Beleidsregels Besluit proceskosten bestuursrecht 2013

Geldend van 03-01-2013 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Besluit proceskosten bestuursrecht 2013

Opzet voor Beleidsregels Besluit proceskosten bestuursrecht

De heffingsambtenaar bedoeld in artikel 231, tweede lid aanhef en onderdeel b, Gemeentewet van de gemeente (Sint-Oedenrode, Sint-Michielsgestel en Haaren).

gelet op de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en het besluit proceskosten bestuursrecht,

besluit:

vast te stellen de navolgende regeling:

Beleidsregels Besluit proceskosten bestuursrecht 2013

Artikel 1. Toepassing

Deze beleidsregels zijn van toepassing bij verzoeken om kostenvergoeding in bezwaarprocedures op grond van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht aangaande besluiten genomen in de vorm van WOZ-beschikkingen (in de zin van de Wet Waardering Onroerende Zaken) en overige gemeentelijke heffingen op basis van de Gemeentewet. De navolgende artikelen beschrijven de wijze waarop de gemeente (Sint-Oedenrode, Sint-Michielsgestel en Haaren) invulling geeft aan de beleidsruimte die het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) biedt.

Artikel 2. Kosten derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand

Het bedrag van de kosten van door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand zoals vermeld in artikel 1 onderdeel a, Bpb, wordt vastgesteld door de in de bijlage van Bpb genoemde punten per procesbehandeling als uitgangspunt te nemen waarbij een correctie wordt toegepast als genoemd in artikel 3 voor zover belanghebbende de kosten voor deze handelingen redelijkerwijs niet, of niet volledig heeft hoeven te maken.

Deze punten worden vermenigvuldigd met de waarde per punt, vermeld in artikel 4 van deze beleidsregels. Het aldus berekende bedrag wordt vermenigvuldigd met een wegingsfactor, als berekend ingevolge artikel 5 van deze beleidsregels. Indien er sprake is van samenhangende zaken wordt ingevolgde artikel 6 van deze beleidsregels de aldaar genoemde wegingsfactor gehanteerd.

Artikel 3. Punten per proceshandeling

  • 1. Aan de hierna genoemde proceshandelingen worden de volgende punten toegekend:

    • a.

      indienen van een bezwaarschrift (artikel 6:4 van de Algemene wet bestuursrecht): 1 punt;

    • b.

      verschijnen op een hoorzitting (artikel 7:2 en 7:16 van de Algemene wet bestuursrecht): 1 punt;

    • c.

      bijwonen nadere hoorzitting (artikel 7:9 en 7:23 van de Algemene wet bestuursrecht): 0,5 punt.

  • 2. Indien de onder b en c genoemde procesbehandelingen plaatsvinden op verzoek van de belanghebbende partij waarbij deze het horen geheel of gedeeltelijk gebruikt als alternatief voor het schriftelijk bezwaar, wordt het indienen van het bezwaar en de hoorzitting redelijkerwijs tezamen beschouwd als 1 proceshandeling waarvoor tezamen 1 procespunt wordt toegekend die vervolgens wordt gewogen conform artikel 5 van deze beleidsregels.

  • 3. Op grond van artikel 2lid 3 Bpb wordt geen punt voor de hoorzitting toegekend indien en voor zover hetgeen daar naar voren wordt gebracht niet leidt tot verandering van inzichten van de heffingsambtenaar.

Artikel 4. Waarde per punt

De waarde per punt bedraagt het bedrag zoals genoemd onder B2 lid van de bijlage bij het Bpb.

Artikel 5. Wegingsfactoren

  • 1.

    De vergoedingen in het forfaitair stelsel van het Bpb zijn gerelateerd aan de gemiddelde werkbelasting in diverse zaaktypen. Bij een zaak van een gemiddeld gewicht als bedoeld in onderdeel C1 van het Bpb wordt de wegingsfactor gesteld op 1. Een WOZ-zaak is van gemiddeld gewicht als er sprake is van een volledig onderbouwd waardebezwaar, ongeacht of de informatie in 1 of meerdere onderdelen wordt aangeleverd en ongeacht of de onderdelen door verschillende personen zijn ondertekend.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de wegingsfactor vastgesteld op:

    • a)

      Factor 0,25, indien er sprake is van een zeer lichte zaak.

Er is sprake van een zeer lichte zaak indien:

  • 1.

    het bezwaarschrift kennelijk gegrond is;

  • 2.

    er sprake is van een onjuiste registratie van een bijgebouw;

  • 3.

    een kenbare schrijffout in de beschikking / belastingaanslag is gemaakt;

  • 4.

    het bezwaarschrift uitsluitend verwijst naar een bezwaar uit een eerder belastingjaar;

  • 5.

    het bezwaarschrift marginaal is onderbouwd;

  • 6.

    het bezwaarschrift slechts een verwijzing naar een eigen beroepsprocedure bevat;

  • 7.

    in het bezwaarschrift expliciet wordt aangegeven dat een onderbouwing later volgt;

  • 8.

    het bezwaarschrift is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

    • b)

      Factor 0,50, indien er sprake is van een lichte zaak. Er is sprake van een lichte zaak indien:

  • 1.

    er sprake is van een onjuiste objectafbakening;

  • 2.

    de WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een eigen transactiecijfer;

  • 3.

    een onjuist gestandaardiseerd voortgangspercentage bij een object in aanbouw is gehanteerd;

  • 4.

    de WOZ-waarde wordt verlaagd vanwege een buiten het bezwaarschrift gelegen grond;

  • 5.

    het bezwaarschrift zich uitsluitend richt op de volledigheid van het taxatieverslag of op het ontbreken van een deugdelijke motivering zonder nadere visie en onderbouwing van de waarde;

  • 6.

    in het reeds gemotiveerde bezwaarschrift wordt aangegeven dat relevante informatie op een later moment in een apart document zal worden toegezonden;

  • 7.

    het bezwaar tekstueel in hoofdzaak overeenkomt met andere zaken van de betreffende gemachtigde.

    c) Factor 1,5, indien er sprake is van een zware zaak. Er is sprake van een zware zaak indien:

  • 1.

    deze inhoudelijk of juridisch als bijzonder ingewikkeld c.q. complex of omvangrijk moet worden aangemerkt;

  • 2.

    meerdere rechtsgebieden / regelgevingen een relevante rol spelen;

  • 3.

    handelend over de waarde van een woning of niet-woning.

d) Factor 2, indien er sprake is van een zeer zware zaak. Er is sprake van een zeer zware zaak

indien:

  • 1.

    deze inhoudelijk als zeer omvangrijk moeten worden aangemerkt;

  • 2.

    het een zaak betreft met zeer complexe aspecten waarbij het bezwaarschrift blijkt geeft van relevante specialistische kennis die op de juiste wijze is toegepast.

  • 3.

    per individuele zaak wordt beoordeeld, welke wegingsfactor van toepassing is,

  • 4.

    bij het bepalen van een lagere wegingsfactor heeft artikel 5 lid 2 sub b voorrang op artikel 5 lid 2 sub a.

  • 5.

    bij het bepalen van een hogere wegingsfactor heeft artikel 5 lid 2 sub d voorrang op artikel 5 lid 2 sub c.

  • 6.

    handelend over de waarde van een object niet zijnde een woning.

Artikel 6. Samenhangende zaken

In geval van samenhangende zaken, als bedoeld in artikel 3 Bpb wordt naast de van toepassing zijnde wegingsfactor, de factor 1 gehanteerd bij minder dan vier samenhangende zaken en de factor 1,5 bij vier of meer samenhangende zaken.

Artikel 7. Kostenvergoeding belanghebbende op hoorzitting

Indien belanghebbende in persoon verschijnt op een (nadere) hoorzitting en deze hoorzitting draagt er toe bij dat het besluit (verder dan in de concept-uitspraak) wordt herroepen, dan kan belanghebbende in aanmerking komen voor verletkosten indien belanghebbende vrij heeft moeten nemen van zijn werkzaamheden. De verletkosten waarvoor belanghebbende in aanmerking komt is de daadwerkelijke tijd die belanghebbende heeft doorgebracht bij de hoorzitting.

Artikel 8. Deskundigenkosten

  • 1. Als deskundige wordt aangemerkt een gecertificeerd taxateur die staat ingeschreven in de landelijke registers.

  • 2. Deskundigenkosten komen slechts voor vergoeding in aanmerking indien er geen sprake is van vermenging van de functies van gemachtigde en deskundige.

  • 3. Voor de vergoeding van door een deskundige opgemaakt taxatierapport geldt dat deze vergoeding wordt gebaseerd op de in dit artikel vermelde tijdsbesteding en uurtarieven.

  • 4. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende tijdsbesteding:

    • ·

      maximaal 2 uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die niet inpandig is opgenomen;

    • ·

      maximaal 4 uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die inpandig is opgenomen;

    • ·

      naar een redelijkheid te bepalen uren indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die is aan te merken als een unieke een onroerende zaak die niet volgens de Landelijke Taxatiewijzer te taxeren is.

  • 5. Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding van een door een deskundige opgemaakt taxatierapport wordt uitgegaan van de volgende uurtarieven:

    • ·

      maximaal € 50,00 exclusief BTW indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die dient tot woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • ·

      maximaal € 65,00 exclusief BTW indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die niet dient tot woning en deze zaak is aan te merken als een courante of incourante niet -woning, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt;

    • ·

      maximaal € 116,09 (tarief 2013) exclusief BTW indien het taxatierapport betrekking heeft op een onroerende zaak die een unieke onroerende zaak is die niet volgens de Landelijke Taxatiewijzer te taxeren is, welk bedrag wordt verhoogd met BTW indien de BTW op belanghebbende drukt.

Artikel 9. Gemotiveerd afwijken

  • 1. De heffingsambtenaar heeft de bevoegdheid om, in afwijking van hetgeen wordt gesteld in deze beleidsregels, een lagere of hogere wegingsfactor toe te kennen. Het afwijken van hetgeen gesteld in deze beleidsregels wordt in de beslissing op bezwaar uitdrukkelijk gemotiveerd.

  • 2. De heffingsambtenaar oordeelt niet tot vergoeding van de proceskosten voor zover belanghebbende niet kan aantonen dat de betreffende kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.

Artikel 10. Uitbetaling aan belanghebbende

Het bedrag aan de proceskostenvergoeding wordt in beginsel overgemaakt op het rekeningnummer van belanghebbende. Indien uit de machtiging blijkt dat belanghebbende ermee instemt dat de kosten aan de gemachtigde worden uitbetaald, worden de verschuldigde kosten overgemaakt op een door de gemachtigde aangegeven bankrekening.