleend door een beschikking van het college.

Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als 'eigen graf', op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen.

Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbende wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is gelegen in het feit dat de schaarste aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het 'opkopen' van graven door willekeurige derden.

Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen.

2.6 Voorschriften grafbedekking

Het aanzien van begraafplaatsen kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Deze verordening geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van de materiaalkeuze, te weten duurzame materialen, en de maximale afmetingen voor grafbedekkingen. Binnen die afmetingen zijn de betrokkenen in beginsel vrij in de vormgeving van de grafbedekking. Dit model beperkt zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:

  • 1.

    de grafbedekking mag geen afbreuk doen aan het aanzien van de begraafplaats;

  • 2.

    de duurzaamheid van de materialen moet voldoende zijn;

  • 3.

    de constructie moet deugdelijk zijn;

  • 4.

    de grafbedekking moet voldoen aan de door het college gegeven nadere regels.

Als er door de rechthebbende geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er een overledene begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en de administratie zal voorts moeten blijken welke overledene daar begraven is.

2.7 Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel

De wet geeft aan de kerkgenootschappen die daarom vragen het recht op een afzonderlijk deel van de gemeentelijke begraafplaats. Gebleken is dat er bij de kerkgenootschappen behoefte bestaat aan een lokale regelgeving voor deze ter beschikking van de kerkgenootschappen gestelde delen. Daarom geeft deze verordening aan het college de bevoegdheid om ten aanzien van bepaalde onderwerpen nadere regels vast te stellen die kunnen afwijken van de nadere regels die gelden voor de rest van de begraafplaats.

Daarnaast kan het kerkgenootschap verlangen om in kennis te worden gesteld van de onderhouds- en herstelbehoeften van een of meer graven op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel. Hierdoor kan het kerkgenootschap in de gelegenheid worden gesteld om mede zorg te besteden aan het aanzien van en de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde afzonderlijke deel.

B Artikelsgewijze toelichting

1. Toelichting op enkele bepalingen van Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen 2007

Artikel 1

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 2

Voor een eigen graf, eigen urnengraf en eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden 'voorzover van belang' zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een eigen graf, respectievelijk eigen urnengraf.

Artikel 3

Lid 3 van dit artikel is geintroduceerd met het oog op de strafbaarstelling van personen die zich op de begraafplaats bevinden buiten de uren van openstelling voor bezoekers.

Artikel 4

Steenhouwers en hoveniers moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De toestemming om werkzaamheden op de begraafplaats te verrichten moet vlot aan de steenhouwers of anderen kunnen worden gegeven. Daarom verdient het aanbeveling dat het college het verlenen van die toestemming onder behoud van hun verantwoordelijkheid opdraagt aan de beheerder (mandaat).

De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden. Aan een uitzondering op de regel als bedoeld in het tweede lid onder a bestaat behoefte omdat men soms dichtbij het graf moet kunnen komen met een motorrijtuig. Deze situatie kan uiteraard verschillen per begraafplaats.

Artikel 5

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties (Stb. 1968, 157) en mogelijk van toepassing zijnde APV-bepalingen, zoals artikel 2.1.2.1 van de model-APV.

Artikel 6

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

Artikel 7

Een schriftelijke kennisgeving is nodig omdat duidelijk vast moet liggen wat voor graf er wordt gevraagd.

De as kan volgens de wet worden bijgezet in of op een graf dan wel in een bewaarplaats, meestal een urnennis.

Bij het begraven van een lijk binnen 36 uur is omwille van urgentie uitsluitend toestemming van de burgemeester noodzakelijk.

Indien de nabestaanden alle of bepaalde werkzaamheden zelf willen verrichten zijn niettemin de aanwijzingen en de hulp van het personeel van de begraafplaats nodig, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf. De werkzaamheden kunnen door de nabestaanden en het personeel van de begraafplaats samen worden verricht. De nabestaanden kunnen bijvoorbeeld een begin maken. Vervolgens kan het personeel de handelingen verrichten waar ervaring voor nodig is of die van de nabestaanden te zware lichamelijke inspanning vragen. Het aanbrengen van de grafranden ter stutting van de grond om het geopende graf en het verwijderen van die randen voor het sluiten van het graf zal door het personeel moeten geschieden.

Artikel 8

Dit artikel is niet opgenomen omdat er op de gemeentelijke begraafplaatsen in Haaksbergen geen sprake is van ontvangstruimten en een aula.

Artikel 9

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Hierbij aansluitend is het gewenst de beheerder van de begraafplaatsen een eigen bevoegdheid te geven om medewerking aan de lijkbezorging te weigeren, indien niet aan de wettelijke vereisten is voldaan.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het eigen graf mag worden bijgezet (lid 2).

De wettelijke minimum grafrusttermijn (lid 3) is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.

Artikel 10

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag gedurende een bij gemeentelijke verordening te bepalen tijd met uitzondering van zon- en feestdagen. In Haaksbergen is ervoor gekozen om alleen op zaterdagen en werkdagen te begraven en as te bezorgen.

Er zijn gevallen denkbaar waarin de nabestaanden er een belang bij hebben om op een zon- of feestdag een begrafenis of asbezorging te kunnen doen plaatshebben. In de praktijk is het mogelijk om de begraafplaats alleen in bijzondere gevallen hiervoor open te stellen. Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 11

Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken.

Artikel 12

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 13

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 14

Een indeling in categorieën is nodig als het college verschillende regels wil vaststellen voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaats.

Artikel 15

Lid 1 van artikel 15 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens het wetsvoorstel de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

Zie verder de toelichtingen op de artikelen 21 en 24. De bepaling in de verordening is hiermee in overeenstemming. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd.

Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen.

Het derde lid stelt buiten twijfel dat bijvoorbeeld ook een stichting rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan (artikel 17, eerste en tweede lid).

Artikel 16

Dit artikel is in Haaksbergen niet van toepassing.

Artikel 17

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf.

Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts een persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op een jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

Het verdient aanbeveling dat de overschrijving van het eigen graf schriftelijk aan de nieuwe rechthebbende kenbaar wordt gemaakt.

Artikel 18

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 19

De melding geldt voor de grafbedekkingen op eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college. Zij zijn ruim geformuleerd zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend.

Artikel 20

In de dagelijkse praktijk rijzen er nog wel eens wat moeilijkheden over verwijderde bloemen en eenjarige planten zoals afrikanen en geraniums. Omdat de bloemen en planten eigendom zijn van de rechthebbenden op de graven is een waarschuwing vooraf op zijn plaats. Het zou veel te omslachtig zijn de rechthebbenden telkenmale per brief te waarschuwen dat de verwaarloosde planten of verwelkte bloemen zullen worden verwijderd. Het verdient aanbeveling om op het mededelingenbord op de begraafplaats doorlopend algemeen bekend te maken hoe daarmee wordt gehandeld. Het is gewenst om verwelkte bloemen niet te snel te verwijderen omdat gezegd mag worden dat zij passend zijn bij de sfeer van de begraafplaats.

Artikel 21

De bordjes bij de graven met een mededeling voor de grafbezoekers dienen alleen aan de grafbezoeker op te vallen. Op enkele begraafplaatsen zijn goede ervaringen opgedaan met bordjes van 15 x 10 cm in een onopvallende kleur.

De mededeling dat het college voornemens is om de grafbedekking te verwijderen wordt ten minste een jaar van tevoren gedaan aan de rechthebbende op een eigen. De mededeling aan de rechthebbende op een eigen graf dat de grafbedekking zal worden verwijderd, kan in veel gevallen gelijktijdig worden gedaan met de mededelingen dat de graftermijn verstrijkt en dat het graf zal worden geruimd (zie ook artikel 15, tweede lid, met de toelichting en artikel 24, eerste lid).

De grafbedekking kan ook worden verwijderd nadat het college het grafrecht vervallen heeft verklaard omdat er na het overlijden van de rechthebbende niet tijdig een nieuwe rechthebbende is aangewezen (artikel 17, derde lid). In dat geval geldt eveneens het vereiste van de voorafgaande mededeling per brief of door het plaatsen van een bordje bij het graf gedurende minstens een jaar.

Artikel 22

De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen op eigen graven en de termijn van uitgifte van deze graven met het recht om deze termijn telkenmale te verlengen, maken dat bij deze grafbedekkingen niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden op eigen graven verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Op 25 oktober 2002 heeft de Hoge Raad de uitspraak gedaan dat graftekens (graven met uitsluitend recht als bedoeld in artikel 28 Wet op de lijkbezorging) middels natrekking in eigendom toebehoren aan de eigenaar van de grond. Hiermee werd het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 4 mei 2002 bevestigd. De consequentie van deze uitspraak is dat de begraafplaats als eigenaar van grafmonumenten aansprakelijk is voor de schade die het grafmonument aan een ander grafmonument of aan een ander object, mens of dier aanbrengt (risicoaansprakelijkheid).

Artikel 23

Dit artikel is niet van toepassing in Haaksbergen.

Artikel 24

De mededeling dat het college voornemens is om de graven te ruimen wordt gedaan aan de rechthebbenden op eigen graven. Zie verder hetgeen is vermeld in de toelichting op artikel 21.

Iedere belanghebbende kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is (zie artikel 26). Aan de rechthebbende op het graf moet ook worden medegedeeld dat hij verlenging van de graftermijn kan vragen volgens artikel 27, eerste lid, van de wet. Hij kan ook vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen, dan wel elders bij te zetten, volgens artikel 24, derde lid, van de verordening.

Zo kan bijvoorbeeld het eigen graf extra diep worden uitgegraven. De overblijfselen kunnen dan in kleine ruimingskistjes in die extra diepte worden geplaatst. De rechthebbende kan dan vervolgens het graf bestemmen voor andere overledenen. Op deze wijze kan het graf gedurende een volgende generatie in dezelfde familie blijven.

Ook is het mogelijk om de overblijfselen opnieuw bij te zetten in een ander graf op dezelfde begraafplaats of deze over te brengen naar een andere begraafplaats.

Artikel 25

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde gedeelte. Het college voorziet ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 23).

Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.

Daarnaast kan het kerkbestuur er behoefte aan hebben om van het college bericht te ontvangen als volgens zijn oordeel onderhoud of herstel nodig is van de grafbedekking van een of meer graven op het kerkelijk deel. Het betreft hier het onderhoud waartoe de rechthebbende op het graf verplicht is (artikel 22). In de praktijk kunnen zich verschillende gevallen voordoen. Zo kan de rechthebbende op een graf nalatig zijn, wellicht omdat deze niet in staat is om voor de grafbedekking te zorgen. Soms ook waakt een kerkgenootschap over de graven als er geen nabestaanden meer in leven zijn.

Als het kerkbestuur schriftelijk aan het college heeft gevraagd om telkenmale als zich de noodzaak van onderhoud of herstel van grafbedekking voordoet, te worden geinformeerd zal aan dit verzoek moeten worden voldaan. Het kerkgenootschap kan zich dan telkenmale beraden hoe te handelen.

Artikel 26

Het is vaak voorgekomen dat graven die van bijzondere waarde zijn, door de werkers op de begraafplaats ondoordacht worden geruimd. De graven kunnen van betekenis zijn vanwege de overledene die er begraven ligt dan wel alleen vanwege het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest zodat wellicht de naam nog bij de volgende generatie bekend is. Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het materiaal. Een voorbeeld is het gietijzer gesmeed door een ijzergieterij, vaak subtiel voorzien van symbolen van de dood. Het ijzer herinnert aan een reeds lang verdwenen nijverheid en is alleen al daardoor van waarde. Andere voorbeelden zijn porseleinen beeldjes. Er dient te worden gezorgd dat graven van bekende overledenen niet ondoordacht worden geruimd en dat vrij zeldzame voorwerpen op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. Bij twijfel over de betekenis van het gedenkteken, is het gewenst om een deskundige te raadplegen.

De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst.

Artikel 27

Dit artikel spreekt voor zich

Artikelen 28 tot en met 31

Deze artikelen spreken voor zich.