Beleid coffeeshops Haaren 1998 + bijl. 1 + toelichting

Geldend van 15-07-1998 t/m heden

Intitulé

Beleid coffeeshops Haaren 1998 + bijl. 1 + toelichting

Raadsvergadering: niet van toepassing

Commissievergadering ABZ en Middelen 15-09-98

Agendapunt:

Onderwerp: Beleidsnotities inzake coffeeshops, houseparty's en grote evenementen.

Aan de commissie,

Aanleiding

De notitie inzake coffeeshops, houseparty's en grote evenementen hebben van 30 maart 1998 tot 15 april ter inzage gelegen.

Kort samengevat behelzen de notities inhoudelijk het volgende:

- Coffeeshops;

in de notitie " het gemeentelijk beleid ten aanzien van coffeeshops" is aangegeven dat de gemeente Haaren een nuloptie inzake coffeeshops wenst te voeren; dit betekend dat coffeeshops in de gemeente zullen worden verweerd; in den notitie is beargumenteerd aangegeven waarom het college voor het nuloptiebeleid heeft gekozen. Deze notitie is voortgekomen uit de districtelijke werkgroep IVB / Driehoeksoverleg.

- Houseparty's; in de notitie "houseparty's" is aangegeven waarom de houseparty's en vergelijkbare evenementen tot reguliere horeca-inrichtingen wordt beperkt. Aanleiding tot het opstellen van deze notitie was de escalatie van een "examenfeest", zomer 1997, dorp Haaren.

- Grote evenementen; in de notitie "beleid inzake grote evenementen" is aangegeven dat de beleidsregels een uitwerking zijn van de artikelen in de A.P.V. en ondersteunen de beoordeling van elke afzonderlijke vergunningaanvraag; uitgangspunt bij het evenementenbeleid is dat rekening gehouden wordt met het specifieke karakter van de gemeente en met specifieke eigenschappen van evenementen.

Voorstel

Kennis te nemen van de door B&W op 7 juli 1998 vastgestelde notities.

Haaren, 7 juli 1998.Burgemeester en wethouders van Haaren,Secretaris, burgemeester,H. Verhoeven. J.E.A. Haas.

Beleid coffeeshops.

Hoofdstuk I Schets van de problematiek.

Drugs zijn niet meer weg te denken uit onze samenleving. Door de liberalisatie van de handel in softdrugs heeft Justitie een opsporing- en vervolgingsbeleid ontwikkeld dat afwijkt van de benadering van de handel in harddrugs.

Om te voorkomen dat matige gebruikers van softdrugs in aanraking komen met harddrugs en/of in criminele kringen terecht komen, is het openbaar ministerie de handel in softdrugs onder voorwaarden oogluikend gaan toestaan.

In veel gemeenten heeft in de afgelopen jaren een wildgroei van coffeeshops plaatsgehad. Onder een coffeeshops wordt verstaan: een alcoholvrije horeca-inrichting waarin handel en gebruik van softdrugs plaatsvindt.

Gemeenten die in het verleden de handel in softdrugs volledig wilden verbieden werden in dit streven belemmerd door het gedoogbeleid van het ministerie totdat uit jurisprudentie bleek dat een gemeente bevoegd is een coffeeshop volledig te weren als zulks voortvloeit uit terzake geformuleerd en vastgesteld beleid. Een gemeente kiest in zo'n geval voor een nulbeleid. De vraag is of de gemeente Haaren kiest voor het reguleren, dan wel het weren van coffeeshops. In beide gevallen dient de gemeente beleid te formuleren.

Hoofdstuk II Het belang van gemeentelijk beleid.

In de gemeente Haaren bestaat nog geen beleid ten aanzien van coffeeshops. Het formuleren van een dergelijk beleid is om diverse redenen noodzakelijk:

  • 1.

    door Justitie wordt ten aanzien van het gebruik van softdrugs een gedoogbeleid gevoerd (zogenaamde AHOJG-criteria : geen affichering, geen harddrugs, geen overlast, geen verkoop aan jongeren beneden 18 jaar en geen verkoop van hoeveelheden boven 5 gram; de maximale handelsvoorraad per coffeeshop mag niet meer bedragen dan 500 gram;) voor het nuloptiebeleid is het noodzakelijk dat de gemeente zelf aanvullende beleidsregels vaststelt;

  • 2.

    de jurisprudentie op het gebied van bestuursrecht toont aan dat het formuleren van een nulbeleid mogelijk is, in ieder geval indien de gemeente overtuigend en zorgvuldig aantoont dat de dreiging van overlast bij vestiging reëel aanwezig is; maar ook zonder die dreiging is nulbeleid mogelijk (zie criteria uitspraak Naaldwijk, genoemd in de toelichting);

  • 3.

    drie partijen hebben met het beleid ten aanzien van coffeeshops te maken: het openbaar ministerie, de politie en gemeente; deze instanties kunnen afspraken maken over het lokale drugsbeleid in het zgn driehoeksoverleg; het formuleren van beleid is van belang voor de bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke handhaving;

  • 4.

    de gemeente Haaren voert een preventiebeleid ten aanzien van jongeren, er op gericht om risicovol gedrag onder jongeren uit te bannen of minder kans te geven: in dit beleid past het beleid als instrument ten aanzien van coffeeshops;

  • 5.

    het gemeentebestuur is verantwoordelijk voor het woon- en leefklimaat in de gemeente; uitgesproken dient te worden of het reguleren of weren van coffeeshops in de gemeente vanuit de plaatselijke situatie noodzakelijk is;

  • 6.

    behalve voor de gemeente Haaren is het beleid ten aanzien van coffeeshops van belang voor buurtgemeenten; vandaar dat onze gemeente haar beleid afstemt op dat van de andere gemeenten binnen district 2 van de politieregio Brabant-Noord (de gemeenten Boxtel, Schijndel, Sint-Michielsgestel, Sint Oedenrode en Vught); indien een gemeente kiest voor het hanteren van een nuloptiebeleid getuigt het van zorgvuldigheid, bestuurlijk overleg te voeren met de buurtgemeenten over het gebruik dat inwoners van de gemeente maken van coffeeshops in buurtgemeenten.

Ad.4 De situatie in Haaren: het jeugdbeleid en preventief verslavingszorgbeleid.

De gemeente Haaren heeft gekozen voor een geïntegreerde aanpak van het jeugd- en jongerenbeleid en een geïntegreerd verslavingszorgbeleid, gericht op het voorkomen of het zoveel mogelijk beperken van risicovol gedrag onder jongeren. In dit beleid, waarin preventie een wezenlijke pijler vormt, past het niet dat de gemeente de exploitatie van één of meerdere coffeeshops mogelijk maakt.De uitvoering van dit beleid zal worden bemoeilijkt door de aanwezigheid van coffeeshops in de gemeente.

In de gemeente zijn thans geen coffeeshops aanwezig en de gemeente is ook niet van plan deze faciliteit toe te staan, mede omdat een door de GGD ingesteld onderzoek heeft aangetoond dat ruim 10 procent van de tweede en vierde klassen in het voortgezet onderwijs zich riskant gedraagt, d.w.z. risicovolle gewoonten heeft aangenomen als drinken, roken gebruikt van softdrugs en gokken. Overigens is t.a.v. gokken reeds beleid geformuleerd en vastgesteld. Het beleid is erop gericht deze gevaarlijke tendens door middel van gerichte preventieactiviteiten om te buigen. Uit landelijke ervaringsgegevens bij de zogenaamde Trimbosaanpak (een gestructureerde preventie vanaf 8 basisonderwijs en de klassen 1 t/m 4 in het voortgezet onderwijs) blijkt dat kinderen weerbaarder worden en dat experimenteergedrag niet wordt omgezet in gebruikersgedrag. Bij een preventieve aanpak past het niet om vervolgens een legaal aanbod van softdrugs te creëren, bedoeld voor de leeftijdscategorie na deze preventieperiode. Men probeert immers alles te doen om te voorkomen dat jongeren tot de consumenten van coffeeshops gaan behoren. Het zou een tegenstrijdigheid in beleid zijn. Bij de politie is bekend dat de groep gebruikers de softdrugs betrekken van de coffeeshops in de omliggende steden en dat wordt verhandeld in de eigen groepen. Dit betekend dat de politie er een logistiek op na houdt die recht doet aan het hierna te noemen concentratiemodel. Dit gegeven leidt ook tot de conclusie dat een nulbeleid kan worden gevoerd. Van belang daarbij is dat door de politie een gericht repressief beleid wordt gevoerd ten aanzien van straathandel waarbij jeugdigen betrokken zijn.Hierover dienen afspraken te worden gemaakt in het driehoeksoverleg. Voor het inzicht in het jeugdbeleid en het verslavingszorgbeleid wordt verwezen naar bijlage I.

Ad.5. Beleidsafstemming binnen de politieregio c.q. het politiedistrict.

In de notitie afstemming inzake beleid coffeeshops van de politieregio Brabant-Noord zijn twee varianten te onderscheiden in verband met "verdeling" van gedoogde coffeeshops over de regio: het spreidingsmodel en het concentratiemodel. In het spreidingsmodel is sprake van spreiding van de gedoogde coffeeshops over de hele regio, bij voorbeeld volgens de - landelijk aanvaarde- norm van één gedoogde shop per 20.000 inwoners. In het concentratiemodel wordt uitgegaan van de bestaande situatie: een concentratie van coffeeshops in het stedelijk gebied, vermengd met andere horecafuncties.De notitie noemt als nadelen van het spreidingsmodel: het toelaten van coffeeshops in gemeenten waar geen enkel draagvlak aanwezig is, de geringe beheersbaarheid bij een grote spreiding en het probleem van een goede afstemming.Gelet op deze nadelen wordt een voorkeur uitgesproken voor het concentratiemodel, dat het beste aansluit bij de bestaande situatie. De richtnorm van 20.000 inwoners zou -volgens de notitie- in dit model gelegd kunnen worden op 40.000 inwoners, zodat de gemeenten met minder inwoners voor de nuloptie zouden kunnen kiezen.

Ad.6. De positie van Haaren in de stadsregio.

De gemeente Haaren ligt op geringe afstand van de binnenstad van 's-Hertogenbosch waarin reeds sprake is van gevestigde coffeeshops. In de binnenstad bevinden zich bovendien talrijke andersoortige recreatie- en horeca-inrichtingen die de binnenstad voor coffeeshopbezoekers aantrekkelijk maken.Uitgaande van het concentratiemodel en van de richtnorm van 40.000 inwoners ligt voor de gemeente Haaren de keuze voor een nuloptie uit het oogpunt van bestaande infrastructuur en ruimtelijke situering voor de hand.

Hoofdstuk III Conclusies.

De gemeente Haaren heeft tot op heden geen beleid gevoerd ten aanzien van coffeeshops. Om een aantal redenen wenst de gemeente coffeeshops niet binnen haar grondgebied toe te staan:

- het toestaan van coffeeshops zou het tot nu toe gevoerde jeugd- en jongerenbeleid en preventieve verslavingszorgbeleid doorkruisen;

- het huidige gebruik en het betrekken van softdrugs geeft geen aanleiding tot het scheppen van faciliteiten.

- Het scheppen van faciliteiten is ook niet noodzakelijk omdat deze in het aangrenzende stedelijke gebied aanwezig zijn;

- De gemeente Haaren is voorstander van het - door de politieregio Brabant-Noord voorgestane concentratiemodel, in het bijzonder vanuit de aspecten beheersbaarheid en afstemming;

- Uitdrukkelijk zij hierbij aangetekend dat bij het voeren van een nulbeleid een versterkt repressief optreden tegen straathandel in softdrugs, op basis van afspraken in het driehoeksoverleg geboden is.

Hoofdstuk IV Effectuering van het nuloptiebeleid.

Voor het preventief beleid is het hanteren van een overlastverordening een effectief instrument. Hiermede krijgt de gemeente de mogelijkheid om horeca-inrichtingen aan een vergunningenstelsel te onderwerpen. Eventuele coffeeshopexploitanten dienen voor het vestigen van een coffeeshop een vergunning aan te vragen, die op grond van het vastgestelde beleid niet verstrekt zal worden.Voor het handhaven van de nuloptie is artikel 2.4.10 een geschikt instrument om een eventuele coffeeshop te sluiten.

1

- Opvoedingsondersteuning.

Geen zelfstandig beleid maar gebeurt in samenspraak met de GGD.

- Casemanagement.

In samenwerking met Vught wordt in een netwerk van participerende instellingen een casemanagement ontwikkeld. Het is een preventief jeugdhulpverleningsproject voor Haarense jongeren tussen 10 en 24 jaar die te kampen hebben met enkel- of meervoudige problematiek en die bij de aanpak van hun problemen hulp nodig hebben. Ten behoeve van dit doel wordt een casemanager aangewezen en met de jongere een traject afgesproken. In het netwerk zijn betrokken: het onderwijs met de functie schoolmaatschappelijk werk, de politie, de Stichting Welzijn Vught en de leerplichtconsulent.

- Jeugd Preventie Project (JPP).

Het JPP project is vanuit de werkgroep integrale veiligheid opgestart. In tegenstelling tot de doelgroep van het casemanagement is hier reeds sprake van jongeren die een licht delict hebben gepleegd waarvoor vervolgens een traject wordt uitgestippeld. Dit traject kan in plaats komen van een jusitiële sanctie.- Schoolmaatschappelijk werk.In het Haarense basisonderwijs wordt gedurende enkele uren per week schoolmaatschappelijk werk aangeboden. Op deze manier wordt hulp geboden aan leerlingen van wie op scholen blijkt dat ze in de problemen zijn geraakt of dreigen te geraken. Daarbij wordt nauw samengewerkt met leerkrachten en schoolarts. Het is een vorm van vroeghulp om te voorkomen dat men later in "verharde" problemen terecht zou komen. Op dit moment is gaande een onderzoek naar een mogelijke gemeentelijke bijdrage in dit project.

- Lokaal preventieplan verslavingszorg en schoolpreventieplan.

Op dit moment is de gemeente Haaren doende om een lokaal preventieplan verslavingszorg op te stellen waarna het na politieke besluitvorming tot uitvoering kan worden gebracht. Het plan behelst primaire algemene primaire activiteiten met behulp van informatiematerialen die op diverse locaties zullen worden aangeboden. Tevens specifieke informatie die beschikbaar komt op de door jeugd vaak bezochte plekken en vervolgens een specifiek op scholen gerichte preventie.Het gemeentelijk beleid ten aanzien van coffeeshops.

1 Het gemeentelijk beleid ten aanzien van coffeeshops.

De notitie inzake het gemeentelijk beleid ten aanzien van coffeeshops is tot stand gekomen na overleg met de betreffende gemeenten binnen district 2 van de regio Politie Brabant-Noord. Het coffeeshopbeleid binnen de gemeente Haaren dient vanuit de plaatselijke situatie te worden beargumenteerd.Argumenten kunnen zijn:

- het al dan niet aanwezig zijn van coffeeshops, in de eigen gemeente of in een buurtgemeente;

- de registratie van het aantal gebruikers in de gemeente plus kennis van de veronderstelde logistiek van softdrugverschaffing;

- het in de gemeente gevoerde jeugd- en jongerenbeleid;

- het in de gemeente gevoerde onderwijs- en gezondheidsbeleid en specifiek het verslavingszorgbeleid;

- het spreidingsmodel dat een gemeente, samen met buurtgemeenten, nastreeft (geconcentreerd of gegeconcentreerd);

- de situering van de gemeente in groter verband (in het buitengebied of in stedelijk gebied);

- het justitiële gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops (dat uitgaat van jongeren vanaf 18 jaar) en het effect van dit beleid op jongeren beneden 18 jaar;

- de bestaande overlast in de gemeente (is er sprake van overlast ? op welke plaatsen doet zich de overlast voor ?); een beeld hierop kan worden verkregen door de overlastgegevens systematisch in kaart te brengen.Op basis van deze argumenten zal een keuze gedaan kunnen worden voor regulering dan wel wering van coffeeshops (nulbeleid).

Recente jurisprudentie.

Voor de onderbouwing van het nuloptiebeleid is van belang de uitspraak van de Afdeling rechtspraak van de Raad van State, van 22 mei 1997, betreffende de sluiting van een coffeeshop in Naaldwijk; Gemeentestem no. 7057, blz. 405 e.v.Deze uitspraak is van belang voor de houdbaarheid van het nuloptiebeleid, dat is het beleid waarin de gemeente vastlegt horecabedrijven, waarvan de exploitatie (mede) is gericht op de verkoop of handel in softdrugs, binnen het grondgebied van de gemeente te weren.Kern van de uitspraak: de burgemeester komt in beginsel de vrijheid toe om ter bescherming van het woon- of leefklimaat dan wel de openbare orde het beleid te voeren geen enkele coffeeshop toe te staan, mits de burgemeester deugdelijk kan motiveren waarom hij dit beleid redelijk en wenselijk acht. Aan de deugdelijkheid van deze motiveringen mogen echter niet zodanig hoge eisen worden gesteld, dat alleen bij zeer bijzondere lokale omstandigheden een dergelijk beleid aanvaardbaar zou worden geoordeeld.Bijzondere omstandigheden in Naaldwijk:

a) De exploitatie van een coffeeshop heeft een aanzuigende werking op personen die softdrugs willen verkrijgen.

b) Een coffeeshop past niet in het karakter van de gemeente en stuit op bezwaren van de inwoners.

c) Jongeren dienen niet in de gelegenheid te worden gesteld met softdrugs in aanraking te komen.

Samengevat:

1e) het gemeentelijk beleid dient gemotiveerd te zijn;

2e) het beleid mag niet kennelijk onredelijk of anderszins onjuist zijn en

3e) verwijzen naar algemeen beleid is voldoende.

Het nuloptiebeleid staat niet haaks op het justitieel gedoogbeleid. Het justitieel gedoogbeleid beoogt bepaalde negatieve effecten van feitelijk bestaand drugsgebruik terug te dringen en niet om onbelemmerde verkoop van softdrugs te laten plaatsvinden.

Opvallend is, dat de keuze voor het nuloptiebeleid niet alleen vanuit de plaatselijke situatie behoeft te worden beargumenteerd. Ook argumenten in algemene zin zijn voor het voeren van een nuloptiebeleid deugdelijk.Opvallend is voorts dat reële dreiging van overlast niet behoeft te worden aangetoond, in tegenstelling tot de casus Hulst, waarin die eis wél werd gesteld. De dreigende overlast bestond in dat geval uit de mogelijke, zeer wel denkbare komst van buitenlandse drugstoeristen.

Nieuwe richtlijnen.

Voor de onderbouwing van het nuloptiebeleid zijn voorts van belang: de nieuwe, per 10 september 1996 in werking getreden Richtlijnen voor het opsporing- en strafvorderingbeleid inzake strafbare feiten (Stcrt. 1996, 187).Enkele conclusies naar aanleiding van deze richtlijnen:

* in verband met de bestuur- en strafrechtelijke handhaafbaarheid zal elke gemeente een expliciet en inzichtelijk coffeeshopbeleid dienen te voeren;

* een goed geformuleerd gemeentelijk coffeeshopbeleid wordt door justitie strafrechtelijk ondersteund, dat wil zeggen dat in overleg met het gemeentebestuur strafrechtelijk wordt opgetreden indien de AHOJG-criteria worden overtreden;

* voor nuloptiebeleid is het niet noodzakelijk dat een reële dreiging van overlast wordt aangetoond; er moet wel beleid zijn vastgesteld;

* nuloptiebeleid geeft geen bevoegdheid aan de gemeente om een coffeeshop te sluiten; voor sluiting geldt artikel 174a van de Gemeentewet; de bevoegdheid van de burgemeester bestaat alleen indien een woning of lokaal zodanig wordt gebruikt dat ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde te vrezen is; die potentiële overlast moet worden gemotiveerd.Sluiting van panden is mogelijk op bsais van artikel 2.4.10 van de APV, terwijl woningen van waaruit drugshandel plaatsvindt gesloten kunnen worden op basis van artikel 174a van de Gemeentewet. Deze laatste wetswijziging is een gevolg van het feit dat op grond van internationaal recht een einde werd gemaakt aan de mogelijkheid om op grond van artikel2.4.10 van de APV een woning te sluiten. In de nabije toekomst lijkt met de komst van artikel 13b van de Opiumwet, de zogenaamde Damoclesregeling, ook sluiting mogelijk bij het constateren van handel in drugs. Hiermee krijgt de burgemeester de mogelijkheid om bestuurlijke maatregelen toe te passen in het kader van de bestuursrechtelijke handhaving van de Opiumwet.

In de nieuwe richtlijnen wordt ook gewag gemaakt van het feit dat "in het lokale driehoeksoverleg kan worden afgesproken dat in een bepaalde gemeente in het geheel geen coffeeshops worden gedoogd".Op grond van een weging van de op bladzijde 1 genoemde argumenten kiest de gemeente Haaren voor een nuloptiebeleid. Dit beleid heeft tot doel te voorkomen dat de openbare orde en de woon- en leefsituatie in de gemeente nadelig wordt beïnvloed. De gemeente stelt zich ten doel om met een gericht onderwijsbeleid, jeugd- en jongerenbeleid en een op preventie gericht verslavingszorgbeleid te voorkomen dat jeugdigen gebruiksafhankelijk worden. Daarin past het om deze jongeren geen directe gelegenheid te bieden om met softdrugs in aanraking te komen.

Financiële consequenties.

deze zijn moeilijk in te schatten. Het weren van coffeeshops (bij een nuloptie) zal een versterkt repressief optreden tegen straathandel in softdrugs vergen.