Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Geldend van 15-02-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidskader Vrijkomende Agrarische Bebouwing

Hoofdstuk 1 Inleiding

Paragraaf 1.1 Aanleiding

De afgelopen decennia is het aantal agrarische bedrijven sterk afgenomen.

Hierdoor is er sprake van een steeds groter aantal vrijkomende agrarische

bedrijfsgebouwen. De gemeente vindt het belangrijk om verloedering en

verrommeling van het buitengebied tegen te gaan. Dit was reden voor de

gemeenteraad om op 22 januari 2015 bij de vaststelling van de Structuurvisie

Haaren met een motie aandacht te vragen voor een ruimere wijzigingsbevoegdheid voor omschakelingsmogelijkheden bij (voormalige)

agrarische bedrijven in het bestemmingsplan. Naar aanleiding hiervan

is een bestuursopdracht uitgewerkt en is op basis daarvan een interactief

proces doorlopen met stakeholders, belanghebbenden en andere inwoners.

Dit heeft geleid tot het nu voorliggende beleid met aandacht voor goede

alternatieven voor vrijkomende agrarische bebouwing. Er is daarbij de

keuze gemaakt om geen kwaliteitscriteria met betrekking tot duurzaamheid

te benoemen, maar partijen uit te nodigen zelf aan te tonen op welke wijze

hun initiatief met vrijkomende agrarische bebouwing een meerwaarde is

voor de omgeving. Dit om ongewenste belemmeringen aan de voorkant te

voorkomen.

Paragraaf 1.2 Doelstellingen

Dit beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing staat ten dienste van

goede ruimtelijke ordening en heeft de volgende doelstellingen:

• Borgen dat er sprake blijft van levendige dorpen met een aantrekkelijk

buitengebied waarbij de dragers ook een goed economisch perspectief

behouden.

• Voorkomen van verdere verstening, leegstand en verpaupering van het

buitengebied, daarom:

o sloop van vrijkomende agrarische bebouwing stimuleren door sloopvoorwaarden en financiële compensatie;

o onder voorwaarden ruimte bieden voor nieuwe initiatieven in

vrijkomende agrarische bebouwing.

• Ontwikkelingen stimuleren die passen in het gebied, daarom:

o niet ongelimiteerd allerlei nieuwe activiteiten en bedrijvigheid in het

buitengebied toestaan;

o niet vooraf als gemeente precies vastleggen wat wel en niet kan, maar

wel werken met duidelijke randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden

moeten aansluiten bij de omvang en de impact van het initiatief op de

omgeving. Hierbij geldt een voorkeur voor doelvoorschriften in plaats

van middelvoorschriften. Dit zodat het doel vast staat, maar dat initiatiefnemer zelf kan bepalen hoe dit doel wordt bereikt. Dit geef ruimte

voor maatwerk en inbreng van andere partijen in de afweging rondom

de inpasbaarheid van een initiatief.

• Maatschappelijke verankering van nieuwe ontwikkelingen door onderling

overleg over ontwikkelingen binnen een gebied te stimuleren.

• Een flexibel instrument wat ook een helder kader biedt voor aanpassing

van initiatieven in de toekomst.

• Keuzemogelijkheden bieden aan initiatiefnemers voor wat betreft inspanningsverplichting, complexiteit procedure, kosten en ontwikkelingsmogelijkheden.

Paragraaf 1.3 Relatie met ander beleid

Dit beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing is een nadere uitwerking

van de randvoorwaarden uit de Structuurvisie Haaren bij nieuwe

bedrijfsmatige activiteiten in vrijkomende agrarische bebouwing. De

structuurvisie Haaren benoemd ook de mogelijkheid om onder strikte

voorwaarden nieuwe woningen toe te voegen. Dit kan ook een optie zijn

bij vrijkomende agrarische bebouwing maar daarvoor biedt dit beleid geen

mogelijkheden. Hiervoor gelden namelijk op grond van het provinciale

beleid zoals vastgelegd in de “Verordening Ruimte” al strikte regels.

Daarnaast heeft dit beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing een

relatie met de regeling “Kwaliteitsverbetering van het landschap gemeente

Haaren” omdat hier de verplichting tot sloop en eventueel de verdere

verplichte investering in kwaliteitsverbetering van het landschap is uitgewerkt.

Ook zijn de beleidsuitgangspunten van dit beleid voor vrijkomende

agrarische bebouwing toepasbaar op vergelijkbare ontwikkelingen op

andere locaties in het buitengebied, zoals locaties waar nu sprake is van een

woonbestemming of een bedrijfsbestemming.

Paragraaf 1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 geeft de aanleiding en de doelstellingen van dit beleid voor

vrijkomende agrarische bebouwing. Ook wordt in de hoofdstuk aangegeven

welke relatie dit beleid heeft met het provinciale en gemeentelijke beleid.

Hoofdstuk 2 beschrijft welke mogelijkheden dit beleid biedt en welke

voorwaarden daarbij van toepassing zijn. Hoofdstuk 3 beschrijft de hoofdlijnen

voor een sloopregeling in aansluiting op dit beleid. Tot slot wordt er

een toelichting gegeven bij de in hoofdstuk 3 genoemde voorwaarden.

Hoofdstuk 2 Mogelijkheden en voorwaarden

Het huidig bestemmingsplan Buitengebied biedt al diverse mogelijkheden voor nevenactiviteiten bij een agrarisch bedrijf en voor het omschakelen naar andere agrarische activiteiten. Deze optie met vrijkomende bebouwing is daarom niet verder uitgewerkt in dit beleid.

Dit beleid biedt de mogelijkheid voor vier nieuwe situaties op het moment dat op een agrarisch bouwvlak de agrarische activiteit is beëindigd of niet meer de hoofdactiviteit is, waarbij voor iedere situatie een aantal voorwaarden geldt waaraan het initiatief moet voldoen.

Paragraaf 2.1 Burgerwoning met maximaal 200m2 bijgebouwen

Op het moment dat de agrarische activiteiten op een locatie zijn beëindigd is het mogelijk de bestemming te wijzigen naar “Wonen” met daarbij maximaal 200m2 aan bijgebouwen. Hiervoor is in het huidige bestemmingsplan “Buitengebied” een wijzigingsbevoegdheid met een aantal regels opgenomen.

Paragraaf 2.2Burgerwoning met meer dan 200m2 bijgebouwen

Op het moment dat de agrarische bedrijfsactiviteiten op een locatie zijn beëindigd is het mogelijk op deze locatie [1] de bestemming van de agrarische bedrijfswoning om te zetten in een woonbestemming. Hierbij wordt alle (voormalige bedrijfs)bebouwing op deze locatie1 die niet wordt gesloopt bijgebouw bij de woning. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

• Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.

• De ontwikkeling is op het gebied van gezondheid en veiligheid inpasbaar in de omgeving. (geluid, geur, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid)

• Er wordt zorgvuldig omgegaan met de aanwezige in het bestemmingsplan vastgelegde belangen. Dit betekent dat:

o Er is aangetoond dat alle belanghebbenden uit de omgeving zijn geïnformeerd over het initiatief.

o Er is aangetoond dat belanghebbenden uit de omgeving voldoende kans hebben gehad om hun belang kenbaar te maken aan initiatiefnemer.

o Er is zichtbaar in het plan en daarbij behorende onderbouwing een afweging gemaakt over de ingebrachte belangen.

o Er is aangetoond dat er maximale inspanning is geweest voor het realiseren van draagvlak voor de aanpassing van het bestemmingsplan bij personen en groepen die invloed hebben op het plan en/of er door worden beïnvloed.

• Initiatief heeft een meerwaarde [2] voor de omgeving. Dit betekent dat:

o er aangetoond is dat het initiatief een meerwaarde heeft voor het gebied en aansluit bij de uitgangspunten van de structuurvisie Haaren voor het betreffende gebied .

o er zorgvuldig beheer en onderhoud van het gehele plan is geborgd voor nu en in de toekomst.

• Er wordt voldaan aan de regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Gemeente Haaren.

• Om hiervoor de passende bestemming in het bestemmingsplan te realiseren kan de gemeenteraad verzocht worden om herziening van het bestemmingsplan. Hiervoor dient de aanvrager een bestemmingsplan

voor te bereiden waarmee is aangetoond dat voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden en waarin ook is aangegeven op welke wijze het plan aandacht besteedt aan het beleid van de provincie zoals vastgelegd in de vigerende Verordening Ruimte.

[1] Met locatie wordt het agrarisch bouwvlak bedoeld zoals vastgelegd in het geldend bestemmingsplan.

[2] Deze meerwaarde komt bovenop de voorwaarden waaraan ook moet worden voldaan zoals de landschappelijke inpassing en de verplichte investering in kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze meerwaarde kan bijvoorbeeld bestaan uit de positieve bijdrage die het initiatief heeft op het gebied van duurzaamheid

Paragraaf 2.3 Bedrijfswoning met bedrijfsruimte van max. 200m2

Op het moment dat de agrarische bedrijfsactiviteiten op een locatie zijn beëindigd is het mogelijk op deze locatie de bestemming van de agrarische bedrijfswoning met maximaal 100m2 aan bijgebouwen en daarbij nog 200m2 aan bedrijfsbebouwing om te zetten in een bedrijfsbestemming indien alle

(voormalige agrarische bedrijfs)bebouwing op de locatie wordt gesloopt. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

• Er dient sprake te zijn van een bedrijfswoning. Dit betekent dat de op de locatie aanwezige woning functioneel gebonden is aan het bedrijf.

• Buitenopslag is niet toegestaan.

• De omvang van de bedrijfsbestemming inclusief bedrijfswoning en tuin mag niet meer bedragen dan 2000m2.

• Er is sprake van een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 van de handreiking “Bedrijven en milieuzonering 2009” of er is verantwoord dat de impact van het bedrijf niet groter is dan milieucategorie 2.

• Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.

• Er is gezorgd voor voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming voor de initiatiefnemer zelf, bezoekers, leveranciers en dergelijke, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.

• De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.

• Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

• De ontwikkeling is op het gebied van gezondheid en veiligheid inpasbaar in de omgeving. (geluid, geur, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid)

• Er wordt voldaan aan de regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Gemeente Haaren.

• Om hiervoor de passende bestemming in het bestemmingsplan te realiseren kan de gemeenteraad verzocht worden om herziening van het bestemmingsplan [3]. Hiervoor dient de aanvrager een bestemmingsplan

voor te bereiden waarmee is aangetoond dat voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden en waarin ook is aangegeven op welke wijze het plan aandacht besteedt aan het beleid van de provincie zoals vastgelegd in de vigerende Verordening Ruimte.

• Indien het een initiatief betreft voor een periode van maximaal 10 jaar kan aanvrager in plaats van een bestemmingsplanherziening een aanvraag om een tijdelijke omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2° van de Wabo bij het college indienen. De inhoudelijke voorwaarden

voor deze aanvraag bij de beoordeling zijn hetzelfde als bij een herziening. Het voordeel van deze mogelijkheid is echter dat er sprake is van een eenvoudigere procedure als bij een herziening.

[3] Het voornemen is om in het bestemmingsplan Buitengebied een wijzigingsbevoegdheid voor het college op te nemen om op deze aanvragen te besluiten, zodat er in de toekomst sprake is van een eenvoudigere procedure.

Paragraaf 2.4 Bedrijfswoning met bedrijfsruimte groter dan 200m2

Op het moment dat de agrarische bedrijfsactiviteiten op een locatie zijn beëindigd is het mogelijk op deze locatie de bestemming van de agrarische bedrijfswoning met de voormalige bedrijfsbebouwing om te zetten in een bedrijfsbestemming. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

• Er dient sprake te zijn van een bedrijfswoning. Dit betekent dat de op de locatie aanwezige woning functioneel gebonden is aan het bedrijf

• Er is sprake van een bedrijf in milieucategorie 1 of 2 van de handreiking “Bedrijven en milieuzonering 2009” of er is verantwoord dat de impact van het bedrijf niet groter is dan milieucategorie 2.

• Er is sprake van een goede landschappelijke inpassing.

• Er is gezorgd voor voldoende parkeergelegenheid binnen de bestemming voor initiatiefnemer zelf, bezoekers, leveranciers en dergelijke, zodat er geen overlast wordt ervaren door de omgeving.

• De normale afwikkeling van het verkeer blijft mogelijk en de verkeersveiligheid komt niet in het geding.

• Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.

• De ontwikkeling is op het gebied van gezondheid en veiligheid inpasbaar in de omgeving. (geluid, geur, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid)

• Er wordt zorgvuldig omgegaan met de aanwezige in het bestemmingsplan vastgelegde belangen. Dit betekent dat:

o Er is aangetoond dat alle belanghebbenden uit de omgeving zijn geïnformeerd over het initiatief.

o Er is aangetoond dat belanghebbenden uit de omgeving voldoende kans hebben gehad om hun belang kenbaar te maken aan initiatiefnemer.

o Er is zichtbaar in het plan en daarbij behorende onderbouwing een afweging gemaakt over de ingebrachte belangen.

o Er is aangetoond dat er maximale inspanning is geweest voor het realiseren van draagvlak voor de aanpassing van het bestemmingsplan bij personen en groepen die invloed hebben op het plan en/of er door worden beïnvloed.

• Initiatief heeft een meerwaarde voor de omgeving. Dit betekent dat:

o er aangetoond is dat het initiatief een meerwaarde heeft voor het gebied en aansluit bij de uitgangspunten van de structuurvisie Haaren voor het betreffende gebied .

o er zorgvuldig beheer en onderhoud van het gehele plan is geborgd voor nu en in de toekomst.

• Er wordt voldaan aan de regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap Gemeente Haaren.

• Om hiervoor de passende bestemming in het bestemmingsplan te realiseren kan de gemeenteraad verzocht worden om herziening van het bestemmingsplan. Hiervoor dient de aanvrager een bestemmingsplan

voor te bereiden waarmee is aangetoond dat voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden en waarin ook is aangegeven op welke wijze het plan aandacht besteedt aan het beleid van de provincie.

• Indien het een initiatief betreft voor een periode van maximaal 10 jaar kan aanvrager in plaats van een bestemmingsplanherziening een aanvraag om een tijdelijke omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12, eerste lid, sub a, onder 2° van de Wabo bij het college indienen. De inhoudelijke voorwaarden

voor deze aanvraag bij de beoordeling zijn hetzelfde als bij een herziening.

Hoofdstuk 3 Sloopregeling

Het beeld is dat niet alle vrijkomende agrarische bebouwing gebruikt gaat worden voor nieuwe initiatieven. Niet alle gebouwen en locaties zijn namelijk geschikt voor nieuwe functies. Het is daarom ook wenselijk om sloop te stimuleren. Dit door:

• Vergoeding voor sloop beschikbaar te stellen.

• Op grond van de regeling kwaliteitsverbetering landschap gemeente Haaren sloop te verplichten bij hergebruik van voormalige agrarische bebouwing.

Bijlage Toelichting bij de voorwaarden

Goede landschappelijke inpassing

Voor een goede landschappelijke inpassing dient het initiatief gepaard te gaan met een landschapsplan en dient de instandhouding van deze inpassing geborgd te zijn. De landschappelijke inpassing moet passend zijn in het betreffende gebied en er moet daarom rekening worden gehouden met de

voor het gebied vastgelegde omgevingskwaliteiten in het Haarens Kwaliteitsmenu.

Inpasbaarheid op het gebied van gezondheid en veiligheid

Een nieuwe activiteit kan effect hebben op de woon- en leefkwaliteit in de omgeving. Denk aan mogelijke overlast op het gebied van geluid, geur en luchtkwaliteit. Aangetoond moet worden dat bij een nieuwe activiteit voldaan wordt aan de geldende regelgeving op het gebied van geur, geluid, luchtkwaliteit, veiligheid en gezondheid. Een belangrijk aandachtspunt hierbij is ook hoe het initiatief rekening houdt met het verbod op asbestdaken dat vanaf 2024 gaat gelden.

Ook omgekeerd moet de omgeving van locatie voor de nieuwe activiteit geen onevenredige en onaanvaardbare risico’s op het gebied van gezondheid en veiligheid met zich mee brengen. Bijvoorbeeld gezondheidsrisico’s ten gevolge van dierziekten en achtergrondbelasting geur bij veehouderijbedrijven

in de omgeving en gebruik van bestrijdingsmiddelen in de nabije omgeving. Op het moment dat er twijfels zijn over eventuele risico’s op het gebied van gezondheid kan de GGD om advies worden gevraagd. Uitgangspunten in deze adviezen is niet alleen de wettelijke milieunormen maar ook de gezondheidskundige advieswaarden, zodat het mogelijk wordt een weloverwogen besluit hierover te nemen.

Geen onevenredige aantasting in het geding zijnde belangen

Een nieuwe activiteit kan betekenen dat er een nieuw milieugevoelig object ontstaat (o.a. op het gebied van geur, geluid en externe veiligheid. Dit kan een belemmering vormen voor bedrijven die al met bestaande activiteiten aanwezig zijn in de omgeving. Bijvoorbeeld als de afstand tot deze nieuwe

activiteit kleiner is dan tot de huidige woning. Een bedrijf in de omgeving kan daardoor mogelijk niet meer alle gebruiksmogelijkheden die de locatie nu heeft op grond van het geldende bestemmingsplan benutten waar dat eerder wel mogelijk was. Dit is ongewenst. Bij het realiseren van een nieuwe activiteit

moet daarom aangetoond worden dat er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de belangen in de omgeving. Ook mag het initiatief geen negatief effect hebben op de instandhoudingsdoelen van de Wet natuurbescherming, archeologische verwachtingswaarde, cultuurhistorie, bodem en waterhuishouding.

Normale afwikkeling verkeer (bereikbaarheid en veiligheid)

Iedere ontwikkeling gaat gepaard met verkeersgeneratie. Dit wordt bepaald aan de hand van CROW publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie. Stedelijkheidsgraad: niet stedelijk (<500 adressen per km2)

• Aangetoond dient te worden via welke wegen het verkeer wordt afgewikkeld en dat deze wegen deze verkeerstoename goed kunnen verwerken en er geen verkeersonveilige situaties ontstaan. Een toename van vracht- en landbouwverkeer door de bebouwde kom staan we niet toe.

• De ontsluiting op de openbare weg vindt plaats doormiddel van een veilige uitweg. Voldaan wordt aan: Beleidsregels Uitwegen Gemeente Haaren, CROW publicatie 288 Uitritten en uitritconstructies

Voldoende parkeergelegenheid

De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van parkeernormen in het GVVP Haaren. Volstaan deze normen niet wordt teruggevallen op CROW publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie.